De mogelijke fusie tussen de twee grootste Europese defensie-ondernemingen, EADS en BAE Systems, zou wel ’s de voorbode kunnen zijn van grote veranderingen in het wereldje van de defensie-industrie. Bij de militaire industrie in de US is de ongerustheid trouwens zeer groot dat de aankoop van militair materieel zal blijven dalen. Zelfs mocht het algemene defensiebudget op hetzelfde peil blijven, dan nog staat het aandeel van de investeringen onder druk door de groeiende noden qua loonkosten, kosten voor gezondheidszorg van de militairen, en de kost van buitenlandse operaties.
De lijn die het Witte Huis en het Pentagon al zo’n twee jaar aanhouden, is er een die grote fusies afkeurt. Voorlopig stelt het Ministerie van Defensie dat ze geen groen licht zal geven voor verdere concentratie alleen maar omdat bepaalde ondernemingen zich zorgen maken over toekomstige besparingen. Er wordt echter zwaar gelobbyd om die beleidslijn om te buigen. De industriëlen menen dat het aankoopbudget sedert 2008 met een derde is gedaald, zodat zij met grote overcapaciteit blijven zitten. Dit duwt de prijs van wapensystemen de hoogte in op termijn, want de overheid betaalt de overhead-kosten. Enkel fusies kunnen een oplossing bieden: “we moeten niet gebruikte productie- en ontwerpcapaciteit over boord kunnen gooien”, heet het in die kringen. De overheid wil concurrentie in de sector, en zegt dat het niet haar taak is om winners of verliezers uit te pikken. Maar dat is behoorlijk theoretisch in een sector die uit deelmonopolies bestaat. Een bedrijfsleider uit de sector stelt dat slechts 3 procent van de directe loonuren onderhevig zijn aan concurrentie, dat was in de jaren 1960 nog 90 procent.
Concurrentie van de niet-militaire industrie
Trouwens de algemene technologische evolutie zou er in de toekomst kunnen voor zorgen dat dat de grote ‘nationale’ militair-industriële actoren tot niche-spelers worden gedegradeerd, aangezien heel wat input nu van commerciële en buitenlandse firma’s komt. Een voorbeeld dat in deze context wordt geciteerd betreft de bouw van een nieuw schip voor kustbewaking. De scheepswerf die het schip bouwt is in handen van buitenlandse ondernemingen en ook de radars worden buiten de VS ontworpen en geproduceerd. Nieuwe helikopters zijn op de Franse en Duitse tekentafels ontworpen, nieuwe artillerie van de zeemacht is Brits. De nieuwe beveiligde telefoonlijnen zijn van Google en Dell. Diezelfde bedrijfsleider schat dat een derde van de militaire aankopen bij bovenstaande voorbeelden kunnen worden toegevoegd. De klassieke Amerikaanse militaire industrie voelt zich dus door de concurrentie van niet militaire ondernemingen in het nauw gedreven. “Wie bezorgd is om de concurrentie moet er voor zorgen dat de grote spelers niet worden uitgeschakeld”, is een veel gehoorde opmerking.
“De industrie is de kern van onze defensie”
Intussen probeert de vice minister van defensie, Ashton Carter, de gemoederen te sussen, maar het Pentagon blijft toch naar een hogere kosten-baten resultaat streven, meldde hij in een toespraak voor de NAVY. “Wees gerust”, zei hij, “de industrie is de kern van onze defensie, het Pentagon zelf bouwt geen wapensystemen, we vertrouwen erop dat de industrie dat voor ons doet”. Carter zei verder dat “los van een eventueel akkoord in het Congres om het defensiebudget aan een 10 procent vermindering te laten ontsnappen, de militaire industrie zelf ook moet zoeken naar kostenvermindering. Het kan niet zijn dat goedkopere alternatieven voor onderdelen van wapensystemen niet worden aangeboord.” De periode van na nine-eleven met telkens sterk groeiende defensiebudgetten is voorbij, voegde hij er aan toe.
Meer op efficiëntie op vlak van onderzoek
Ook wat het onderzoek betreft moet er meer op efficiëntie worden gemikt. Enorme wetenschappelijke projecten opzetten die niet tot een bruikbaar product voor het leger leiden, is niet langer aanvaardbaar. De vice minister wees ook naar de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter – in de visie van Pieter De Crem moet dit de vervanger van de F16 worden – waar naar verluidt het prijskaartje de pan begint uit te swingen.
Ashton Carter onderstreepte tijdens een andere toespraak voor de Luchtmacht dat de militaire industrie los moet komen van de huidige noden van oorlogsvoering en moet focussen op de toekomst. “De wereld staat niet stil, technologie staat niet stil”. De Air Force moet snel zijn, flexibel, direct inzetbaar en technologisch hoog ontwikkeld om gelijk welke vijand waar ook te wereld te verslaan, was zijn boodschap. Wijze investeringsbeslissingen en uiterst efficiënte inzet van de middelen, zijn daarbij sleutelbegrippen. Elektronische en cyber-oorlogsvoering, onbemande vliegtuigen, de ruimte, en langeafstandsraketten, zijn de elementen van de toekomst.
In die toekomst speelt de militaire controle over de Aziatische regio een cruciale rol. Dat zei president Obama al in het begin van dit jaar. Nu wordt geregeld herhaald dat mogelijke besparingen bij defensie niet zullen leiden tot beperkingen van de tactische ontplooiing van de luchtmacht in die regio: verdere modernisering van de luchtmachtbasis in Guam en de Mariana Eilanden, en een garantie dat de toekomstige Joint Strike Fighter permanent in die regio zal gestationeerd worden.
Afwachten hoe het discours zal luiden na de presidentverkiezingen.