De reusachtige panne in de stroomvoorziening drukte de Amerikaanse leiders met de feiten op de neus: op een zo essentieel punt, zitten de Verenigde Staten met een infrastructuur die nauwelijks het niveau van zogenaamde Derde Wereldlanden haalt. Bij manier van spreken dan, want er zijn ongetwijfeld Derde Wereldlanden die er beter voor staan.
Deze elektrische deficiëntie in het noordoosten van de VS en een deel van Canada is verre van een alleenstaand verschijnsel. In mirakelstaat Californië worstelen ze al langer met het probleem van grote stroomonderbrekingen. Pientere Amerikanen zien zelfs een verband met het ook al reusachtige schandaal van Enron (waarover men in de VS nog zo weinig spreekt), een schandaal dat nochtans blootlegde hoe de energieverkopers slechts belangstelling hebben voor stroomvoorziening in zoverre ze superwinsten oplevert – en goede voorzieningen zijn niet synoniem van winst, wat de superliberalen daar ook mogen over zeggen.
De fundamentele problemen met stroomvoorziening vinden we in zoveel andere sectoren van ‘Gods own country’ terug. Neem bij voorbeeld het openbaar vervoer, de openbare gezondheidszorg, het onderwijs. Er zijn natuurlijk de elite-ziekenhuizen en -colleges, maar wat wij als "openbaar" beschouwen, zit meer in de sfeer van de Vierde dan van de Derde Wereld. Investeren in openbare voorzieningen botst met de ultraliberale ideologie, maar ze botst vooral met de belangen van de echte machthebbers.
Nu stelt George W. Bush vast dat er meer moet worden geïnvesteerd in een collectieve dienstverlening als stroomvoorziening. Maar intussen voert zijn regering besparingen door op sociale en collectieve voorzieningen en spendeert ze jaarlijks meer dan 120 miljard euro aan subsidies aan ondernemingen (prijssubsidies, uitvoertoelagen, industrieterreinen, promotieprojecten, ontginningsprogramma’s enz.), plus allerlei extra’s om grote ondernemingen in moeilijkheden, tot en met speculatiefondsen, te redden. Plus dan nog de enorme winstgevende contracten voor de oorlogsindustrie. Daar bovenop komen nog de opeenvolgende drastische belastingsverminderingen voor grote inkomens – die verhoudingsgewijs minder betalen dan de gewone en lage inkomens, wat toch wel een ander beeld geeft over de American dream.
Opgejaagde ‘Overworked American’
Laten we het leven van een Amerikaanse werknemer op de werkvloer zelf even vergelijken met die van het "oude Europa", sociale zekerheid, gezondheidszorg en dergelijke nog buiten beschouwing gelaten.
De "oude Europeanen" worden niet alleen inzake de oorlog tegen Irak of bij andere dergelijke gelegenheden verweten ‘niet moedig’ te zijn: ze zouden ook nog te weinig werken en zich wentelen op het oorkussen van de duivel. Een jonge Amerikaanse die voor een research-instituut werkt, heeft uitzonderlijk na drie jaar prestatie vier dagen gekregen om in Londen een familiefeest bij te wonen. "Ik heb in theorie recht op twee weken vakantie, maar dat is louter theorie, want twee weken opnemen zou me mijn job kunnen kosten".
Professor Juliet Schor (Boston College) legt in het boek ‘The Overworked American’ een en ander uit. Twee weken vakantie is de norm. Daar is in de voorbije decennia geen dag bijgekomen. Het aantal werkuren dat een Amerikaanse werknemer per jaar presteert, bedroeg in 1973 ongeveer 1720 uur, in 1997 was dat gestegen tot 1830 uur (in de meeste West-Europese landen ligt dat iets boven 1500 uur)! Gemiddelde werkweken van 42 uur blijven de norm, 38% van de werknemers werkt meer dan 50 uur per week. Dat heeft ook te maken met de vele overuren en met het feit dat veel mensen door de lage lonen gedwongen worden meer dan één job te doen. Werknemers met kinderen werken nu gemiddeld 150 uur per jaar meer dan in 1990. Resultaat, aldus professor Schor, het gezinsleven heeft daar zwaar onder te lijden. Slechte voedingsgewoonten en slechte schoolresultaten zijn enkele van de nevengevolgen.
Ondanks dat vele werken, kunnen steeds meer Amerikanen die jacht niet meer bijhouden. Ze worden voortdurend opgejaagd om meer te consumeren, maar de inkomens volgen niet. Met als gevolg dat de Amerikaanse gezinnen op een gigantische schuldenberg leven. Problemen met die schulden drijven talrijke Amerikaanse gezinnen letterlijk uit hun woningen.
En dan vragen sommige Vlaamse commentatoren zich af, of het "oude Europa" niet veel kan leren van de VS. Ongetwijfeld, namelijk dat de Amerikaanse kapitalisten door de zwakte van de arbeidersbeweging verder kunnen gaan in de uitbuiting van de arbeid. Dat geeft die Amerikaanse kapitalisten natuurlijk een voorsprong in de concurrentiestrijd. Dit is het wezen van het "Amerikaans mirakel" waar de meeste Amerikanen slachtoffer van zijn.
(Uitpers, nr. 45, 5de jg., september 2003)