De crisis waarin Algerije al sinds 1980 zit, komt niet uit de lucht gevallen. De derde ambtstermijn van President Abdelazziz Bouteflika is hierbij een consolidatie van de crisis. Om te weten hoe Algerije in deze crisis is beland, moeten we terugkeren naar de begintijd van de onafhankelijkheid.
Één van de meest bloedigste onafhankelijkheidsoorlogen tegen een koloniale bezettingsmacht is ongetwijfeld de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog van 1954 tot 1962. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog maakte aan de Algerijnse kant één miljoen martelaren. Algerije zou de 130 jarige bezetting nooit niet meer verwerken.
Op weg naar het socialisme en het liberalisme
Algerije werd officieel onafhankelijk op 1 juli 1962. Ben Bella één van de leiders van het FLN (Front de Libération Nationale) werd president. Op 8 september 1963 werd de Algerijnse grondwet goedgekeurd. Ben Bella was geen lang presidentschap beschoren. Hij werd op 19 juni 1965 in een coup opzij gezet door Houari Boumédienne. Anders dan zijn voorganger Ben Bella was hij verliefd op het socialistische ideaal van een geïndustrialiseerd Algerije. De landbouwers werden massaal in de fabrieken ingezet. Algerijes agrarische sector moest plaats maken voor de industriële sector. Algerije had nu een overvloed aan machines, ijzer etc.. Maar de noodzakelijke levensmiddelen moesten nu worden geïmporteerd uit het buitenland.
Boumédienne’s economische politiek werd een groot fiasco. Boumédienne overleed op 27 december 1978. Hij liet een land achter vol tegenstellingen en een economische crisis. Chadli Bendjedid werd gekozen als president. Deze rustige en onopvallende generaal had een totaal andere visie dan zijn voorganger. Chadli liberaliseerde alle sectoren. De industrie, waaronder de olie-industrie, etc.. Wat Chadli vergat te liberaliseren is de identiteitskwestie in Kabylië.
De identiteitscrisis en Kabylië
In het jaar 1980 kwam de identiteitscrisis tot uitbarsting in de Berberse regio Kabylië. De Berbers uit Kabylië werden sinds de onafhankelijkheid opzij geschoven op politiek en cultureel vlak. De Algerijnse staat werd gezien als een Arabisch-islamitisch land waar geen plaats was voor het Berbers element (en ook niet het Franse element). Op 10 maart 1980 werd een lezing van de Berberse antropoloog Moloud Mammeri verboden op de universiteit van Tizi Ouzou. Dit was de katalysator voor een algemene staking in die Kabylië twee maanden in haar greep hield. Dit was de eerste keer dat het staatsbeleid op een volksniveau werd afgekeurd. De opstand staat bekend als de Berberse Lente en zorgde ervoor dat de Algerijnse crisis naast een economische dimensie ook een identiteitsdimensie kreeg. De Berberse Culturele Beweging die bekend staat als Mouvement Culturel Berbére betwistte nu openlijk het identiteitsdiscours van de Algerijnse staat.
Opkomst van de politieke Islam
Het FLN dat nog dacht dat het stevig in het zadel zat, vergiste zich schromelijk in oktober 1988. Rellen braken in het hele land uit, jong en oud gingen de straat op om sociale hervormingen te eisen voor de prangende situatie waarin de overgrote meerderheid van de Algerijnen zich bevonden. Het Islamisme (nog geen duidelijk afgebakende organisatie) nam het politieke leiderschap op zich. Het Islamisme dat zich sinds de Berberse lente liet uitspelen door de FLN tegen de seculiere Berberbeweging werd nu een boemerang. De oktober-rellen maakten meer dan 500 doden en waren binnen de week al onderdrukt. Toch moest president Chadli het politieke systeem liberaliseren, dat tot dan alleen door het FLN werd beheerst. De Islamisten organiseerden zich in verschillende partijen, maar waarbij het FIS (Front Islamique du Salut) tot de grootste fractie zal uitgroeien. Verkiezingen voor het nieuwe parlement werden op 26 december 1991 gehouden. Het FIS haalde in de eerste ronde 48% van de stemmen en stevende in de tweede ronde op een absolute meerderheid. Het leger annuleerde prompt de tweede ronde en dwong president Chadli tot aftreden.
De burgeroorlog
Na het annuleren van de tweede ronde en de arrestatie van de leiders van het FIS, begon een periode van de Algerijnse burgeroorlog waarin alle conflicten werden uitgevochten. Boudiaf, een charismatische FLN leider die sinds de onafhankelijkheid in Marokko in ballingschap leefde, werd binnengehaald als de laatste hoop voor Algerije. President Boudiaf werd zes maanden later tijdens een speech door een officier doodgeschoten. De Islamisten verklaarden de oorlog aan het Algerijnse leger en staat. Generaal Liamine Zéroual werd de nieuwe president die door de legerleiding naar voor werd geschoven. Zéroual kreeg direct te maken met een schoolboycot in Kabylië tijdens het schooljaar 1994-1995. De eisen van de Berberbeweging waren de invoering van de Berberse taal in het onderwijs en het officialiseren en nationaliseren van de Berberse taal. Aan de eerste eis werd tegemoet gekomen, maar aan de rest niet. Ondertussen ging de burgeroorlog met de Islamisten in alle hevigheid verder. De Islamisten boekten geleidelijk overwinningen door bepaalde hoog geplaatste verantwoordelijken in het leger. Tegen 1998 had de burgeroorlog meer dan 200.000 slachtoffers gemaakt.
Daar is Bouteflika
Zéroual had er niet veel van gebakken en het was ook hoogstens tijd volgens de legerleiding om iemand anders president te laten worden. In 1999 was het de beurt van Abdelazziz Bouteflika. Hij was een voormalige strijder van het FLN en had heel wat ervaring in de Algerijnse politiek. Hij begon onderhandelingen met de Islamisten die uitmonden in een amnestiewet. Bouteflika zijn beleid begon vruchten af te werpen. De meeste Islamisten hebben hun wapens neergelegd en de Islamisten zijn gedeeltelijk in het systeem geïncorporeerd. Maar Bouteflika zal in 2001 te maken hebben met de grootste opstand sinds de onafhankelijkheid van Algerije.
De Zwarte Lente
Op 18 april 2001 wordt Massinissa Guermah een student zonder enige aanleiding in een politiekantoor te Béni Douala in Kabylië doodgeschoten. Op 21 april werd naar jaarlijkse gewoonte de Berberse Lente herdacht. Na een betoging worden drie leerlingen gearresteerd in een school op beschuldiging van smaad. Een dag later wordt door het minister van binnenlandse zaken een persmededeling naar buiten gebracht, waarin Massinissa Guermah als een ordinaire dief wordt bestempeld. Het nieuws verspreidt zich als een vuurtje en mensen komen massaal op straat in Kabylië. De Berbers van Kabylië eisen een einde aan de staatrepressie en sociaal-economische hervormingen (wat de meeste Algerijnen vragen). Arch, een moderne burgerbeweging.neemt als snel de leiding over de protesten en organiseert voor een jaar betogingen. Bouteflika en de Algerijnse en Franse media presenteren de protesten als een identiteitskwestie (die ook reëel is). De protesten blijven beperkt tot Kabylië. Ze geraken niet verder. De Zwarte Lente heeft de publieke opinie in Kabylië verweesd achtergelaten met meer dan 130 doden. Het enigste wat van de eisen werd tegemoet getreden is dat het Berbers een nationale taal werd in Algerije.
Conclusie
De herverkiezing van Bouteflika dit jaar is niet meer dan een consolidatie van de Algerijnse crisis. De sociaal en economische problemen zijn verre van opgelost. De liberalisering van het politiek systeem is een grote flop geworden. De Berberse kwestie is verre van opgelost en blijft een eis van de Berbers.
(Uitpers, nr. 110, 10de jg., juni 2009)