Tientallen Franse voorsteden hebben enkele dagen “in brand gestaan”. Het waren natuurlijk niet de voorsteden als Neuilly, waar minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy huist, die in rep en roer stonden, wel de “cités” met hun concentratie van bewoners die overwegend zelf, of hun ouders of voorouders, afkomstig zijn uit Noord-Afrika en de rest van Afrika.
Duizenden jonge gasten staken de auto’s van hun buren in brand zonder duidelijke centrale boodschap. Sarkozy goot olie op het vuur door te spreken over “racaille”, uitschot, waarmee hij korte metten zou maken. Voor de gelegenheid werd na lang ongebruik een wet uit 1955, bij het begin van de Algerijnse opstand, bovengehaald om de noodtoestand uit te roepen.
Het was vooral een verrassing voor wie de signalen niet had willen zien. In een petitie begin 2005 waren de discriminaties waarvan Fransen met een donkere huidskleur slachtoffer zijn, bestempeld als een voortzetting van het Franse kolonialisme in eigen land. Het was een stelling die de toestand ontzettend simplificeert, maar veel jongeren uit de cités, geboren en getogen in die cités, zien dat niet anders. President Jacques Chirac, in een poging de gemoederen te bedaren, zei wel dat al die jongeren “zonen en dochters van Frankrijk” zijn, maar voor die jongeren zijn dat loze woorden. Zij voelen zich behandeld als “les indigènes de la République”, de inboorlingen van de Republiek.
Wat zij zien en horen, is een Sarkozy die rond het thema recht en orde de presidentsverkiezingen van 2007 wil winnen. Zijn gespierde taal slaat aan bij veel Fransen, ook van Afrikaanse origine, die op televisie de beelden van geweld zien waarvan ze de zin niet begrijpen, geweld dat er dan toch maar voor zorgde dat het probleem ineens het grote politieke thema werd. Tenslotte hebben Franse boeren, vrachtwagenchauffeurs, arbeiders van de rederij SNCM (de vaarten op Corsica) in een recent verleden ook geweld gebruikt om aandacht te krijgen – waarbij de term “racaille”niet is gevallen.
Racaille: uit de cijfergegevens over de bij de onlusten opgepakte jongeren, blijkt dat de overgrote meerderheid nooit eerder iets met politie of justitie te maken had, dat de meesten in beroepsopleidingen zitten en uitzicht hebben op werkloosheid of op een van de vele precaire statuten waar de werkonzekerheid is ingebouwd.
Koloniaal?
Met de politiek van de vuist, versterkt de rechtse regering het beeld dat ze in eigen land nog altijd een koloniaal bewind voert tegenover alle burgers (zelf of hun voorouders) die afkomstig zijn uit vroegere kolonies. Er is immers een voorgeschiedenis. Zo werd nog maar pas op 23 februari 2005 een wet goedgekeurd die voorziet dat in het vak geschiedenis voortaan een positiever beeld moet worden opgehangen over het Frans kolonialisme, en zeker over de “positieve rol van de Franse aanwezigheid, onder meer in Noord-Afrika”. De promotor van die wet is Christian Vanneste, parlementslid van de regeringspartij UMP. Die man is een actief lid van de uiterst-rechtse ‘Club de l’Horloge’ die vindt dat “het Westen zich moet ontdoen van zijn complexen”.
Door de wet van 1955 boven te halen, heeft de regering er nog een schep bovenop gedaan. Die wet roept weer herinneringen op aan een koloniale oorlog die de Franse politici, sociaal-democratie incluis, liefst zou vergeten. Die wet legde een wettelijk kader vast voor een massale jacht op al wie er Noord-Afrikaans uitzag, die wet gaf bovendien ordehandhaving en justitie in handen van de legerleiding, met massale folteringen en slachtingen als gevolg. Die wet werd in de jaren 1955 tot 1962 ingezet tegen de Algerijnen van toen, nu werd hij bovengehaald tegen hun kinderen en kleinkinderen.
Blacks
Het viel bij de onrust in de cités echter op, dat vooral jonge “Blacks” – veel Fransen willen niet spreken over ‘noirs’ omdat dit racistisch zou lijken en gebruiken dan maar een belachelijke Engelse term – het voortouw namen. De jongste twee jaar waren er talrijke incidenten waarbij groepen jonge zwarten jonge blanken aanvallen, vaak zeer gewelddadig, zelfs bij studentenbetogingen. Een bus met Vlaamse studenten werd in een noordelijke voorstad van Parijs bij aankomst door een grote groep zwarte jongeren overvallen, geslagen en beroofd, waarbij de haat voor al wat blank is zeer manifest was.
Er is een snelle radicalisering van de jonge zwarten, maar zonder een duidelijke kristallisatie rond thema’s. Een vijftigtal organisaties van zwarten in Frankrijk richten een nieuwe federatie op in een poging tot een gemeenschappelijk platform te komen zonder het grote verwijt te krijgen van “communautarisme”, de grote boeman van de Republiek.
Verscheidene rechtse kopstukken hebben de grote schuldige voor de onrust gevonden: de polygamie onder de gekleurde bewoners van de cités. Want met die polygamie is er geen ouderlijk gezag en lopen de kinderen zomaar op straat, op zoek naar gewelddadige activiteiten om hun energie kwijt te raken. De bekende academica Hélène Carrère d’Encausse verleende zelfs haar academische titel aan die stelling.
Nu, ze gaan niet zo ver als de “filosoof” Alain Finkielkraut in de Israëlische krant Haaretz. “Men wil de onlusten in de voorsteden herleiden tot hun sociale dimensie, ze beschouwen als een revolte van jongeren tegen discriminatie en werkloosheid. Het probleem is dat de meesten Arabieren en zwarten zijn, met een islamitische identiteit”. Voilà, volgens deze filosoof moeten we het niet verder zoeken dan in de haat van die gekleurde moslims tegen de Westerse beschaving. De grote aanstoker van de onrust, de zwarte komiek Dieudonné, waarbij de geschreven pers meestal aanhalingstekens rond komiek plaatst omdat hij harde dingen zegt waarmee hij zich verwijten van racisme en vooral antisemitisme op de hals haalt.
Meisjes
Het feit dat het jongeren zijn, doet de filosoof zelfs denken aan de Palestijnse intifada, die perfide Palestijnen sturen ook tieners uit om hun oorlog te voeren. De overheid draagt grote schuld, want de koloniale geschiedenis en de slavernij worden in het onderwijs veel te negatief voorgesteld. “Maar wat hebben we de Afrikanen aangedaan? Alleen maar goed”… “En als die jongeren zich geen Fransen voelen, wie houdt hen hier tegen? Wat willen ze? Dat is eenvoudig: geld, de grote merken en, soms, meisjes.”
Met dat laatste tracht de filosoof in te spelen op de revolte van de meisjes en jonge vrouwen uit de cités die zich enkele jaren geleden verenigden in “Ni putes ni soumises”. Zij keren zich niet alleen tegen verschijnselen als groepsverkrachtingen, maar ook tegen de sociale controle van de “grote broers”. De beweging kon op veel politieke sympathie rekenen, maar daar bleef het grotendeels bij; vooral de sociaal-democratische PS tracht de beweging te recupereren.
PS
Die PS heeft zich bij al die onrust nauwelijks laten zien. Toen de regering de noodtoestand invoerde, had ze daar geen moeite mee. Tenslotte was de PS tussen 1981 en 2002 het grootste deel van die periode aan de macht en heeft ze aan het oude probleem van de cités niets gedaan, de situatie werd alleen maar explosiever. Er zijn problemen met polygamie, met machogedrag, met criminele benden, met moslimfundamentalisten, allemaal problemen die een groot deel van links negeerde. Die elementen spelen ongetwijfeld mee in de uitbarstingen, maar die komen er vooral door de uitzichtloosheid van de situatie: huisvesting in de vorm van konijnenkoten, beroepsopleidingen die weinig toekomst bieden, de veralgemening van de werkonzekerheid die nog erger wordt gevoeld bij jongeren die zich door hun afkomst zwaar gediscrimineerd voelen. Aan die situatie is onder de linkse regeringen weinig gedaan.
De stilte van de PS is natuurlijk ook te verklaren door het feit dat de partij andere katten te geselen heeft, namelijk de onderlinge strijd van de kopstukken om in 2007 kandidaat van de partij bij de presidentsverkiezingen te zijn. Het congres van de PS in Le Mans, 18-19 november, stond volledig in het tekenen van de rivaliteiten tussen de diverse clans die dan op het einde mooi uitpakten met een “synthese”. Alleen Arnaud Montebourg, een van de stichters van de linkse strekking Nouveau Parti Socialiste (NPS) weigerde zich daarbij neer te leggen.
De verkiezingen van 2007 dreigen nog meer dan die van 2002 in het teken te staan van de “sécurité”, de veiligheid. De PS heeft zich daar al in 2002 laten aan vangen. Mede door de invloed van de media, vooral de tv, slaagden rechts en uiterst-rechts erin daar het centraal campagnethema van te maken. Sarkozy is alleszins al goed vertrokken, hij vist nu volop in de vijvers van het uiterst-rechtse Front National van Jean-Marie Le Pen. Maar als we ons 2002 goed herinneren, heeft Le Pen vooral geprofiteerd van die focus op de sécurité.
Want de volgende onlusten staan er al aan te komen. Het koloniale taaltje van een deel van rechts giet olie op het vuur, terwijl links het in de huidige context moeilijk heeft het klassenkarakter van de problemen naar voor te brengen, om een antikapitalistische dimensie, en daardoor een perspectief, aan de revoltes te geven. De verwarring en de angst zullen er alleen maar groter door worden, tot jolijt van Sarkozy, Le Pen en compagnie. Het antwoord zal de eerste tijd niet van de PS komen, het zal moeten komen van krachten die daar links van staan en die elkaar vonden in de campagne rond de Europese grondwet.
(Uitpers, nr. 70, 7de jg., december 2005)