INTERNATIONALE POLITIEK

De Arabische wereld in rep en roer

De Arabische wereld staat in rep en roer, zoveel is duidelijk. Woedende menigtes joegen de Tunesische president Ben Ali op de vlucht en in Egypte kopieerde de bevolking dit scenario. Hoog tijd voor wat achtergrondinformatie. Professor Sami Zemni doceert geschiedenis van de Maghreblanden aan de Universiteit van Gent en helpt ons de situatie wat beter te begrijpen.

De protesten in Tunesië lijken zeer plots ontstaan te zijn. Wat zijn de redenen voor de woede van de bevolking daar?

Het sociaal protest is in de hele Arabische wereld eigenlijk al jaren aan de gang. Het komt en gaat als het ware in golven. Je zag wel duidelijk sinds 2008, met de impact van de internationale financiële crisis, dat het sociaal protest harder en gedurfder werd. De respons van de regimes was echter ook harder. In Marokko was er in juni 2008 bijvoorbeeld een dagenlange opstand in de stad Sidi Ifni. Aan de basis van de onlusten lagen sociale grieven. Het leger is uiteindelijk ingezet om die opstand nogal hardhandig neer te slaan.

Er waren ook heel veel betogingen in kleine steden. Zodanig veel dat men zich afvroeg hoe het kwam dat de eerste tekenen van sociaal protest niet in de grote steden ontstonden, waar je eigenlijk een concentratie hebt van alle problemen die zich kunnen voordoen in zo’n land. Vorig jaar zag je dat het geleidelijk aan ook in de grotere stedelijke gebieden onrustiger werd, zoals bijvoorbeeld in het Zuidoosten van Tunesië. Het ongenoegen bestaat in de hele regio al heel lang en de ingrediënten zijn in elk land een beetje verschillend, maar er zijn ook gelijkenissen. De internationale financiële crisis is de extra trigger geweest die nodig was om meer mensen op de been te krijgen. Er zijn namelijk altijd al betogingen en kleine schermutselingen geweest, maar meestal durfde slechts een kleine groep mensen op straat te komen. In Tunesië zag je dat op amper één week tijd de protesten gedragen werden door bijna een heel volk. Ook in dit geval verspreidde het protest zich vanuit de kleinere steden in het binnenland naar de kuststreken en iets later tot in Tunis. Dat laatste hebben de machthebbers altijd willen vermijden natuurlijk. Het was op het moment dat de protesten de hoofdstad bereikten, dat Ben Ali’s dagen geteld waren.

Ontstond het protest eerst in de kleinere steden omdat de mensen daar leven van de landbouw en dus als eerste getroffen werden door de crisis?

Voor een deel wel. In Sidi Ifni bijvoorbeeld leeft men van de visserij en hadden de protesten te maken met de haven die niet uitgebreid werd, waardoor onder meer de groeimogelijkheden veel te klein waren. Maar er was natuurlijk veel meer aan de hand. Landen met een zekere democratische organisatie kunnen de sociale onrust beter kanaliseren. De grieven van de jongeren in de perifere steden in het Tunesische binnenland, dat getekend werd door de crisis in de industrie, mijnbouw en landbouw, kregen geen gehoor. Daardoor sloeg het sociaal protest heel snel om in een politiek protest. Het verdrijven van de heerser werd gezien als de sleutel om het gesloten politieke systeem open te breken. Je ziet hetzelfde in Egypte. De bevolking wilde Moebarak duidelijk weg. Hij zat er al bijna 30 jaar. Ze habben er genoeg van. “Ben Ali dégage!” riepen de mensen in Tunesië. In Egypte droeg men bordjes met daarop: “Moebarak dégage!”. Maar de mensen weten natuurlijk wel dat dit niet voldoende is.

Je zegt dat de economische crisis een rol speelde. In Egypte was ook de premier een doelwit omwille van zijn economisch beleid. Hoe zit het met de economie in de regio?

Wel de lage lonen en de grote werkloosheid zijn natuurlijk constanten in de regio, maar de lokale configuraties zijn toch verschillend. Je zou wel kunnen stellen dat bijna alle Arabische landen, en zeker Tunesië, Egypte, Jordanië en Marokko, gekozen hebben voor de zogenaamde wondermiddelen van het neoliberale discours. Deze vier landen kregen in de jaren 1990 en 2000 veel lof als de beste leerlingen van het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank. Egypte speelde een echte voortrekkersrol in de Arabische wereld op het vlak van de economische liberalisering. In al deze landen zag je duidelijk een terugtrekking van de staat uit allerlei domeinen van maatschappelijke actie en uit de sociale sectoren. Het gaat hier om een verschuiving van een welvaartsstaat, die zeker niet perfect functioneerde en verre van ideaal was, naar een neoliberaal ontwikkelingsmodel.

De idee dat de staat daar was om een bepaalde welvaart te garanderen voor iedereen, werd ingeruild voor een systeem waarin de verschillende staten allerlei mechanismen van maatschappelijke actie aan de markt overlieten. We weten natuurlijk al langer dat de creatie van algemene welvaart op die manier een fictie is. Uiteraard zijn er in Egypte en Tunesië, net zoals in de rest van de wereld, mensen die van dit systeem geprofiteerd hebben. Sommige mensen, weinigen, hebben daar zelfs enorm van geprofiteerd, maar de allergrootste meerderheid van de bevolkingen is eerder in de problemen gekomen. Dat wil niet zeggen dat ze van de ene dag op de andere straatarm zijn geworden. Een van de redenen waarom de Arabische wereld in opstand kan komen, is juist omdat het groepen van mensen betreft die een bepaalde welstand kenden, maar die voelen dat ze achteruit boeren. De middenklasse werd eigenlijk de strot toegeknepen in plaats van versterkt door de economische hervormingen. Dit is een heel belangrijk gegeven.

De Tunesische middenstand en arbeidersklassen hebben lange tijd -en dat is ook de magic touch van Ben Ali geweest- een menswaardig leven kunnen leiden en het gevoel gehad dat het traag maar gestaag vooruit ging. Ze bleven lange tijd geloven dat het voor hun kinderen beter zou zijn. Dit geloof was de laatste 6 à 7 jaren -al voor de internationale crisis dus- aan het tanen. Mensen uit de middenklassen kregen het gevoel dat ze naar beneden werden gezogen en dat het alsmaar slechter ging in plaats van beter, zoals het regime wilde laten uitschijnen.

Dit geldt ook tot op zekere hoogte voor Egypte, hoewel de situatie zeker niet helemaal hetzelfde is. In Egypte zit je met een veel grotere onderontwikkeling dan in Tunesië. Als je kijkt naar bepaalde criteria zoals bijvoorbeeld het Bruto Binnenlands Product per inwoner, dan is dat in Egypte 5 maal lager dan in Tunesië. De graad van analfabetisme is heel hoog en er is een enorme discrepantie tussen stad en platteland. Deze schrijnende feiten zullen ook een effect hebben op het welslagen van een opstand of revolutie in Egypte. Ik denk dat de ingrediënten in Tunesië veel positiever zijn om tot een echt democratisch experiment te komen. Het politieke landschap in Tunesië is zeer embryonaal. Alle politieke strekkingen zijn daar wel aanwezig, maar werden in het verleden systematisch tegengewerkt of monddood gemaakt. Ze hebben daarom niet echt een invloed gehad op de hele revolutionaire beweging. Maar nu de politieke opening er is, kunnen ze zich beginnen organiseren, leden gaan ronselen en hun ideeën verspreiden. Het is hoopvol nieuws dat de belangrijke ministers (Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën en Justitie) van de partij van ex-president Ben Ali de RCD (Rassemblement Constitutionel Démocratique) ondertussen allemaal zijn opgestapt. Alleen eerste minister Ghannouchi blijft nu nog op post en ik geloof niet dat hij de ambitie heeft om Ben Ali op te volgen. Hij wilde de politiek eerder al opgeven, maar Ben Ali overtuigde hem iedere keer. Als belangrijk econoom wil hij waarschijnlijk liever een rustige job bij de Wereldbank of het IMF.

Wat met de beweringen dat de volksrevoluties zullen worden gekaapt door bepaalde bewegingen?

We zitten er nog te dicht op om daar veel over te zeggen. Dat Tunesië een politiestaat was onder Ben Ali, heeft er voor gezorgd dat er geen enkele politieke organisatie de revolutie op korte termijn naar zich toe heeft kunnen trekken. De enige organisatie die een impact had op de gebeurtenissen, was de vakbond. En dan nog vooral de lokale militanten want de vakbond in Tunesië is eigenlijk ook niet heel sterk. Vroeger wel, maar de president maakte de georganiseerde arbeid monddood. Het waren de lokale militanten die van zich lieten horen en acties wilden ondernemen, maar de top heeft dat lange tijd afgehouden. Op vrijdag 14 januari is Ben Ali vertrokken, maar op maandag 10 januari gaf de president een speech die zo slecht verteerd werd door de Tunesische bevolking, dat het duidelijk werd voor de nationale top van de vakbond dat ze niet kon achterblijven. De druk van de lokale afdelingen was ondertussen zo groot geworden dat de top toen voor het eerst duidelijk stelde dat de protesten legitiem waren en dat ze erachter stonden. Ze twijfelden nog altijd aan wat hen nu precies te doen stond, maar ze gaven met deze verklaring wel groen licht aan de lokale militanten. Het waren zij die de revolutie eigenlijk een definitieve vorm hebben gegeven. De inbreng van vakbondsmilitanten in Tunesië, toont dat het protest in eerste instantie sociaal-economisch was. Daar is het mee begonnen. Doordat de politieke wereld daar alleen maar met repressie op antwoordde groeide en evolueerde het protest.

In Egypte heb je de oppositiebeweging van de Moslimbroeders. Het valt op dat ze tamelijk afwezig bleven in de protesten tot nu toe.

In Egypte zit je met een compleet ander politiek systeem dan in Tunesië. Het politiek leven is er rijker, maar het werd toch heel sterk gecontroleerd. Je zou het kunnen vergelijken met een theater, daar kent ook iedereen zijn rol. In Egypte zijn er vakbonden, professionele organisaties, politieke groepen, bepaalde vormen van oppositie en uiteraard ook de Moslimbroeders, de grootste politieke oppositie in het land. Al deze gegevens maken het klimaat natuurlijk veel explosiever. Egypte staat als volkrijkste Arabische natie ook veel meer in het centrum van de belangstelling.

De vakbond in Egypte die nog stamt uit de tijd van Nasser was volledig gesteriliseerd en lag onder de knoet van Moebarak en zijn NDP (Nationaal Democratische Partij). Maar sinds de grote betogingen en stakingen in de industriestad El-Mahalla El-Kubra van 2005 en 2006, zijn er heel veel lokale kernen van nieuwe, niet erkende vakbonden ontstaan.

Het is juist dat de Moslimbroeders absoluut niet de grote revolutionairen zijn geweest. Ze zijn ook altijd tegen zulke grote opstanden geweest. Ze zien dat direct als ‘fitna’, onenigheid onder de moslims, wat alleen maar kan verdelen en niet versterken. Het wordt ook een beetje afwachten wat ze nu gaan doen. Zij blazen al jaren warm en koud. Ook over de arbeidersstakingen van El-Mahalla waren ze zeer vaag. Ze publiceerden verklaringen in de trant van: “wij staan achter de vrijheid van alle burgers om te betogen en op te komen voor hun rechten, maar weliswaar binnen de aanvaardbare grenzen van de welvoeglijkheid”. Wat bedoelen ze daar nu eigenlijk mee? Dat er geen band of auto in brand gestoken mag worden? Waar liggen de grenzen? Het is nogal paternalistisch.

Als je het parcours van de Moslimbroeders in de politiek bekijkt in de jaren 1990 en de jaren 2000, voor zover ze in het parlement hebben gezeten, dan is dat hallucinant slecht. Zij hebben bijvoorbeeld altijd de kant van de grootgrondbezitters gekozen. De nationalisering van gronden, die onder Nasser was doorgevoerd, is met steun van de Moslimbroeders teruggeschroefd.

Het militant islamisme blijft nochtans dè grote schrik van het Westen. Tegen het islamisme is altijd zeer repressief opgetreden door de dictatoriale regimes van de Maghreb, met de volle steun van het Westen. Het lijkt er echter op dat Egypte niet het enige land is in de regio waar het (militante) islamisme niet prominent aanwezig is in de huidige protesten. Klopt dat?

Ja, en in Jemen is dat bijvoorbeeld een grote verrassing. Ondanks het verleden in Algerije, treden ze ook daar niet op de voorgrond. Ik ben eigenlijk heel blij met die vaststelling. En dit om verschillende redenen. Eerst en vooral zeggen vele onderzoekers, waaronder ikzelf, al een hele tijd dat het islamisme in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten -met uitzondering natuurlijk van de frontlijnstaten: de Palestijnse gebieden, Libanon en in mindere mate Jordanië- al lang over haar hoogtepunt heen is. Veel Noord-Afrikanen hebben inderdaad gezien wat er in Algerije gebeurd is en hebben daar ook lessen uit getrokken. Dat wil niet zeggen dat de islam als meer maatschappelijke factor geen politieke rol meer zal spelen in de toekomst. Als het een rol zal spelen dan zal het echter eerder in de zin zijn van een conservatieve partij zoals bijvoorbeeld de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) in Turkije of de gelijknamige PJD in Marokko. De Moslimbroeders in Egypte zijn anders. Zij omschrijven zichzelf nog altijd als een ‘religieuze beweging’ en hebben de sprong naar een conservatieve politieke partij nog niet kunnen maken. De PJD en de AKP zijn in de eerste plaats politieke partijen, die de islam als een soort van grote grabbelton gebruiken waarmee ze hun politiek project kunnen inspireren. Als er democratieën zullen komen in Noord-Afrika zullen het embryonale islamdemocratieën zijn, vergelijkbaar met een christen-democratie. Dat militante islamisme waar men het hier altijd over heeft is heel specifiek verbonden aan bepaalde landen en aan bepaalde kwesties. Dat kan niet zomaar veralgemeend worden. Het islamistisch terrorisme komt ook helemaal niet van Noord-Afrika, zelfs al lang niet meer uit Egypte. De autocraten die in de Noord-Afrikaanse staten al heel lang aan de macht zijn, gebruiken net terreur om hun eigen bevolking te onderdrukken. Voor de Tunesische bevolking staat terreur gelijk aan Ben Ali en zijn regime, niet met de islamisten. Wat me opviel in Tunesië was de ongelofelijke gedisciplineerdheid van de betogers. Ze kuisten en ruimden alle rommel op straat zelf op. Ik heb beelden gezien op Youtube van jongeren die staan te rappen voor publieke gebouwen om de boodschap over te brengen dat er niet aan publiek domein geraakt mag worden. Alleen de villa’s van de familie van Leila Trabelsi, de vrouw van de president, zijn geviseerd. Maar aan het presidentieel paleis, publieke eigendommen en de ministeries is niet geraakt. Zelfs het gehate ministerie van Binnenlandse Zaken heeft men alleen maar beklommen om er Tunesische vlaggen op te doen wapperen. Het is een zeer geciviliseerd protest, dat aantoont dat de bevolking vooruit wil met hun land.

Kan de protestbeweging dan wel ideologisch gekaderd worden?

Ik denk in ieder geval dat er overal een nieuwe generatie aan het opstaan is die het autoritarisme van de ‘gumlaka’ beu is. Gumlaka is een samentrekking van ‘mamlaka’ en ‘gumhūriyyah’, de Arabische woorden voor koninkrijk en republiek. De mensen zijn het beu dat zonen hun vaders opvolgen in een republiek. Dat is immers een aanfluiting van de logica van een republiek. Ze willen meer vrijheden en ze willen die vrijheden op verschillende vlakken. Denken al die jongeren nu op dezelfde manier na over vrijheid? Neen, natuurlijk niet. Ik denk dat iedereen snakt naar elementaire politieke vrijheden, vrijheid van expressie, van meningsuiting, van organisatie, van samenkomst, van discussie en noem maar op, maar er zullen ook grenzen en verschillen zijn. Sommige jongeren komen bijvoorbeeld op straat voor hun vrijheid, maar vinden dat seksuele vrijheid daar geen deel van uitmaakt, terwijl anderen vinden dat dit er ook onder valt. De rol van de islam daarin, verschilt heel sterk van land tot land. Er zijn grote culturele verschuivingen binnen de jongere generaties, die bezig zijn met andere dan alleen religieuze uitingsvormen. De islam blijft echter een aanwezige factor. Maar zelfs diegenen die bezig zijn in de naam van de islam, zijn geen Taliban hé. Dat zijn mensen die heel nadrukkelijk nadenken over de grenzen van religie, over wat dit allemaal juist inhoudt. Wat er nu aan het gebeuren is in de Arabische wereld heeft niets met de islam te maken. In Tunesië zelf hoor je dat ook heel veel zeggen, zelfs door echte islamisten met een lange baard. Het zijn allemaal moslims in Tunesië, behalve een 2% buitenlanders. Het is een zeer homogeen land op religieus vlak. Het gaat niet over de islam, het gaat over politieke vrijheden en een regime dat moet verdwijnen. Landen zoals Algerije en Marokko hebben burgeroorlogen gekend. Het volk wil dat allemaal niet meer. Zij geloven niet meer dat de islam de oplossing is voor alles. Ik vrees dat er in Egypte wel een grotere voedingsbodem is voor dat soort religieuze retoriek, onder meer omdat je daar nog veel meer analfabetisme hebt. Vandaar dat ik dus vermoed dat het werk dat daar te doen valt als de revolutie zou slagen, toch iets complexer zal zijn. Het zal minder stabiel zijn als in Tunesië.

Laten we eens kijken naar de buitenlandse actoren in deze hele affaire. De Europese Unie werkt volop samen met de geviseerde regimes via het Euro-mediterraan Partnerschapsbeleid (een politieke, economische en culturele samenwerking), dat de economische politiek van Noord-Afrika aanzienlijk beïnvloedt.

De Europese Unie, en zeker de afzonderlijke lidstaten, hebben altijd achter deze regimes gestaan. Tot twee dagen voor Ben Ali vertrok, speelde Frankrijk nog veiligheidsadviseur van Tunesië in een poging de volkswoede te onderdrukken. Toen de revolutie echter leek te slagen, waren de lidstaten opeens allemaal voorstanders van de democratie. Ik weet ondertussen via Tunesische getuigenissen uit de entourage van Ben Ali dat de president echt geloofde dat hij bij zijn vlucht, via Malta voor een paar dagen naar Frankrijk zou gaan en daarna als het weer kalmer was terug zou komen. De Franse president Sarkozy weigerde hem echter asiel te verlenen.

Het is natuurlijk zo dat Europa zich ook al een tijd bezighield met zogenaamde ‘normatieve injecties’. Dat zijn allerlei projecten die opgezet worden in Noord-Afrika rond goed bestuur, het afleggen van rekenschap, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, enzovoort, zaken die dus de waarden en normen van een democratie zouden moeten meegeven. Misschien, dat zal later moeten blijken, hebben die projecten wel een nut gehad voor de mensen die deze revolutie voeren. Maar toch had de Europese Unie het huidige scenario nooit voor ogen. De Europese politiek is dus duidelijk zeer dubbelzinnig, net zoals het beleid van de Verenigde Staten overigens. Eigenlijk is het simpel: internationale relaties gaan niet over mensenrechten, over democratie of over politiek. Ze gaan over belangen. Zowel de EU als de VS hebben volgens mij niets principieel tegen democratie in de Arabische wereld. Maar als ze moeten kiezen tussen de stabiliteit van een gekend systeem -d.w.z. de Arabische potentaten die de belangen van het Westen verdedigen- tegenover de onzekere uitkomst van een democratische transitie, dan kiezen ze natuurlijk altijd eieren voor hun geld: stabiliteit gaat voor. Condoleezza Rice zei in Cairo een jaar of zes geleden: “Mijn land heeft veel te lang stabiliteit boven democratie verkozen. Dat heeft niet gewerkt, dus we moeten het over een andere boeg gooien”. Uiteindelijk is daar niets van gekomen. Integendeel, onder Bush is de samenwerking met de autocratische Arabische regimes nog nauwer geworden. Als we naar Egypte kijken, kunnen we zelfs stellen dat Moebarak daar alleen nog maar zat dankzij Washington. De enorme militaire steun die de VS voorziet voor Egypte, zorgde ervoor dat het regime kon rekenen op een uitgebouwd leger en politieapparaat om haar macht te handhaven. De aspiraties van het Egyptische of het Tunesische volk zullen altijd ondergeschikte factoren blijven in het bepalen van de Westerse standpunten.

Het valt op dat er eigenlijk maar zeer voorzichtige verklaringen komen vanuit de VS en de EU.

Ze hebben uiteraard schrik voor de gevolgen. Als ze te expliciet de kant van Moebarak zouden kiezen, zou dit in Egypte olie op het vuur kunnen gooien. Ze hebben geleerd uit het geval van Tunesië. Ben Ali was dè man van de Amerikanen in Noord-Afrika. Ze wilden uiteraard niet dat Ben Ali verdween, maar ze wisten ook al langer dat de open corruptie en de kleptocratie -zeker vanwege de familie van de presidentsvrouw- wel eens tot problemen zouden kunnen leiden. Ze hadden echter nooit kunnen voorspellen dat de president zo snel zou vallen. Ik denk niet dat ze in het geval van Egypte voor een tweede keer uit de lucht kwamen gevallen. Ze waren niet alleen bezig met de situatie daar minutieus op te volgen, maar ze stonden ook sommige mensen binnen de veiligheidsdiensten met raad en daad bij, los van de officiële verklaringen. Daar moet geen moment aan getwijfeld worden.

In Egypte is El Baradei zich wat aan het profileren. Hij is een westers gezind politicus. Zou het kunnen dat de VS en de EU al hun pijlen op hem aan het inzetten zijn?

Je mag niet vergeten dat El Baradei niet bepaald de meest populaire persoon is in Egypte. De VS zal wel verschillende scenario’s aan het uitwerken zijn. Ze moeten eigenlijk op zoek naar een soort potentaat die aanvaard wordt door zijn eigen bevolking, zodat de rust terugkeert. De manier waarop deze potentiële leider dat zou bewerkstelligen is eigenlijk minder belangrijk. Als er een aanvaardbare sterke man ten tonele zou verschijnen die het laken naar zich toe kan trekken, dan zullen de Amerikanen hem zeker steunen. Ze zijn bevreesd voor een scenario à la Tunesië, waar er nu een regering zal komen van onafhankelijken. In Egypte zou zo een regering van minder goed gekende elementen wel eens beslissingen kunnen nemen met een grote invloed op de kernregio van het Midden-Oosten. Ik denk aan het Palestijns-Israëlisch conflict.

Wat met de rest van regio?

Het scenario dat we nu in Egypte zien, achtte ik vooraf wel min of meer mogelijk, maar ik moet toegeven dat ik nooit had gedacht dat er zo rap een prerevolutionair klimaat zou ontstaan. We hebben gezien dat de gebeurtenissen in Tunesië hun weerslag hebben op Algerije, Jemen en Libië. Het is vandaag echter moeilijk in te schatten tot wat dit zal leiden. Het zal ook wel warm onder de voeten worden van sommige van die leiders, maar hun klassieke politiek van repressie en een paar halfslachtige hervormingen, zouden hun regime normaal wel overeind moeten kunnen houden. Het blijft ook zo moeilijk om al de protesten in die verschillende landen te vergelijken.

(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)

Bron: www.vrede.be

http://www.vrede.be/nieuws/48-midden-oosten/2074-interview-met-prof-sami-zemni-over-de-protesten-in-de-arabische-wereld

Relevant

Rechtvaardigheid en ‘Westerse waarden’

Het bloedvergieten in Israël en in Gaza is zinloos. Daarnaast zijn er twee tragische vaststellingen: de Palestijnse bevolking zinkt verder weg in etnische zuiveringen en genocide en wat gemeenzaam…

Waarom we niets van de Oriënt begrijpen –

en waarom we dat wel zouden moeten doen. De auteur (°1940) is een voormalig VRT-journalist, gespecialiseerd in het Midden-Oosten, een regio die hij ruim een halve eeuw op de…

De Amerikaanse oorlogen hebben sinds 9/11 minstens 38 miljoen mensen op de vlucht gejaagd

Volgens het “War Costs”-project van het Watson Institute bij de Brown University in de VS hebben de “Wars on Terror” voor zeker 38 miljoen vluchtelingen gezorgd. Verleden jaar, in…

Laatste bijdrages

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Assad is geschiedenis

Het ene weekend Aleppo binnengewandeld, het weekend daarop Damascus ingenomen. Het regime van de familie Assad is na een halve eeuw in één week tijd opgedoekt. Bijna zonder slag…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×