De oorlog en daaropvolgende Brits-Amerikaanse bezetting heeft het land in een catastrofale situatie gebracht die de voedingsbodem vormde voor het ontstaan van Al Qaida in Irak (AQI) waaruit vervolgens de Islamitische Staat is ontstaan. De terreurgroep heeft nog altijd een groot deel van het land onder controle. Daarnaast is er een sektarisch conflict aan de gang, waarbij religieuze en etnisch georganiseerde milities elkaar bevechten en hele dorpen etnisch worden gezuiverd, een destructief gevolg van de Amerikaanse verdeel- en heerspolitiek na 2003 en de Britse koloniale politiek in de eerste helft van de 20e eeuw.
Alsof dit nog niet genoeg is, moet Irak nu de gevolgen dragen van sterk gedaalde olie-inkomsten die goed zijn voor 90% van de totale regeringsuitgaven. De maandelijkse olie-inkomsten zijn gezakt van 8 miljard dollar per maand naar 3 miljard. Om alleen al de salarissen te kunnen betalen is er 4 miljard dollar nodig. De oorlog verplicht het land bovendien om (terug te betalen) leningen aan te gaan om wapens aan te kopen, o.m. bij de VS. De oorlog vormt nog altijd de prioriteit. Basisbehoeften komen op de tweede plaats. De winnaar is – nog maar eens – de wapenindustrie die sterk profiteert van al het oorlogsgeweld. Zoals een werknemer het verwoordt: de Islamitische Staat was enkele maanden geleden een existentiële bedreiging, nu is dat het financiële bankroet. 8 miljoen mensen die van de regering afhankelijk zijn voor lonen en pensioenen, zullen in de komende maanden zwaar moeten inleveren.
In het Koerdische noorden zijn de lonen van overheidsambtenaren en peshmerga (de Koerdische gewapende militie) soms al maanden niet meer uitbetaald met protesten en stakingen tot gevolg. De ontmanteling van de staat door de Amerikaanse bezetter is vervangen door een compleet corrupt staatsapparaat dat een belangrijk deel van de magerder geworden overheidsinkomsten afroomt. De gezondheidszorg staat terug op het niveau van de moeilijke jaren ’90 toen Irak onder een zwaar internationaal embargo gebukt ging. Bouwwerven liggen stil omdat er geen geld meer is. Onder Irak ligt een sociale tijdbom.
Afgelopen week maakten de VN bekend dat er 861 miljoen dollar nodig is om het gat te dichten in de noodhulpfondsen om de humanitaire crisis die ontstaan is door de oorlog tegen de Islamitische Staat het hoofd te bieden. Als gevolg van de oliecrisis, kan de regering zelf niet langer instaan voor het onderhoud van 10 miljoen mensen in nood. De regering plant een offensief tegen Mosul, de derde grootste stad in Irak die door de Islamitische Staat werd veroverd in de zomer van 2014. Als het offensief doorgaat zal dit het aantal vluchtelingen doen toenemen. Nu al zijn er 3,3 miljard interne vluchtelingen. De VN is er tot nog toe in geslaagd om amper 60 procent van de nodige budgetten los te weken om deze vluchtelingen op te vangen of te hervestigen in de heroverde gebieden. De VN coördinator, Lise Grande, zei: “het aantal mensen dat hulp nodig heeft stijgt terwijl het aantal nodige middelen naar beneden gaat.”
Om te overleven moeten zijn mensen verplicht om te vluchten voor het geweld, de aanslagen en de terreur, maar ook als gevolg van een jarenlange economische oorlog tegen de bevolking. Aan de basis van deze chaotische situatie is en blijft de westerse oorlogspolitiek, die nu als een boemerang (vluchtelingen en terreur) terug in ons gezicht slaat.