"De mensen in de Arabische wereld zijn aan het koken" zei Karel van Miert in een uitzending van Ter Zake naar aanleiding van de oorlog tegen Irak.Dat was inderdaad het geval. Al voor de aanval op Irak betoogden de mensen massaal tegen de oorlog. In Egypte, Marokko, Jordanië, Jemen, Indonesiëàkwamen honderdduizenden mensen op straat in de hoop de oorlog te vermijden.
De Arabische leiders begrepen dat de enige uitweg om de ketel niet te laten ontploffen was om de mensen hun woede te laten uiten, hen op straat te laten komen, temeer daar er ook in Europa massaal tegen de oorlog betoogd werd. De intellectuelen in de Arabische wereld waren niet te vinden voor de figuur van Saddam Hoessein en voor het regime in Bagdad. Maar de argumenten van de VS om een oorlog te voeren tegen Irak vonden ze ronduit belachelijk. Het was overduidelijk dat het hier niet om massavernietigingswapens of om de dictatuur van Saddam Hoessein ging. De Bush-administratie was er gewoon op uit om de eigen belangen te beschermen, om meer greep te krijgen op het olierijke Irak. De oorlog werd bekeken als onmenselijk, onethisch, onrechtvaardig en gebaseerd op leugens. Deze meningen en de bijhorende volkswoede hebben zich grotendeel vertaald in de media. De Amerikanen lagen in de meeste kranten en tijdschriften onder vuur, al vonden enkele commentatoren, – vooral vanuit de landen die de oorlog steunden -, dat Saddam Hoessein de grote verantwoordelijke was van de situatie waarin Irak en de hele regio zich bevond en bevindt.
Koeweit was woedend op Amr Moussa, de secretaris-generaal van de Arabische Liga omdat hij een "pro-Iraaks" standpunt zou ventileren. Koeweit eiste zijn ontslag maar vroeg tegelijk in een televisie-uitzending aan de Arabische publieke opinie om begrip voor zijn houding tegenover Irak.
Er werd veel geschreven over de oorlog, maar zoals overal elders in de wereld, werd de hoofdrol door het medium televisie gespeeld. De dorst naar waarheid, naar wat zich echt op het terrein afspeelde, zette de mensen aan om massaal af te stemmen op de nieuwszender nummer 1 in de Arabische wereld: al-Jazeera. Deze zender is een initiatief van de emir van het oliestaatje Qatar. Qatar wilde iets doen voor de Arabieren, zei de minister van buitenlandse zaken Sheich Hamad Ibn Jaber Al Thani in een interview. Qatar wilde een basis leggen voor een echte democratie in de Arabische wereld. Het lanceren van een sterke, vrije zender die later zelfbedruipend moest worden, was een middel om dit doel te bereiken. Al-Jazeera is in de hoofdstad Doha gevestigd, zoals ook de Amerikaanse militaire leiding.
Al-Jazeera heeft veel beweging gebracht in het medialandschap in de Arabische wereld. Al-Jazeera vertolkt de mening van de gewone burger, brengt de hot items aan bod, confronteert protagonisten met mekaar, zoekt bannelingen op en geeft hen het woord, rechtstreeks zonder censuur. Al-Jazeera heeft niet alleen de geesten maar vooral de harten in de Arabische wereld veroverd. En ondanks het feit dat tijdens de oorlog andere Arabische zenders op het toneel sterk aanwezig waren (zoals. Abou Dhabi televisie die 24 uur op 24 over de oorlog berichtttte en al Arabia die in de ether ging een paar dagen voor de aanval op Irak), werd er massaal naar al-Jazeera gekeken. Het analfabetisme is enorm groot in de Arabische wereld, waardoor de geschreven pers slechts voor een beperkte groep toegankelijk is. Bovendien willen de mensen vooral beelden zien. Televisie zou de realiteit van wat zich in Irak afspeelt, weergeven en tot in de huiskamers brengen. Alleen beschikt niet iedereen over een schotelantenne, dus gingen de mensen massaal naar de cafés en de theehuizen. Iedereen volgde de gebeurtenissen met hart en ziel en de emoties liepen vaak hoog op. Iedereen probeerde te begrijpen, te analyseren. Iedereen was op zoek naar een sprenkeltje hoop.
De Marokkaanse pers bijvoorbeeld had het ook over de nervositeit bij de mensen . De Franstalige krant Liberation schreef dat het gewone leven in Marokko enorm verstoord was tijdens de oorlog. De mensen konden zich niet concentreren op hun werk. Ze waren te zeer bezig met wat zich in Irak afspeelde, vooral met de slachtoffers, slachtoffers die niet vaak genoeg te zien waren.
Donderdag 20 maart om 02.00 uur æs nachts liep het ultimatum van Bush aan Saddam Hussein af. Een paar uur later werden de eerste precisiebommen gedropt op de plaats waar Saddam Hoessein zich zou bevinden. Rond 6 uur æs ochtends sprak Saddam de bevolking toe: "De criminele kleine Bush en zijn medeplichtigen hebben de misdaad begaan waarmee ze Irak en de mensheid hebben bedreigd à". De voornaamste vraag die de westerse media die ochtend bezig hield, was of de man die zich voordeed als Saddam Hussein wel de echte Saddam was. De Amerikanen zouden over precieze informatie beschikken over de plaats waarin Saddam Hussein zich op dat moment bevond. Mogelijk was hij gedood, maar Saddam heeft dubbelgangers, en de kans zat er dus in dat er een dubbelganger naar voor werd geschoven om het regime in stand te houden. Deze redenering hield de westerse media bezig. Er werden verschillende bijdragen besteed aan het æidentificerenÆ van Saddam. In de Arabische media reageerde men geschokt en verontwaardigd op de aanval op Bagdad. “Leeft Saddam nog of niet” was de vraag niet. De mensen hadden Saddam op hun scherm gezien. Het deed er eigenlijk niet toe. Bagdad was aangevallen, vernieling waren aangericht en er zouden zeker mensen, Irakezen, omgekomen zijn. Al-Jazeera verwees naar het feit dat er in de westerse media twijfels waren over de ware Saddam, maar gaf verder geen commentaar. Dit was duidelijk een bijzaak. Men wilde eerst kijken wat op het terrein gebeurde en hoe de leiders en de bevolking in de regio reageerden. Al-Jazeera vroeg een eerste reactie aan Mostafa El Bakri, hoofdredacteur van de Egyptische krant Al Osbo. De man kon zijn woede niet verbergen, en lanceerde bijna in tranen een waarschuwing aan de Arabische leiders. "Als de volkeren in beweging komen, kunnen zij de regimes doen beven. Jullie (Arabische leiders) die denken dat jullie vrienden zijn van de Verenigde Staten, zullen het eerste slachtoffer zijn van de Verenigde Staten na Saddam Hoessein. De Iraakse oppositie die onder één hoedje speelt met de VS is een bende verradersà Wij eisen dat de Arabische leiders op dezelfde manier en met dezelfde kracht reageren tegen de invasie in Irak, als waarmee ze gereageerd hebben tegen de Iraakse invasie van Koeweit in 1990". Een andere commentator van de krant Al Ahram (Egypte) zei dat de Irakezen het slachtoffer zijn van Saddam Hussein.
Na de heftige, emotionele reacties en de beelden van de hevige betogingen in Egypte en andere Arabische en islamitische landen, maakte de pers ook plaats voor commentaar en analyses. Naast een sterke afwijzing van de oorlog namen de media over het algemeen een afwachtende houding aan. Het offensief was gelanceerd, de militaire suprematie van de VS en Groot-Brittannië kon niet in twijfel getrokken worden. De algemene houding was er één van afwachten hoe de situatie ging evolueren en hopen dat de oorlog snel afgelopen zou zijn zonder al te veel slachtoffers.
Blijkbaar telt men in de Arabische wereld anders dan in het Westen. In het Westen spraken de media over de tweede Golfoorlog terwijl al-Jazeera en andere Arabische media het over de derde Golfoorlog hadden. De eerste Golfoorlog voor de Arabische wereld was die tussen Irak en Iran.
Al-Jazeera was heel sterk aanwezig maar was niet de enige op het terrein. De meeste zenders trokken meer tijd uit om verslag te brengen over de oorlog. Grote concurrent was Abou Dhabi televisie van de Arabische Emiraten. De zender stuurde verschillende correspondenten naar Irak. In de studio waren er altijd twee gasten voor analyses en commentaar, een gepensioneerde militair en een politicoloog. Alleen al uit de titel die de verschillende zenders aan hun uitzending gaven, kon men afleiden welke houding de zender of het land tegenover de oorlog aannam, al was er een marge van vrijheid voor de zenders die zich niet specifiek tot de eigen bevolking richtten maar tot de hele Arabische bevolking. De titel op al-Jazeera was "de oorlog tegen Irak". Op Abou Dhabi televisie was het gewoonweg "de oorlog". Dit was een manier om te zeggen dat de Emiraten niets met het conflict te maken hadden, al was het land een uitvalsbasis voor de bombardementen op Irak; een manier ook om te zeggen hoe machteloos het land in feite is. Op de Syrische zender heette het "de vijandelijke invasie in Irak", een duidelijke afwijzing van de oorlog. Syrië besefte immers dat het zelf geviseerd was en het volgende doelwit kon zijn van een æbevrijdingÆ. Op de Koeweitse televisie was het "de bevrijdende oorlog van Irak". Hier was men duidelijk nog niet vergeten dat Saddam het land ooit bezette en was men er vast van overtuigd dat de verdwijning van Saddam veiligheid zou brengen voor Koeweit.
Over de rol van de media werd al een waarschuwing gelanceerd door een deskundige op Abou Dhabi televisie: "In tegenstelling tot 1991 toen de pers over het algemeen bondgenoot was van Amerika zijn er nu duidelijke verschillen. De meeste media kantten zich tegen de oorlog, behalve de Koeweitse kranten. Er is de richting van Saoedi-Arabië en Egypte, er is een stroom onder leiding van Qatar via al-Jazeera en al Arabia, àmen moet ook met de Arabische media met de nodige omzichtigheid omspringen. De algemene boodschap blijft binnen het kader van de officiële boodschap van het staatshoofd of de staat. De westerse media worden ondersteund door hoge instantiesà. Nu zijn de journalisten ingebed. Zelfs al-Jazeera is geïnfiltreerd door de Amerikanen en men kan niet op deze zender rekenen". Maar ondanks de sterke aanwezigheid van Abou-Dhabi en de nieuwkomer al Arabia, kent men in de Arabische wereld toch vooral één zender, al-Jazeera.
Al-Jazeera was duidelijk tegen de oorlog maar probeerde de situatie te volgen met de nodige professionele afstand. Alle kanten van het verhaal moesten aan bod komen Alle betrokkenen kregen het woord, zowel vertegenwoordigers van de Iraakse regering als woordvoerders van het Witte Huis. Zelfs Colin Powel is ingegaan op de uitnodiging van al-Jazeera voor een gesprek, een confrontatie met de Arabische publieke opinie. De zender was zich bewust van de rol die ze speelde ook op internationaal vlak, en wilde graag de andere kant van het verhaal brengen.
Al-Jazeera heeft gescoord door de zegebulletins van de Amerikanen tegen te spreken, door te berichten over het verzet in het havenstadje Oum Qasr, en door beelden van Amerikaanse krijgsgevangenen en doden te tonen. "Een schending van de conventies van Genève" schreeuwden de Amerikanen. Het klonk weinig overtuigend in de Arabische wereld. George W. Bush zou de laatste zijn om over internationaal recht te spreken. De reactie van de Amerikanen liet niet op zich wachten en de correspondenten van al-Jazeera in Wall Street mochten geen beursanalyses meer geven.
De zender liet ook Iraakse slachtoffers zien. Naast de beelden van de rondleidingen in de ziekenhuizen van Bagdad, bracht al-Jazeera ook beelden van het zuiden: lichamen van Iraakse soldaten langs de wegen in staat van ontbinding, kinderen en volwassenen die aanschuiven voor proper water. Op de website waren er gruwelijke beelden van burgerslachtoffers te zien.
Een eerste verandering in de afstandelijke houding van al-Jazeera kwam er een paar dagen na de inval. Het verzet van het Iraakse leger in Oum Qasr deed duidelijk de hoop rijzen in de Arabische wereld. Dat was te merken in de berichtgeving. Een hevig verzet kon de oorlog doen aanslepen en kon leiden tot meer slachtoffers bij de geallieerden Dat zou een lesje zijn voor Bush om de wil van de volkeren niet te onderschatten en eventuele acties tegen andere landen in de regio te staken. Men maakte zich geen illusies over de uitkomst van de oorlog, maar ook de militaire en politieke deskundigen begonnen een voorzichtige hoop uit te drukken op meer verzet vanwege de Irakezen. De toespraken en de talrijke verschijningen van de Iraakse minister van informatie Mohamed Said Assahaf deden die hoop alleen maar toenemen, zeker bij de publieke opinie. Voor de hoofdredacteur van Al Qods Al Arabi, Abdelbari Atwan, was het verzet in Oum Qasr, dat bijna een week duurde, genoeg om van een overwinning te spreken. Hij vergeleek de situatie met de zesdaagse oorlog van 1967 toen de geallieerden aan Arabische kant in 6 dagen tijd het moesten afleggen tegen de Israëliërs met als resultaat de bezetting van Egyptisch, Syrisch en Palestijns grondgebied.
Maar ondanks de continue verslaggeving is al-Jazeera er niet in geslaagd om de schade in mensenlevens aan Iraakse kant in te schatten. Er kwamen voortdurend beelden van Bagdad, Basra, Mossoel, Koerdisch Irak, à Men zag en hoorde bommen vallen. De reporter kon ook beschrijven wat hij hoorde maar kon weinig precieze informatie doorgeven. Hij kon niet weten waar precies die bommen uiteindelijk terechtkwamen. De inwoners van Bagdad interviewen was niet vanzelfsprekend. Pas na de val van een aantal steden zoals Basra , konden een aantal mensen hun ware mening zeggen over de oorlog en over het regime in Bagdad. De bewegingsruimte van de journalisten werd streng beperkt en bewaakt door de Iraakse overheid. Op een bepaald moment kwam het tot een conflict met die overheid. Een correspondent had gezegd dat de Iraakse autoriteiten gretig waren met informatie. Dat maakte hem direct persona non grata in Bagdad. Hij werd samen met een collega verhinderd om het werk verder te zetten. Als protest trok al-Jazeera al de correspondenten uit Irak terug, maar tegelijkertijd werd een interview met Said Assahaf, de minister van informatie, uitgezonden. Kort daarna mocht de zender weer in Bagdad werken.
Naast de gruwel van de oorlog werden de mensen in de Arabische wereld ook geconfronteerd met de gruwel van een dictatuur. De symbolen die tijdens deze oorlog neergehaald werden, de gigantische fotoÆs en standbeelden van Saddam, waren ook voor veel Arabische kijkers een schok. De overdadige aanwezigheid van symbolen van het regime toonde hoe groot de greep van Saddam op de bevolking was, hoe groot zijn onderdrukking en die van de zijnen wel was. De mensen waren teleurgesteld in deze leider, al gaf de minister van informatie Mohamed Assahaf hen moed en hoop. Ze vonden deze laatste prachtig, zijn taalgebruik viel in de smaak, zo zouden alle Arabische leiders moeten zijn. Vol moed, geen schrik hebben, geen toegevingen meer, de Irakezen zouden tot de laatste man vechten. Iets waarnaar de Arabische bevolking decennialang verlangde. Toen de Amerikanen de luchthaven van Bagdad al onder controle hadden en verder oprukten naar het andere deel van de hoofdstad, beloofde Assahaf de journalisten een rondleiding om te bewijzen dat er geen Amerikanen in Bagdad waren. Al-Jazeera heeft ook op de rondleiding gewacht, maar die kwam er niet. Assahaf verdween en de hoop verdween. Teleurstelling en verbittering kwamen in de plaats, ook uit monde van de deskundigen in de televisiestudios. Op Abou Dhabi televisie vroeg de politicoloog zich af waarom er altijd maar twee wegen zijn voor de Arabische volkeren: waarom de Arabieren altijd moeten leven ofwel onder de greep van een dictatuur, ofwel onder een bezetting. Waarom de val van het regime niet met Iraakse hand kon verwezenlijkt worden, waar de oppositie was en waarom er geen derde weg was. Er moest een derde weg zijn, was dan zijn besluit. De militair van zijn kant was verbitterd over de militaire situatie in de Arabische wereld in het algemeen. “Waar is het Arabische leger? Waar is het verzet?” vroeg hij zich af. Een vraag die zonder antwoord bleef.
Met het neerhalen van het standbeeld van Saddam, heeft al-Jazeera het over het "einde van een tijdperk" gehad. Wat het lot van Irak en de hele regio zal zijn, bleef een open vraag. Het feit dat eerst een aantal Irakezen zonder resultaat geprobeerd had het beeld van Saddam naar beneden te brengen en dat het uiteindelijk Amerikaanse soldaten waren die het standbeeld neerhaalden met eerst de Amerikaanse vlag in de hand en pas daarna de Iraakse, sprak volgens de zender boekdelen.
* Dit artikel vormt een bijdrage van het boek, Media in Oorlog, dat in augustus/september verschijnt bij Vrede vzw/Mediadoc. Te bestellen door storting van 10 Euro op rek.nr. 000-0956015-80