Bichara Khader en Claude Roosens (dir.). Belges et Arabes. Voisins distants, partenaires nécessaires. UCL, Presses Universitaires de Louvain, 2004. 262 blz.
Wie een boek in handen krijgt met de titel "Belges et Arabes"zal onwillekeurig denken aan Abou Jahjah, zijn Arabisch-Europese Liga (AEL) en hun problemen met de Antwerpse en Belgische autoriteiten. Nochtans wordt Abou Jahjah niet één keer vermeld in dit boek.
Dat wil niet zeggen dat dit een slecht boek is. Integendeel. Bichara Khader, professor aan de Université Catholique de Louvain en directeur van het aan deze universiteit door hem opgerichte Centre d’études et de recherches sur le monde arabe contemporain (CERMAC), staat borg voor kwaliteit. Al in 1990 schreef hij een eerste boek over de relaties van België met de Arabische wereld en in 1999 publiceerde hij het baanbrekende en indrukwekkende "L’Europe et la Palestine: des Croisades à nos jours".
Palestina ligt hem als Palestijn van de Westelijke Jordaanoever nauw aan het hart. Hij studeerde in Leuven, samen met zijn broer Naïm, de in 1980 in Brussel vermoorde vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), toen de Israëli’s in 1967 de Westelijke Jordaanoever bezetten. Beide broers werden plots ballingen, die hun energie begonnen te steken in de Palestijnse zaak.
Bichara Khader kent Abou Jahjah omdat deze ook in Louvain-la-Neuve gewerkt heeft. Maar dat hij niet in het boek wordt vermeld – alhoewel het om een nieuw fenomeen gaat in de moslim-gemeenschap – is gewoon te wijten aan het feit dat niemand van de deelnemers aan het CERMAC-colloquium van 2002, waarvan dit boek de neerslag is, dit fenomeen heeft behandeld. Ook wel een beetje omdat de meeste auteurs Franstalige Belgen zijn en hun gezichts- en onderzoeksveld soms niet verder reikt dan Franstalig België. Wat niet verhindert dat het boek een schat aan interessante gegevens bevat.
Het boek bestaat uit drie luiken: een politiek, een sociaal en een economisch en bevat 12 artikels van de hand van in totaal 16 auteurs. Het derde luik, het economische, is het meest technische: het gaat over de handelsbetrekkingen tussen België en de Arabische landen, de investeringen, de problematiek van de Belgische en Europese energiebehoeften, met een detailstudie over de economische relaties tussen België en Tunesië en als toetje nog een artikel over wat de Belgisch-Luxemburgs-Arabische Kamer van Koophandel te Brussel doet.
Het eerste luik is het eerste. Na een inleidend artikel van Bichara Khader, waarvan de titel ook die van het boek is geworden, volgt er een artikel over België en het Nabije Oosten, waarin ook veel aandacht wordt besteed aan Irak, en een derde over de Europese Unie en het Israëlisch-Arabisch conflict. Het zijn alles samen genomen "brave" artikelen, vooral gebaseerd op de officiële standpunten, zeg maar op de woorden, terwijl de daden wel een ander, pro-Israëlisch beeld geven. In het artikel over België wordt dat wel een paar keer gesuggereerd, maar het Europese is duidelijk vanuit een pro-Israëlische visie geschreven: er wordt o.m. een pleidooi gehouden tegen Europese sancties tegen Israël. Met als één van de argumenten dat dit slecht zou zijn voor de Palestijnen! Waarbij men zich de vraag kan stellen of het nog slechter kan dan het nu is.
Het sociale luik gaat over de moslim-gemeenschap in België. En bevat zeer ongelijke stukken. De studie "Identités multiples, valeurs et anti-américanisme: une étude auprès des jeunes musulmans issus de l’immigration" (van Vassilis Saroglou en Philippe Galand) is gebeurd op het resultaat van vragenlijsten die in een aantal scholen werden ingevuld na 11 september 2001. Voorzeker een zeer degelijk werkstuk, maar zo academisch dat het nauwelijks verstaanbaar is. Het stuk van Johan Leman, ex-directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding, over islamophobie kan als het zwakste van het hele boek worden bestempeld. Het gaat over de na 11 september vastgestelde anti-islamitische feiten en verder vraagt hij zich af of die islamofobie op eeuwenoude feiten zoals de Moren-fobie die bij de Spanjaarden nog altijd zou leven en zoals de kruistochten. Geen woord echter over de officiële islamofobie, zoals die zich uit door speciale controles op imams (bv. de Staatsveiligheid die zijn zegen moet geven aan verkozen leden van de moslim-executieve) op moslim-preken en –onderwijs, op moslimverenigingen en door de eis dat de moslims hun eigen identiteit zouden opgeven enz. Om de voortdurende verdachtmakingen niet te vergeten. Als men hetzelfde van de joden zou eisen en hetzelfde over hen vertellen, dan zouden de verantwoordelijken snel, en terecht, van antisemitisme worden beschuldigd en voor de rechtbank gebracht.
Eén van de meest interessante stukken is "L’islam et les musulmans à l’heure du JT ". Waarbij JT staat voor « journal télévisé ». De auteur, Hassan Nasser onderzocht voor zijn studie 258 journaals van de RTBf uit de periode 1993 en 2000. Nauwkeurig wordt uit de doeken gedaan hoe de islam waarschijnlijk onbewust systematisch in een slecht daglicht wordt gesteld. Onder meer door de keuze van archieffragmenten, waarbij steevast moskeeën, gebaarde mannen en gesluierde vrouwen in beeld worden gebracht, ook als het nieuwsitem daar niets mee te maken heeft. Er ook voortdurend gesuggereerd dat de moslimwereld een achterlijke wereld is. En één monolithisch blok is. Elke nuancering – maar dat is tegenwoordig zo in de hele mainstream-pers – lijkt uit den boze. Alsof het christendom zou kunnen gereduceerd worden tot bv. de visie van kardinaal Joos.
(Uitpers, nr. 55, 5de jg., juli-augustus 2004)