De moeilijkheden van ontwikkelingslanden met de instellingen van Bretton Woods, Wereldbank en Internationaal Muntfonds, zijn voldoende gekend. Sommige landen proberen aan de wurggreep van de instellingen te ontsnappen door hun schulden integraal terug te betalen. Brazilië en Argentinië zijn de bekendste voorbeelden. Hierdoor zijn die instellingen een flink deel van hun inkomen kwijt geraakt, en dat is erg goed nieuws want minder inkomen betekent ook minder macht.
Een tweede positieve factor is het feit dat in Latijns Amerika een aantal linkse regeringen aan de macht zijn gekomen. Zij zijn momenteel actief op zoek naar een alternatief voor Bretton Woods.
In februari 2007 bereiken Argentinië en Venezuela een akkoord om een ‘Bank van het Zuiden’ op te richten. Bolivië, en later ook Ecuador en Paraguay, sloten zich aan bij dit initiatief. Op 3 mei 2007 sloot ook Brazilië zich aan.
Enkele weken geleden lagen er twee ontwerp-teksten voor. De eerste tekst was opgesteld door Argentinië en Venezuela. De tweede tekst werd opgesteld door de minister van Financiën van Ecuador en vier leden van zijn kabinet, samen met nog drie buitenlandse gasten waaronder ikzelf. President Correa heeft dit ontwerp goedgekeurd en het onmiddellijk naar zijn ambtsgenoten verstuurd. Ik wil hier in detail de twee voorstellen bespreken.
Het Argentijns-Venezolaanse voorstel
Dit voorstel is verbazingwekkend want het bevat precies dezelfde uitgangspunten als wat van een neoliberaal project kan worden verwacht. Het is de visie van de Wereldbank, van het dominante economische denken, van de kapitalistische klasse met alle gemeenplaatsen over de redenen voor de Latijnsamerikaanse problemen. Het zou de zwakte van de financiële markten zijn die voor de moeilijkheden in Latijns-Amerika zorgen. In de algemene overwegingen staat dat er met regionaal kapitaal multinationale ondernemingen moeten opgericht worden, zonder vermelding dat het om overheidsbedrijven moet gaan. We weten wat Argentinië denkt, dus als er niet staat dat het overheidsbedrijven zijn, dan zijn het particuliere bedrijven, eventueel gemengde ondernemingen. De overwegingen stellen ook nog dat de kapitaalmarkt en de regionale financiële markten moeten ontwikkeld worden.
Een tweede element is dat de Bank van het Zuiden zowel een ontwikkelingsbank als een stabiliseringsfonds zou worden. Zo’n stabiliseringsfonds moet landen helpen wanneer ze het slachtoffer worden van muntspeculatie. Om zo’n aanval af te weren heeft een land enorme reserves nodig. Tot zover is er niets fout aan het voorstel. Wel schokkend is de stelling dat hier opnieuw wordt gepleit voor de ontwikkeling van de kapitaalmarkt, voor nijverheidsbevordering, uitbouw van de infrastructuur, energie en handel. Er wordt met geen woord gerept over milieubescherming, cultuur of onderwijsbeleid. Gelet op de uitgangspunten valt te vrezen dat het aanbevolen macro-economisch beleid dezelfde logica zal volgen als de structurele aanpassingen en het monetaristisch orthodox beleid. Er wordt ook nog gezegd dat de Bank haar kapitaal op de financiële markten zal halen.
Een derde belangrijk en schokkend iets: in het voorstel van Argentinië en Venezuela staat dat het stemrecht in verhouding tot de financiële bijdrage van elke land zal bepaald worden. Als Argentinië dus drie keer meer kapitaal inbrengt dan Ecuador of Paraguay, dan heeft Argentinië ook drie keer meer stemmen. Dit is precies wat ook bij de Wereldbank, het IMF of de Interamerikaanse ontwikkelingsbank (IOB) gebeurt. Dit is allesbehalve democratisch. Het voorstel stelt verder dat Afrikaanse en Aziatische landen een waarnemersstatuut bij de Bank kunnen aanvragen. Dat is positief om het gewicht van het Zuiden groter te maken. Maar het valt te vrezen dat er ook een plaats wordt ingeruimd voor de multilaterale financiële instellingen. Tijdens gesprekken in maart en april 2007 had Argentinië voorgesteld dat ook de Wereldbank en de IOB aandeelhouder konden worden (zonder stemrecht).
Het toppunt is wellicht dat het laatste hoofdstuk (8: Immuniteiten, vrijstellingen en voorrechten) een exacte kopie is van de statuten van de Wereldbank, het IMF en de IOB. Zo staat er in artikel 42 dat de ‘archieven onschendbaar zijn’, wat betekent dat er nooit een audit van de Bank van het Zuiden kan gebeuren. Er staat ook dat het personeel, de directeuren en de ambtenaren geen belastingen betalen. Bovendien stelt artikel 45 dat de ambtenaren voor de uitoefening van hum ambt beschermd zijn tegen gerechtelijke en bestuursrechtelijke procedures.
Deze tekst werd opgesteld door een technische commissie en zou het enige ontwerp zijn geweest mocht Ecuador niet hebben besloten ook zelf nog een voorstel te doen. Het voorstel van Argentinië en Venezuela beantwoordt volledig aan de politieke oriëntatie van de regering Kirchner in Argentinië. Met het staat wel haaks op het beleid van Venezuela. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de Argentijnse en Venezolaanse sherpa’s hun opleiding in Angelsaksische universiteiten hebben gekregen en volledig achter het dominante neoliberale beleid staan. Men kan alleen maar hopen dat de tekst niet werd gelezen en goedgekeurd door president Chavez van Venezuela.
Het voorstel van Ecuador
Ecuador stelt drie instrumenten voor: een regionaal monetair fonds, een Bank van het Zuiden en een eengemaakte munt voor Zuid-Amerika. Die munt zou de nu gebruikte US Dollar kunnen vervangen. De andere landen hebben dit meteen aanvaard.
De tekst van Ecuador begint met een aantal belangrijke overwegingen. Het Fonds en de Bank moeten zorgen voor het respect van de mensenrechten en van alle internationale verdragen en akkoorden ivm economische, sociale en culturele rechten. Hier is het dus geen commerciële of economicistische benadering die primeert. Impliciet wordt ook gesteld dat het neoliberale beleid van de Wereldbank en het IMF hebben geleid tot een verslechtering van de levensomstandigheden van de bevolking, tot toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid, tot een verlies aan soevereiniteit over de natuurlijke hulpbronnen en een groei van de migratiestromen. Daar tegenover wordt een structureel overheidsbeleid gesteld dat opnieuw vat krijgt op de natuurlijke hulpbronnen en op het productieapparaat dat nu grotendeels in handen is van transnationale ondernemingen uit het Noorden.
Belangrijk is verder dat, in tegenstelling tot de Wereldbank en de IOB de Bank van het Zuiden geen kapitaal moet ophalen op de financiële markten. Nu haalt de Wereldbank juist dat argument aan om haar neoliberaal beleid te verantwoorden, omdat ze anders haar AAA-statuut kan verliezen waarmee ze goedkoop kan lenen. Maar als het rentabiliteitsstreven niet voorop staat, dan speelt deze rating geen rol. Er worden vier bronnen vermeld voor het kapitaal van de Bank van het Zuiden: 1) een kapitaalinbreng van de Lidstaten; 2) leningen bij de Lidstaten; 3) mondiale belastingen zoals een Tobintaks, belasting op het gerepatrieerde kapitaal van multinationals, milieutaksen, enz.; 4) giften. Als er een Monetair Fonds voor het Zuiden komt, dan zal een gedeelte van zijn kapitaal uit de reserves van de Lidstaten komen. Als er bijvoorbeeld een speculatieve aanval tegen Bolivië plaats vindt, dan kan het Fonds onmiddellijk aan de Centrale Bank van Brazilië, Argentinië, Venezuela, Paraguay en Ecuador vragen om meteen 20 % van hun reserves aan te wenden om Bolivië te verdedigen. Er wordt dus geen geld permanent geblokkeerd, het is enkel in geval van nood beschikbaar.
Het voorstel van Ecuador stelt verder dat de klanten van de Bank en het Fonds de Lidstaten zelf zijn. Het is de bedoeling leningen te geven aan overheidsbedrijven, aan kleine producenten, aan de coöperatieve sector, aan inheemse gemeenschappen, enz. In principe worden geen leningen toegekend aan multinationals van het Zuiden, zoals Petrobras, PDVSA of Techint. Wel zullen ook provincies en gemeenten via hun nationale regeringen kunnen lenen. De Bank van het Zuiden mag geen mastodont worden. Ze mag geen soort Wereldbank worden met 13.000 ambtenaren die de macht van centrale regeringen ondermijnen. Er moet een alternatief ontwikkelingsmodel worden nagestreefd met respect voor het milieu, sociale rechtvaardigheid en toegang voor al diegenen die niet terecht kunnen op de kapitaalmarkt.
In het voorstel van Ecuador staat ook dat elke Lidstaat een mechanisme moet instellen om jaarlijks verslag uit te brengen, o.m. met een openbare vergadering in het parlement, over de werking van de Bank en het Fonds.
Ook de archieven worden openbaar gemaakt, met enkele uitzonderingen waarbij sommige documenten tijdelijk vertrouwelijk blijven. De ambtenaren van de Bank en van het Fonds betalen belastingen. Er is geen onschendbaarheid, zodat alle ambtenaren altijd voor een rechtbank kunnen gedaagd worden. Als rechtspersonen kunnen ook de Bank en het Fonds zelf gerechtelijk worden vervolgd.
De ministervergadering van 3 mei
Brazilië ziet de bank vooral in functie van het handelsbeleid en neemt zonder enige kritiek de Europese Unie als model. Voor heel wat sociale bewegingen, waaronder CADTM, kan de Europese Unie lang geen model staan. Een eengemaakte munt in een ruimte zonder binnengrenzen kan uiteraard wel positief zijn, zeker met een vrij personenverkeer. Maar de EU volgt een neoliberaal beleid en doet meer voor het vrij verkeer van kapitaal dan voor dat van mensen. Werknemers uit Midden-Europa hebben nog steeds geen toegang tot de oude Lidstaten en de EU brengt de werknemers in concurrentie met elkaar. Het arbeidsrecht wordt naar beneden toe bijgesteld, de lonen staan onder druk. Waar er nog een degelijke sociale zekerheid is, zoals in Hongarije, zijn er pogingen om die te privatiseren.
Deze akritische houding t.a.v. de Europese Unie wordt nog door andere Latijns-Amerikaanse landen gedeeld. Men maakt zich illusies of men denkt dat de EU er met haar huidige beleid goed aan toe is.
Wat moeten we denken van de toetreding van Brazilië tot de Bank van het Zuiden?
Gelet op het economische gewicht van Brazilië in Latijns-Amerika is de participatie van Brazilië iets wat meteen meer kracht kan geven aan de Bank van het Zuiden. Het probleem is wel de politieke, sociaal-economische oriëntatie van de Lula-regering. Met Brazilië zit de Bank van het Zuiden meteen op een meer traditioneel spoor, niet ver weg van het neoliberalisme. Zonder Brazilië zou het makkelijker zijn een alternatief model te volgen.
Maar Brazilië zit in de Bank van het Zuiden omdat het er niet buiten kàn blijven. Mocht de basis niet zijn gelegd door Argentinië en Venezuela, dan zou Brazilië er nooit over gepiept hebben. Ecuador, Venezuela en Bolivië willen uiteraard dat Brazilië mee doet. De progressieve regeringen van de regio willen goede banden met de regionale grootmacht die anders in de richting van de Verenigde Staten kan evolueren. Het is dus ook een geopolitiek en diplomatiek spel. Het beste zou natuurlijk zijn dat Brazilië een echt links beleid gaat voeren, met een alternatief voor het Noord-Amerikaanse bondgenootschap en voor de steun aan de export van de landbouw en de industriële sector. Maar zover zijn we nog lang niet.
Welke trend zal het halen?
De huidige regering van Paraguay is rechts, maar dat zou na de komende verkiezingen kunnen veranderen. In Argentinië wordt er een anti-neoliberale en anti-IMF retoriek gehanteerd, maar ondertussen wordt het kapitalisme versterkt. Er zijn in feite twee belangrijke initiatieven momenteel in Latijns-Amerika, dat van de Bank van het Zuiden en dat van Mercosur. Mercosur is begonnen met Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay. Venezuela, dat een sterker bondgenootschap wil om het door de VSA voorgestelde Vrijhandelsakkoord (ALCA) tegen te houden, heeft zich net als Bolivië bij Mercosur aangesloten. Ecuador is er waarnemer. Dit is een economisch blok dat vooral economisch en commercieel wordt bepaald volgens een kapitalistisch model. Het bevordert de regionale integratie.
Er is ook nog een ander initiatief: het Bolivariaanse Initiatief voor Amerika (ALBA). Het komt van Venezuela en Bolivië. Cuba, Haïti, Nicaragua en Ecuador zijn er als waarnemers bij aangesloten. Het is een politieke club met als centrale as Cuba-Venezuela-Bolivië. Deze drie landen scharen zich vierkant achter het ‘socialisme van de 21ste eeuw’, een antikapitalistische en anti-imperialistische onderneming voor solidariteit tussen de volkeren.
Dit is dus een zeer specifieke context met twee deels concurrerende initiatieven. En verschillende landen zitten in allebei de projecten.
De Bank van het Zuiden zit tussen ALBA en Mercosur in. Cuba, Haïti en Nicaragua zitten wel in Alba, maar niet in de Bank van het Zuiden. Uiteraard zou het logisch zijn mocht de bank in de toekomst ook in de Caraïben en in Midden-Amerika actief worden, en misschien zelfs in Mexico als daar een andere regering aan de macht komt. Ook met Afrika en Azië kunnen betere betrekkingen ontwikkeld worden. Mercosur is een voornamelijk economisch blok dat door Brazilië wordt gedomineerd. Brazilië is eigenlijk ‘subimperialistisch’ tegenover zijn economische partners van de regio. De handelsbalans van Argentinië, Venezuela, Ecuador en Paraguay is negatief met Brazilië. Petrobras is een Braziliaanse multinational die samen met andere grote ondernemingen het Boliviaanse gas en de aardolie in handen heeft. Mercosur kan in zekere zin worden vergeleken met een Europese Unie die wordt gedomineerd door Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, kapitalistisch en neoliberaal. ALBA is daarentegen meer een politiek dan een economisch project, meer gericht op ruilhandel en giften. Venezuela geeft heel veel aan Nicaragua, Bolivië en Haïti.
Welk project zal het halen? Dat hangt af van de politieke oriëntatie van de regeringen en van de strijd van de sociale bewegingen. Ecuador staat momenteel dichter bij Venezuela en Bolivië dan bij Brazilië. In Paraguay kan een linkse regering aan de macht komen. In Brazilië worden er massale acties verwacht, o.m. van de MST, de beweging van landloze boeren, om de Lula-regering tot een echte landbouwhervorming te dwingen.
Er kan de komende jaren en maanden nog heel veel gaan bewegen in Latijns-Amerika. Ook al valt te vrezen dat met de Bank van het Zuiden de visie van Brazilië en Argentinië het zal halen, toch is er nog een brede dynamiek mogelijk. We moeten alles doen om de hoop die met het project is ontstaan ook werkelijkheid te laten worden.
(Uitpers, nr 88, 8ste jg., juli-augustus 2007)
Eric Toussaint, CADTM (Comité pour l’annulation de la dette du Tiers-Monde of Comité voor de kwijtschelding van de schuldenlast van de Derde Wereld)
Vertaald en bewerkt door Francine Mestrum