Arbeid is een mensenrecht. Met deze vaststelling beginnen de auteurs van de ‘360° werknemer’. Alhoewel het er meer op lijkt dat het om een dood recht gaat. In het laatste kwartaal van de vorige eeuw werd het ideaal opgegeven, en sinds het begin van deze eeuw propageert de EU het nieuwe begrip flexicurity, een combinatie van flexibiliteit en security. De idee van een loopbaan bij eenzelfde baas is passé, vandaag wisselt men van patroon en moet men steeds bereid zijn zich aan te passen, aan nieuwe arbeidsomstandigheden, aan nieuwe vaardigheden, aan nieuwe arbeidsvoorwaarden die zelfs geen verbetering hoeven in te houden, integendeel.
Tegelijkertijd krijgt de term ‘algemeen belang’ een nieuwe invulling. Niet langer welzijn staat voorop, maar economische groei, concurrentiekracht. Deze stelling van de auteurs wordt bijgetreden door de actualiteit. Duitsland wordt algemeen geprezen als na te volgen economisch model, als groeimotor, maar men is tezelfdertijd blind voor de groeiende armoede, de evolutie naar een lageloonland in het hart van de EU.
Maar terug naar de “360° werknemer”. De nieuwe visie op algemeen welzijn, zijnde economisch belang gaat samen met een veranderende visie op de mens. Er wordt niet langer gestreefd naar menselijke ontplooiing en emancipatie, maar naar de creatie van een arbeidende burger, die zijn vrije tijd gebruikt om zich bij te scholen voor zijn werk en klaar staat voor de concurrentieslag: de concurrentieslag van zijn land met andere landen, zijn bedrijf met andere bedrijven, zijn eigen positie versus die van zijn collega’s.
De overheid trekt zich terug uit het economische bedrijf – “de depolitisering van de economie” noemen de auteurs dat – en beperkt zich tot het creëren van een bedrijfsvriendelijke omgeving. T.e.m. het onderwijs wordt gericht op de noden van het bedrijfsleven. Keren we terug naar de ‘laissez-faire’ toestanden van de 18de eeuw?
De grenzen tussen het private leven van een mens en zijn professioneel functioneren – en de waardering die hij ontvangt voor zijn arbeidsprestaties – vervagen. In zijn vrije tijd moet de werknemer zich bijscholen, een pseudojoviale sfeer verbergt dat de totale persoonlijkheid van de werknemer, en niet enkel zijn arbeidsoutput meetelt voor beoordeling en verloning. Falen wordt nooit meer gerelateerd met structurele omstandigheden, maar zijn te wijten aan individuele tekortkomingen. Opvallend in deze context is het pleidooi dat de auteurs houden voor bureaucratie. Niet als een verzameling onnozele regeltjes, maar als een objectiviteit garanderend systeem van regels en procedures, die in die zin ook een bescherming vormen voor de werknemer tegen willekeur. Om even terug te schakelen naar het eeuwige pleidooi van onze Vlaamse werkgevers voor flexibiliteit. Een discours dat neerkomt op een wens naar een ondermijning van de regels van werkomstandigheden, ontslag, ziekteverzuim, enkel en alleen in het belang van die patroon, wiens (willekeurige) macht alsmaar toeneemt tegenover een per definitie zwakker gepositioneerde werkkracht. Leuk om lezen is de inventaris die de auteurs maken van zwaarwichtig klinkende Engelse termen die eens omgezet in fatsoenlijk Nederlands ofwel gebakken lucht blijken, ofwel – veel erger – een uiting zijn van minachting tot de werknemer. Of hoe moet je anders de reductie van mensen tot ‘menselijke grondstof’ (human resource) interpreteren. En we kunnen enkel de tirade van de auteurs tegen pseudopsychologen en cursusaanbieders volgen. Want deze versterken met hun gelul over zelfwerkzaamheid en empowerment vooral de tirades van het patronaat over individuele verantwoordelijkheid, i.p.v. te wijzen op structureel onrecht. De totalitaire controle op de totale persoon leidt er ook toe dat mensen zich proberen te confirmeren naar een ideaalbeeld, ideaalbeeld dat ze dan hopen terug te vinden in de publicaties en cursussen van voornoemde psychologische charlatans.
De kaping van de arbeid van het totale leven van de mens, doet echter niks af aan het vervreemdende van de hedendaagse arbeid. Het ideaalbeeld waarbij arbeid een instrument is voor de mens om zichzelf te verwezenlijken en bovendien tijd over te houden een leven als burger, als lid van de samenleving te leiden, is voorbij. Stress en onzekerheid vervangen arbeidsvreugde en collegialiteit. Niemand is zeker wat de dag van morgen brengt op professioneel gebied. Dit vertaalt zich echter niet in opstandigheid tegen onrechtvaardige structuren, wel in ziekte en pesterijen van de collega’s.
De auteurs zien twee dringend te verwezenlijken objectieven om de nefaste gevolgen van een volgens hen vooral door de EU bepleite flexicurity tegen te gaan, nl. het opnieuw veroveren van echte vrije tijd, en het terugdringen van de totalitaire macht van de patroon op de volledige persoonlijkheid van zijn werknemer. Ook belangrijk is de structurele bevinding die de auteurs bij wijze van besluit maken. Vrije markt economie en democratie hebben op zich niks met elkaar te maken. Een vrijgelaten vrije markt is zelfs een bedreiging voor de democratie, omdat het de burger reduceert tot slaven van de economie, met steeds minder mogelijkheid zich als volwaardig mens te profileren.
De 360° graden werknemer is een goed geschreven boekje, met interessante analyses van de groeiende greep van het economisch bedrijf op de samenleving. De economie is niet langer een instrument om de leden van een samenleving een goed leven te bezorgen, maar wordt een doel op zich met alle negatieve gevolgen vandien. Belangrijk is de aanklacht dat de controle op de werkenden op een totaal onaanvaardbare manier veel verder gaat dan nazicht van zijn arbeidsprestatie, maar ingrijpt op de totale persoonlijkheid. Net zoals onthouden moet worden dat slechte structuren even goed tot meer verantwoordelijk kunnen zijn voor minder welbevinden, mindere prestaties als een zogenaamde individuele falen.
Diverse voorbeelden, door de auteurs ‘vignetten’ genoemd illustreren de globale analyse.
Na lectuur kunnen mensen die aandachtig en kritisch het samenlevingsgebeuren volgen mogelijkerwijs beweren dat dit boek niet echt veel nieuws bevat. Maar dat neemt niet weg dat het nuttig is dat bekende feiten eens analytisch en overzichtelijk geïnventariseerd worden in een kritiek die niet luid genoeg kan worden gehoord.
Maar terug naar de “360° werknemer”. De nieuwe visie op algemeen welzijn, zijnde economisch belang gaat samen met een veranderende visie op de mens. Er wordt niet langer gestreefd naar menselijke ontplooiing en emancipatie, maar naar de creatie van een arbeidende burger, die zijn vrije tijd gebruikt om zich bij te scholen voor zijn werk en klaar staat voor de concurrentieslag: de concurrentieslag van zijn land met andere landen, zijn bedrijf met andere bedrijven, zijn eigen positie versus die van zijn collega’s.
De overheid trekt zich terug uit het economische bedrijf – “de depolitisering van de economie” noemen de auteurs dat – en beperkt zich tot het creëren van een bedrijfsvriendelijke omgeving. T.e.m. het onderwijs wordt gericht op de noden van het bedrijfsleven. Keren we terug naar de ‘laissez-faire’ toestanden van de 18de eeuw?
De grenzen tussen het private leven van een mens en zijn professioneel functioneren – en de waardering die hij ontvangt voor zijn arbeidsprestaties – vervagen. In zijn vrije tijd moet de werknemer zich bijscholen, een pseudojoviale sfeer verbergt dat de totale persoonlijkheid van de werknemer, en niet enkel zijn arbeidsoutput meetelt voor beoordeling en verloning. Falen wordt nooit meer gerelateerd met structurele omstandigheden, maar zijn te wijten aan individuele tekortkomingen. Opvallend in deze context is het pleidooi dat de auteurs houden voor bureaucratie. Niet als een verzameling onnozele regeltjes, maar als een objectiviteit garanderend systeem van regels en procedures, die in die zin ook een bescherming vormen voor de werknemer tegen willekeur. Om even terug te schakelen naar het eeuwige pleidooi van onze Vlaamse werkgevers voor flexibiliteit. Een discours dat neerkomt op een wens naar een ondermijning van de regels van werkomstandigheden, ontslag, ziekteverzuim, enkel en alleen in het belang van die patroon, wiens (willekeurige) macht alsmaar toeneemt tegenover een per definitie zwakker gepositioneerde werkkracht. Leuk om lezen is de inventaris die de auteurs maken van zwaarwichtig klinkende Engelse termen die eens omgezet in fatsoenlijk Nederlands ofwel gebakken lucht blijken, ofwel – veel erger – een uiting zijn van minachting tot de werknemer. Of hoe moet je anders de reductie van mensen tot ‘menselijke grondstof’ (human resource) interpreteren. En we kunnen enkel de tirade van de auteurs tegen pseudopsychologen en cursusaanbieders volgen. Want deze versterken met hun gelul over zelfwerkzaamheid en empowerment vooral de tirades van het patronaat over individuele verantwoordelijkheid, i.p.v. te wijzen op structureel onrecht. De totalitaire controle op de totale persoon leidt er ook toe dat mensen zich proberen te confirmeren naar een ideaalbeeld, ideaalbeeld dat ze dan hopen terug te vinden in de publicaties en cursussen van voornoemde psychologische charlatans.
De kaping van de arbeid van het totale leven van de mens, doet echter niks af aan het vervreemdende van de hedendaagse arbeid. Het ideaalbeeld waarbij arbeid een instrument is voor de mens om zichzelf te verwezenlijken en bovendien tijd over te houden een leven als burger, als lid van de samenleving te leiden, is voorbij. Stress en onzekerheid vervangen arbeidsvreugde en collegialiteit. Niemand is zeker wat de dag van morgen brengt op professioneel gebied. Dit vertaalt zich echter niet in opstandigheid tegen onrechtvaardige structuren, wel in ziekte en pesterijen van de collega’s.
De auteurs zien twee dringend te verwezenlijken objectieven om de nefaste gevolgen van een volgens hen vooral door de EU bepleite flexicurity tegen te gaan, nl. het opnieuw veroveren van echte vrije tijd, en het terugdringen van de totalitaire macht van de patroon op de volledige persoonlijkheid van zijn werknemer. Ook belangrijk is de structurele bevinding die de auteurs bij wijze van besluit maken. Vrije markt economie en democratie hebben op zich niks met elkaar te maken. Een vrijgelaten vrije markt is zelfs een bedreiging voor de democratie, omdat het de burger reduceert tot slaven van de economie, met steeds minder mogelijkheid zich als volwaardig mens te profileren.
De 360° graden werknemer is een goed geschreven boekje, met interessante analyses van de groeiende greep van het economisch bedrijf op de samenleving. De economie is niet langer een instrument om de leden van een samenleving een goed leven te bezorgen, maar wordt een doel op zich met alle negatieve gevolgen vandien. Belangrijk is de aanklacht dat de controle op de werkenden op een totaal onaanvaardbare manier veel verder gaat dan nazicht van zijn arbeidsprestatie, maar ingrijpt op de totale persoonlijkheid. Net zoals onthouden moet worden dat slechte structuren even goed tot meer verantwoordelijk kunnen zijn voor minder welbevinden, mindere prestaties als een zogenaamde individuele falen.
Diverse voorbeelden, door de auteurs ‘vignetten’ genoemd illustreren de globale analyse.
Na lectuur kunnen mensen die aandachtig en kritisch het samenlevingsgebeuren volgen mogelijkerwijs beweren dat dit boek niet echt veel nieuws bevat. Maar dat neemt niet weg dat het nuttig is dat bekende feiten eens analytisch en overzichtelijk geïnventariseerd worden in een kritiek die niet luid genoeg kan worden gehoord.