Miriam Sluis, Zoutrif, KIT Publishers, Amsterdam, 2008, 280 blz. ISBN 9789068324723
door Walter Lotens
De Nederlandse journaliste Miriam Sluis woont en werkt al jaren op Curaçao. In Zoutrif duikt zij niet alleen in het slavernijverleden, zij verbindt dat onderzoek ook op een zeer boeiende manier met van dit grootste Nederlandse Antilliaanse eiland.
Miriam Sluis is correspondent voor NRC Handelsblad en NOS Nieuws op de Nederlandse Antillen en Aruba en schreef in 2004 De Antillen bestaan niet. Zij beschrijft daarin wat zij noemt De nadagen van een fictief land. Ten dele is Zoutrif een voortzetting van het politiek uiteenvallen van de Nederlandse Antillen, maar dan alleen bekeken vanuit Curaçao en het verleden van dat eiland.
Haar invalshoek is de plantage Rif St. Marie dat in de slaventijd een belangrijk zoutwinningsgebied was. Enkele jaren geleden zocht ik haar op in haar woning dicht bij het dorpje St. Willibrordus. Zij kijkt er uit over een saliña, een uitgestrekte zoutpan vol statige flamingo’s. Rond de saliña liggen vier landhuizen: Hermanus, Jan Kock, San Sebastiaan en Rif. Zij staan er al eeuwenlang als vier poortwachters rond de saliña, schrijft ze. Er zijn zo van die plekken en landschappen waar de geschiedenis op je afkomt. Dit is er één van. Nog even toch, want de ‘moderniteit’ duikt er op in de vorm van projectontwikkelaars met luxueuze vakantieresorts.
Heden en verleden
Sluis is gefascineerd door die omgeving. Zij maakt er dagelijks lange wandelingen met haar hond Vali en stuit soms op restanten van vierhonderd jaar geschiedenis van plantage Rif St. Marie. Steeds meer geboeid door het verleden duikt zij in de archieven van het eiland en interviewt zij mensen van diverse pluimage die haar bij het onderzoek kunnen helpen. Zo ontstaat Zoutrif. Het is een zoektocht waarin heden en verleden voortdurend switchen met elkaar.
In twaalf thematisch opgebouwd hoofdstukken, met achterin een uitvoerige bronvermelding en verantwoording, verbindt zij het slavernijverleden dat zij in beeld brengt met de actuele zoektocht naar een eigen weg voor Curaçao. Dat het slavernijverleden doorwerkt tot op vandaag ondervindt zij vaak tijdens haar onderzoek. De meeste Afro-Curaçaoënaren die de tentoonstelling Herencia di Sklavitut (Papiamento voor ‘Erfenis van de slavernij’) bezoeken, zijn huiverig om zich te laten interviewen door haar en andere onderzoekers.
Of is die terughoudendheid misschien te verklaren omdat zij een makamba, een Europese Nederlander is? Is zij, na zovele jaren Curaçao, nog steeds een Nederlander of is zij een Curaçaoënaar geworden? Dat is ook een vraag die haar bezighoudt. In sommige passages geeft zij zelf impliciet een antwoord hierop. Als zij schrijft dat Curaçao op 2 juli de Día di Bandera (de dag van de vlag) viert dan voegt ze eraan toe: “Dan vieren we onze kracht als eiland.” (p. 10) Sluis vereenzelvigt zich met de eilandbewoners: ze is er zelf een geworden. Toch blijft er ook een in between gevoel van hangen tussen twee werelden aanwezig. “Waar woon ik dan, vraag ik me af; in het landhuis of in een slavenhutje?” (p. 18)
El Indjian
Zoutrif bestaat uit twee verhaallijnen. In haar historische reconstructie van het verleden gebruikt zij niet het pennetje van de journalist, maar eerder van de literator die via het brengen van ik-verhalen in de huid van haar historische personages probeert te kruipen. Ook het landschap krijgt daarin een rol toebedeeld. Zo brengt zij de rotspunt El Indjian waarop zij vanuit haar huis uitkijkt tot leven. El Indjian wordt de commentator van gebeurtenissen die zich aan zijn voeten afspelen. Daardoor creëert zij de mythische stem van de natuur en van de inheemse bevolking. In het eerste hoofdstuk “Aarde” duikt El Indjian al op: “Witte mannen lopen in de vallei. Verblindend zonlicht weerkaatst op hun helmen. Ze pakken zout uit de kleine pannen. Deze mannen bewegen anders. Drukker. Opgewonden. Met kromme benen. De borst vooruit. Raadselachtig. Op zoek naar iets.” (p. 26).
In de eerste zinnen van het hoofdstuk ‘Emancipatie’ komt El Indjian’ weer aan het woord. Kijkend naar de kerk van St. Willibrordus zegt hij: “Gezang stijgt op uit het gebouw op de savanne. Het klinkt zuiver. Een huis met een kruis. Vol met zwarten. Ze zijn vrij. Dat zingen ze. Ik voel het niet. In de kerk zitten ze gebogen. Het hoofd tussen de knieën.” (p. 115) Op die subtiele manier stelt zij tevens de rol van de kerk in vraag, die op een nieuwe onderdanigheid aanstuurt maar dan van een andere orde.
Dit procédé om de natuur tot leven te wekken is ongetwijfeld een vondst waardoor dit boek het journalistieke niveau overstijgt. Wie zinnetjes kan schrijven als “Kwakende kikkers zoemen als zwiepende hoogspanningsdraden” (p. 16) bewijst bovendien een zeer plastische pen te hebben.
Literaire non fictie
Zoutrif is geen historische roman. Het boek heeft een eigen geluid dat aanleunt bij een stuk mentalistische geschiedschrijving – zoals historici als Emmanuel Le Roy Ladurie dat doen – maar dat van de hand is van een journalist die nu en dan haar eigen grensgebied overschrijdt en in het literaire landschap terechtkomt. Zij beweegt zich voortdurend op die grenszone van wat men tegenwoordig literaire non-fictie noemt en waarin Nederlandstalige auteurs als bijvoorbeeld Frank Westerman, Lieve Joris en Chris De Stoop zich thuis voelen. Sluis verkeert met Zoutrif in goed gezelschap. Literaire non-fictie scoort hoog op dit ogenblik. Van de 371 titel voor de AKO literairprijs 2008 waren ongeveer veertig procent van de inzendingen non-fictie.
Zoutrif is een mooi boek. Het is bovendien veel meer dan het beperkte verhaal van één plantage op een klein eiland in de Caraïben. Miriam Sluis vertelt het verhaal van onderdrukking en geloochende schaamte en dat heeft geen lokaal, maar een universeel karakter.
(Uitpers, nr 104, 10de jg., december 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=836730&refsource=uitpers