In een opiniestuk in de Washington Post (1 april 2011) plaatst Richard Goldstone vraagtekens bij het rapport dat zijn naam draagt over de oorlog ‘Gegoten Lood’ in Gaza, waarin kritische conclusies getrokken worden over Israëls militaire operatie. Goldstone stelt in het recente opiniestuk dat het rapport er anders zou hebben uitgezien als “ik had geweten wat ik nu weet”. Hoewel de Israëlische regering Goldstones plotse twijfels aangrijpt om de intrekking van het rapport te vragen, staat er niets in het opiniestuk dat de oorspronkelijke bevindingen van het Goldstone-rapport ernstig in vraag stelt.
Wat waren de bevindingen in het Goldstone-rapport?
De voormalige rechter van het Zuid-Afrikaans grondwettelijk Hof, Richard Goldstone, leidde in 2009 een vierkoppige Fact Finding-missie in opdracht van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Het mandaat van de missie bestond er in om inbreuken op de mensenrechten en het internationaal humanitair recht te onderzoeken in de context van de oorlog in Gaza van 27 december 2008 tot 18 januari 2009. Het onderzoeksteam kwam tot de conclusie dat beide partijen, het Israëlisch leger en Hamas, zich aan oorlogsmisdaden bezondigd hadden en mogelijks zelfs misdaden tegen de menselijkheid gepleegd hadden.
Het rapport is in het bijzonder hard voor het optreden van het Israëlische leger dat zich te buiten ging aan ‘zware inbreuken’ op de Vierde Conventie van Genève die de bescherming van de burgerbevolking in oorlogstijd regelt. Het Goldstone-rapport stelt dat de militaire planners een doctrine van disproportioneel geweld hanteerden met het oog op het beschadigen van burgerlijke infrastructuur en daarbij ook de burgerbevolking doelbewust viseerden. Het geeft onder andere kritiek op “de doelbewuste en systematische politiek van de Israëlische troepen om industriële sites en waterinstallaties te raken”. Volgens verschillende mensenrechtenorganisaties werden ongeveer 1.400 Palestijnen gedood waarvan minstens de helft burgers. Aan Israëlische zijde sneuvelden 14 mensen, waaronder 4 als gevolg van ‘friendly fire’ (per ongeluk raken van de eigen troepen) en 3 burgers.
Na de publicatie van het Goldstone-rapport in september 2009 stelde de VN-Mensenrechtenraad een Comité aan onder leiding van de New Yorkse rechter Mary McGowan Davis om verslag uit te brengen over het sérieux waarmee de betrokken partijen zelf een ‘onafhankelijk en neutraal’ onderzoek naar oorlogsmisdaden instelden.
Wat zegt Goldstone nu over zijn rapport?
Goldstone verwijst in zijn opiniestuk van 1 april naar het finale rapport van de McGowan Davis-commissie, dat twee weken eerder verscheen, om nu een deel van zijn eigen rapport in twijfel te trekken. Hij trekt daarbij drie conclusies. Ten eerste schrijft hij dat de commissie heeft vastgesteld dat Israël betekenisvolle middelen heeft vrijgemaakt om 400 beschuldigingen van wangedrag te onderzoeken. “Het ziet er naar uit” aldus Goldstone “dat werk wordt gemaakt van een passend proces”. Zijn tweede conclusie volgt uit de eerste. Uit het Israëlisch onderzoek blijkt dat weliswaar individuele soldaten betrokken waren bij een aantal van de incidenten zoals beschreven in het Goldstone-rapport, maar dat er geen sprake is van een beleid om doelbewust burgers te viseren. En hij geeft het voorbeeld van het drama dat de familie Samouni overkwam. Bij het bombarderen van een huis kwamen 29 leden van deze familie om. Goldstone stelt nu dat het geval ‘klaarblijkelijk’ een gevolg was van een foute interpretatie van beeldmateriaal afkomstig van een ‘drone’ (onbemand vliegtuig) en dat er bovendien een onderzoek loopt tegen de Israëlische officier die het bevel tot de aanval gaf. De enige bedenkingen die Goldstone zich stelt is dat Israël beter had meegewerkt aan het onderzoek van zijn missie en dat de Israëlische procedures die wangedrag moeten opsporen en veroordelen traag vorderen. Ten derde stelt Goldstone vast dat de de facto autoriteiten in Gaza (Hamas), in tegenstelling tot Israël geen enkel onderzoek zijn gestart naar de raket- en mortieraanvallen tegen Israël. Hoe mild hij zich plots lijkt op te stellen ten aanzien van Israël, zo zwaar haalt hij uit naar Hamas: “Het was waarschijnlijk een foute onderneming om Hamas te vragen (de feiten) te onderzoeken”. Hoewel er bij deze aanvallen amper mensen zijn gedood of gewond neemt dat niet weg, aldus Goldstone, dat de VN-Mensenrechtenraad deze “gruwelijke daden in de strengste bewoordingen moet veroordelen”. Goldstone zegt echter niets over de ‘reacties’ van het Israëlisch leger die volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie Btselem ook na operatie Gegoten Lood (tussen 19 januari 2009 en 28 februari 2011) zorgden voor 118 Palestijnse doden, onder wie 12 minderjarigen, in de Gaza-strook.
Israël vraagt de vernietiging van het rapport Goldstone
Operatie ‘Gegoten Lood’ en het Goldstone-rapport bezorgde Israël grote politieke schade. De reactie van de Israëlische regering op de publicatie van het rapport was ongemeen fel en niet gespeend van de nodige dramatiek. Premier Netanyahu stelde dat het de Verenigde Naties ‘irrelevant’ zou maken en noemde Goldstone een “codewoord voor een poging om Israëls recht op zelfverdediging te delegitimiseren”. Toen het Europees Parlement in maart 2010 een resolutie goedkeurde die de uitvoering van de aanbevelingen van het rapport vroeg, vreesde de Israëlische regering dat dit de relaties tussen de EU en Israël onder druk zou zetten. Dat Goldstone zelf een jood is, die zichzelf een zionist noemt, een gerespecteerd jurist is en een lid van de raad van bestuur van de Hebrew University in Jeruzalem, maakte het allemaal extra gevoelig. Het rapport werd gezien als een mogelijke splijtzwam binnen joodse kringen in Israël en de diaspora.
Het verwondert dan ook niet dat de Israëlische regering meteen na de publicatie van Goldstones opiniestuk alle registers zou opentrekken om het oorspronkelijke rapport volledig te discrediteren. Premier Netanyahu zei dat Israël een internationale campagne zou starten om de Verenigde Naties te overtuigen het Goldstone-rapport in te trekken. Hij kondigde ook de oprichting aan van een commissie die zich moet bezighouden met het “inperken van de schade” aangericht door het rapport. Avigdor Lieberman, de extreemrechtse minister van Buitenlandse Zaken zag er een nieuwe gelegenheid in om zijn campagne tegen ‘linkse Israëlische organisaties’ verder te zetten door hen nogmaals te verwijten de VN-fact finding-missie van informatie te voorzien. Eerder sprak hij al van organisaties die de terreur ondersteunen en diende zijn partij wetsvoorstellen in om hun financiering en werking aan banden te leggen.
Maar… geen intrekking, wel nuancering
De Israëlische regering gebruikt de publicatie van het Goldstone-opiniestuk om het hele rapport als nietig te beschouwen. Goldstone zelf gaat evenwel niet zover. In de titel van zijn stuk gebruikt hij het woordje ‘reconsidering’ (opnieuw in overweging nemen) en in zijn tekst zegt hij ook dat de incidenten die het rapport beschrijft geldig blijven. Bovendien schrijft hij dat het rapport er voor gezorgd heeft dat er heel wat lessen zijn getrokken en dat er beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Zo refereert hij aan de nieuwe procedures van het Israëlisch leger voor de bescherming van burgers.
Toch blijft het een uitermate vreemde bocht die Goldstone neemt. Hij baseert zijn nieuwe ophefmakende conclusies op het McGowan Davis-rapport, dat hij evenwel selectief gebruikt. Indien Goldstone zich daadwerkelijk op dit rapport zou baseren dan zou hij zijn vertrouwen in de Israëlische rechtsgang juist niet mogen uitspreken. Het McGowan Davis-rapport plaatst bijvoorbeeld ernstige bedenkingen bij de dubbele functie van de Israëlische Militaire Advocaat Generaal die de onderzoeken moet leiden en die tegelijkertijd ook de wettelijke adviseur is van de Generale Staf van het Israëlisch leger. Dat is “zorgwekkend in de huidige context gezien de beschuldigingen in het FFM-rapport (Goldstone-rapport) dat zij die de operatie in Gaza ontwierpen, planden, bevolen en overzagen medeplichtig waren aan inbreuken op het internationaal humanitair recht en de internationale mensenrechten”, zo luidt het onder punt 40 in het McGowan Davis rapport. De McGowan Davis-commissie stelt dan ook dat alleen een onafhankelijke publieke commissie en niet de Militaire Advocaat Generaal het geschikte mechanisme is voor een onafhankelijke en onpartijdige analyse, zoals die trouwens oorspronkelijk gevraagd werd in het Goldstone-rapport zelf.
Ook rond het Samouni-drama brengt Goldstone een versie die bijna haaks staat op wat in het bewust opvolgingsrapport staat geschreven. Dat stelt dat er tegenstrijdigheden zijn in het onderzoek en dat de Militaire Advocaat Generaal bovendien in zijn onderzoek zou gehinderd zijn door het Israëlisch leger. Ook bij het onderzoek naar andere incidenten is er sprake van tegenstrijdigheden of obstructies door het Israëlisch leger. Bovendien is er bezorgdheid over het trage verloop van het onderzoek dat het “vooruitzicht dat er uiteindelijk rekenschap wordt afgelegd en recht wordt gesproken ernstig kan aantasten”. Tot slot schrijft de McGowan Davis-commissie dat er geen onderzoek is gebeurd naar het hogere beslissingsniveau dat verantwoordelijk is voor het ontwerpen en uitvoeren van de operatie in Gaza.
Goldstone beslist niet alleen
Het VN-rapport voor de Mensenrechtenraad, mag dan al Richard Goldstones naam dragen, hij is er geen privé-eigenaar van. De fact finding-missie die hij leidde bestond uit vier leden. Een van die leden, Hina Jilani, reageerde onmiddellijk op het opiniestuk van Goldstone in een interview met de Middle East Monitor: “Het VN-rapport zou er niet anders hebben uitgezien” en “geen enkel proces of procedure zou de geldigheid van het VN-rapport aantasten. Als dat zou gebeuren, zou dat als een verdachte zet worden gezien”. Twee weken later publiceren Jilani en de twee overige commissieleden, Christine Chinkin en Desmond Travers, in de Britse krant The Guardian, een felle reactie op de pogingen om hun rapport in diskrediet te brengen. “Wij zijn het er over eens dat er geen rechtvaardiging bestaat voor elke vraag of verwachting om het rapport in heroverweging te nemen, omdat er niets wezenlijks is opgedoken dat op enigerlei wijze de context, bevindingen of conclusies van dat rapport zou wijzigen m.b.t. een van de partijen van het conflict in Gaza. Het verslag van de fact-finding missie bevat de conclusies die er gekomen zijn na zorgvuldige, onafhankelijke en objectieve bestudering van de informatie met betrekking tot de gebeurtenissen zoals voorzien in ons mandaat, en met een zorgvuldige beoordeling van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid. Wij blijven pal achter deze conclusies staan.”
De Franse jurist Gilles Devers, die een campagne leidt om het Internationaal Strafhof onderzoek te laten doen naar oorlogsmisdaden, reageerde als volgt: “De laatste twee jaar is het aantal rapporten toegenomen. Zo is er onder andere het rapport geleid door John Dugard (de voormalige Speciale Rapporteur voor Mensenrechten in de Bezette Palestijnse Gebieden van de Verenigde Naties die een missie van de Arabische Liga leidde), het rapport van Amnesty International over de militaire operatie in Gaza en het rapport van Human Rights Watch. Als er twijfel bestaat over de feiten, dan moet Goldstone de commissie bijeenroepen en op een geargumenteerde wijze de Raad voor de Mensenrechten vragen om te worden heraangesteld voor een aanvulling op de missie. Maar een enkel opiniestuk van een paar tientallen lijntjes in de Washington Post, is niet op niveau. Dat Richard Goldstone een opiniestuk publiceert om het werk van de commissie die hij heeft voorgezeten in vraag te stellen, zonder met de andere commissieleden te hebben gesproken, is verbazend.”
In het rapport van Amnesty International naar aanleiding van Operatie Gegoten Lood, wordt gesproken van “ernstige en extensieve inbreuken op het internationaal recht”. In de inleiding lezen we over het Israëlisch optreden: “Veel van de vernietiging was moedwillig en het gevolg van rechtstreekse aanvallen op burgerdoelen, evenals van willekeurige aanvallen die geen onderscheid maakten tussen legitieme militaire doelen en burgerdoelen. Dergelijke aanvallen vormden een inbreuk op fundamentele bepalingen van het internationaal humanitair recht, met name het verbod op directe aanvallen op burgers en burgerdoelen (het principe van onderscheid), het verbod op willekeurige of disproportionele aanvallen en het verbod op collectieve straffen.”
Ook Human Rights Watch “documenteerde ernstige inbreuken op het oorlogsrecht door Israël, Hamas en andere Palestijnse gewapende groepen, waarvan een aantal neerkomen op oorlogsmisdaden.”
Veel van de vaststellingen zijn het gevolg van getuigenissen van Israëlische soldaten. ‘Breaking the Silence’, een kritische organisatie van Israëlische soldaten en veteranen, verzamelde de getuigenissen over Gegoten Lood in een rapport. Daaruit valt op te maken dat “we niet te maken hebben met fouten van individuele soldaten (…) De getuigenissen van de soldaten die we verzamelden maken duidelijk dat de enorme en weergaloze impact op de infrastructuur en op de burgers van de Gazastrook een direct gevolg was van de IDF-politiek (Israëlisch leger, nvdr), meer bepaald van de ‘rules of engagement’ en de cultivering van de notie onder soldaten dat de oorlogsrealiteit van hen vereist dat ze schieten zonder vragen te stellen.”
Oorlogsmisdaden
Maar zelfs als we er van zouden uitgaan dat de aanvallen van het Israëlische leger op burgers of burgerdoelen geen doelbewust (intentioneel) karakter hadden, zoals Goldstone in zijn opiniestuk stelt, dan kan niet zomaar geconcludeerd worden dat er geen sprake is van oorlogsmisdaden. In het rapport staan er immers ook andere oorlogsmisdaden opgesomd waar Goldstone in zijn opiniestuk niets over zegt. Zo wordt het Israëlisch leger beschuldigd van “systematisch roekeloosheid” en van het gebruik van witte fosforbommen, een toxisch wapen dat diepe en ernstige brandwonden veroorzaakt. Deze fosforbombardementen zijn op zich niet verboden onder het geldende internationaal recht, maar volgens het rapport kunnen ze tot “buitengewone schade aan burgers of burgerdoelen” leiden.
Het is moeilijk om vol te houden dat er geen oorlogsmisdaden zijn gepleegd. In de conclusies stelt het Goldstone-rapport dat de door Israël gehanteerde militaire doctrine “disproportioneel geweld en het veroorzaken van maximale ontwrichting in het leven van veel mensen, als legitieme middelen ziet om militaire en politieke doelen te bereiken”. Het gaat hier om de ‘Dahiya-doctrine’ genoemd naar een wijk in Beiroet die tijdens de oorlog in Libanon van 2006 zwaar verwoest werd door de Israëlische luchtmacht. De Israëlische generaal Eisenkot lichtte de Israëlische militaire doctrine toe in een interview met het persagentschap Reuters naar aanleiding van beschietingen vanuit Libanese dorpen: “We zullen daartegen disproportioneel geweld gebruiken en grote schade en vernietiging veroorzaken. Ons standpunt is dat het geen burgerdorpen zijn, maar militaire basissen.”. In een artikel in de Israëlische krant Haaretz bevestigen andere militaire bronnen dat dit de toekomstige doctrine is voor elk Israëlisch conflict met Libanon, Syrië en de Gazastrook. Volgens het ‘Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof’ (artikel 8, 2, b, iv) is het evenwel een oorlogsmisdaad om opzettelijk een aanval in te zetten “in de wetenschap dat een dergelijke aanval bijkomstige verliezen aan levens of letsels onder burgers zal veroorzaken, of schade aan burgerdoelen of omvangrijke langdurige en ernstige schade aan het milieu zal aanrichten, die duidelijk buitensporig zou zijn in verhouding tot het te verwachten concrete en directe algehele militaire voordeel.”
Met andere woorden, de publiek verklaarde Dahiya-doctrine bevestigt zelf dat het Israëlische leger een systematische politiek voert van disproportioneel geweld. Als er daarbij massale destructie plaatsvindt van burgerdoelen en er veel burgerslachtoffers vallen, gaat het bijgevolg om oorlogsmisdaden.
Over de timing van het Goldstone-opiniestuk
Er zijn heel veel aanwijzingen dat Goldstone geplooid is voor zware politieke druk. De Israëlische historicus Ilan Pappe beschrijft in zijn artikel hoe Goldstone hard werd aangepakt in zijn thuisland Zuid-Afrika door zionistische organisaties. Zware druk was er ook van de kant van de Israëlische regering. Volgens de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Avigdor Lieberman is er politieke en militaire druk uitgeoefend vanuit zijn ministerie en vanuit het ministerie van Justitie. De Israëlische regering kon het opiniestuk heel goed gebruiken omdat de VN-Mensenrechtenraad het Goldstone-rapport heeft doorverwezen naar de Algemene Vergadering van de VN met de vraag om het voor te leggen aan de VN-Veiligheidsraad om het uiteindelijk – net zoals dat het geval was voor Darfour en Libië – als zaak aanhangig te maken bij het Internationaal Strafhof. De Algemene Vergadering zal dit ongetwijfeld doen, maar in de Veiligheidsraad zou de doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof hoe dan ook botsen op een veto van de Verenigde Staten. Dat Goldstone zelf ‘zijn’ rapport in discrediet heeft gebracht, zal het voor de VS nog gemakkelijker maken om een veto te verantwoorden.
(Uitpers nr. 131, 12de jg., mei 2011)
Noten: