Ongeveer een op vier wereldbewoners werkt in de zogenaamde informele sector. Dat wil zeggen dat 2 miljard mensen uit wat men vroeger derdewereldlanden noemde – bijna de helft van de werkende wereldbevolking – niet tot het reguliere arbeidscircuit behoren. Het zijn meestal zeer kleine en zeer arme ‘ondernemers’ die zichzelf en hun familie in leven proberen te houden als kruier, rickshaw driver, schoenpoetser, messenslijper, of als runner van een eetstalletje op een vierkante meter straat waar éénproductverkopers elkaar staan te verdringen. 1,6 miljard onder hen zijn de eerste en voornaamste slachtoffers van COVID-19.
Door de strenge quarantainemaatregelen zijn al deze mensen noodgedwongen uit het straatbeeld moeten verdwijnen en daardoor verdween ook hun dagelijks inkomen . Landen als India met naar schatting 400 miljoen mensen in de informele sector, maar ook Nigeria, Brazilië, Indonesië, Pakistan en Vietnam behoren tot de zwaarst getroffenen. Ook hele regio’s, zoals Centraal-Amerika en de Andeslanden van Zuid-Amerika – en dan mogen we natuurlijk grote steden als Mexico City, Buenos Aires, Bogotá, Caracas, Lima, La Paz, Rio de Janeiro en Sao Paulo niet vergeten – waar de informele sector welig tiert, komen daardoor in de gevarenzone. De ILO (International Labour Organisation) maakte einde april deze cijfers bekend op een persconferentie in haar thuisbasis Genève.
‘Voor miljoenen arbeiders staat het gebrek aan inkomen gelijk aan het gebrek aan voeding aan zekerheid, aan toekomst. Naarmate de pandemie en de crisis in de werkgelegenheid evolueert, zal ook de noodzaak toenemen om de meest kwetsbaren te steunen.’ Dat is de conclusie van Guy Ryder, directeur-generaal van de ILO.