Het is niet de eerste keer dat er vanuit linkse hoek een negatieve reactie komt op mijn artikels over de Baskische kwestie. Ook in Spanje – al is dit steeds minder het geval – zien sommige linkse idealisten de activiteiten van ETA als een “emancipatiestrijd”, zoals Jan Van Ormelingen het met gevoel voor eufemisme noemt (zie Uitpers, nr. 86, mei 2007, Niet mals voor de Basken).
Laat ik mij beperken tot het aanstippen van enkele onwaarheden uit zijn reactie:
– dat ik niet mals zou zijn voor de Basken is onzin. Ik ben niet mals voor ETA en voor al wie hun activiteiten (en daar reken ik dus een gering deel van de Baskische links-nationalisten bij) goedpraat.
– dat Madrid nauwelijks toehapte toen ETA instemde om te beginnen praten is onjuist. Volgens recente onthullingen heeft Zapatero nagenoeg onmiddellijk gereageerd en is zijn diplomatiek team, ondanks de geweldige tegendruk van media, publieke opinie en oppositie, snel begonnen met de onderhandelingen.
– die “eerste stap” van ETA kwam er niet uit “goodwill”, maar omdat een belangrijk deel van de achterban genoeg had van het bloedvergieten, temeer daar het na de aanslagen van 11 maart in Madrid (waar ETA niets mee te maken had) erg moeilijk was geworden om de publieke opinie wijs te maken hoe noodzakelijk die ETA-bommen wel zijn
– Jan Van Ormelingen heeft het over een “repressiemolen” die de radicale Basken welhaast verplicht om terug te vallen op geweld. Dat is inderdaad de slachtofferrol waar ze zich zo graag achter verbergen. Dat de centrale regering in het verleden vaak over de schreef is gegaan heb ik reeds meermaals aangehaald, maar de tijd dat ETA dergelijk revolutionair cachet droeg is reeds lang voorbij. Het “weerwerk” (nog een eufemisme van JVO) van ETA heeft trouwens al meer dan 800 levens geëist, waaronder meer dan 300 burgers.
– Met het thema van de politieke gevangenen in Spanje ben ik toevallig erg vertrouwd, en ik raad JVO dan ook stellig aan op te passen met de cijfers hierover. Elke etarra ziet zichzelf graag als “prisionero político”, ikzelf hanteer andere definities hiervoor, zonder te willen ontkennen dat er politieke gevangenen zijn in Spanje.
– Dat de aanslag in de luchthaven van Madrid bedoeld was om de deelnemers aan het vredesproces “wakker te schudden” lijkt mij, behalve weerzinwekkend, contraproductief, want de PSOE heeft toch wel erg duidelijk gesteld dat de onderhandelingen definitief mislukt zijn en alle bruggen opgeblazen. Sterker nog, Zapatero’s populariteit is door het ETA-fiasco sterk gedaald, en bij de komende verkiezingen (2008) zou het best kunnen dat de rechtse Partido Popular weer de bovenhand haalt. Misschien ziet Jan Van Ormelingen geen onderscheid tussen PSOE en PP, maar ik kan hem garanderen dat de Baskische nationalisten het verschil wel degelijk zullen voelen.
– Verwar trouwens het vredesproces niet met de oplossing van de Baskische kwestie. Voor dat laatste lijkt mij enkel een democratische uitweg geschikt (via parlementaire weg, referendum,…) geschikt, terwijl ETA lak heeft aan dergelijke “omwegen”.
– Insinueert Jan Van Ormelingen met het (niet-bevestigde) verhaal over de aanslag in Barajas dat de politie opzettelijk nagelaten zou hebben het gebouw te ontruimen om het imago van ETA te schaden? Zou dit dan op enigerlei wijze de schuldvraag gewijzigd hebben?
– De auteur stelt terecht dat de meeste Spanjaarden vrede willen. Als hij meent dat enkel neofranquisten tegen nieuwe onderhandelingen zijn dan rekent hij het overgrote deel van de Spanjaarden tot die groep, wat m.i. getuigt van erg weinig respect tegenover de Spaanse bevolking. Wellicht is hij zich niet bewust van het trauma waar Franco “zijn” volk mee opgescheept heeft.
– Uiteraard zijn sommige nationalistische fracties gediend met het aanhouden van de spanning in Euskadi, o.a. omdat hun volledige politieke programma gebaseerd is op de kritiek op Madrid. Hetzelfde geldt voor de PP, die zonder het ETA-geweld een belangrijk kieswapen zou verliezen.
– Gevaarlijk ook om de vredesgesprekken voor te stellen als een dialoog tussen een immens toegeeflijk ETA en de stugge PP-imitatoren van de Partido Socialista. Euskadi heeft reeds een verregaande autonomie (veeleer “ondanks” ETA dan “dankzij”) en Zapatero heeft alleszins nooit de bedoeling gehad daaraan te tornen, integendeel. Het mislukken van de gesprekken is louter te wijten aan het feit dat ETA zich niet gehouden heeft aan de voornaamste voorwaarde: het uitblijven van geweld. De gevolgen laten zich raden: de softe aanpak heeft gefaald en dus kiest de regering nu voor de harde stijl, wat ETA dan weer een excuus geeft om zich “te verweren”. Een ronduit negatieve evolutie, dus.
– de grootste blunder van Jan Van Ormelingen vinden we in de voorlaatste alinea: ETA zou “de wil van de Basken” vertegenwoordigen. Wel, beste Jan, slechts 1 op 3 Basken is voorstander van onafhankelijkheid van Euskadi, nog een veel kleiner deel vindt geweld een geldig middel om dat doel te bereiken.
Tot slot wil ik Jan Van Ormelingen op het hart drukken dat ik mij in het verleden reeds erg kritisch heb getoond t.o.v. de “heersende klasse”, en moedig ik hem aan om kritiek op de Baskische nationalisten niet automatisch te interpreteren als een schouderklopje t.o.v. PSOE of (erger nog) PP: laat dat soort zwart-witredeneringen over aan rechts. Ik kan hem ook de film “La Pelota Vasca” aanraden, een eerlijk portret van de Baskische regisseur Julio Medem dat alle stemmen van de complexe kwestie aan bod brengt. Dat ik Spanje, en meer bepaald Baskenland, niet zou kennen wil ik graag weerleggen, waarvoor ik hem enthousiast uitnodig tot een bezoekje aan mijn Spaanse thuisbasis.
Tommy De Cock
(Uitpers, nr 87, 8ste jg., juni 2007)