Het is een sprekende foto in de krant op het moment dat generaal Laurent Nkunda’s rebellen aan de poorten van Goma staan, de hoofdstad van de provincie Noord-Kivu : vrouwen met hun hebben en houden op het hoofd en jengelende kinderen aan de hand of hun pagne hangen, vergezeld van wegtrekkende Congolese militairen, die met stille trom het strijdtoneel verlaten, hun geweer achteloos over de schouder.
Dat beeld zegt veel : mensen op de dool – god mag weten waar naartoe, nog maar eens op de vlucht voor niets ontziend geweld, alles wat te heet en te zwaar is achterlatend aan plunderende horden – en soldaten van het reguliere leger, die liever de benen nemen dan een treffen met opstandelingen aan te gaan.
Door de foto schiet me de ontmoeting te binnen met die ene vrouw in Kisangani in december 1996. Ze had met haar twee kinderen de 500 km door het woud vanuit Goma – ingenomen door Laurent Kabila, zijn Rwandese bondgenoten en kindsoldaten – te voet afgelegd, onderweg levend van de papaja’s die ze er aantroffen : “j’ai marché un mois et cinq jours, tout çà à pied ; je faisais du commerce, çà marchait très bien, maintenant je ne fais rien, je n’ai même aucun zaïre”. Er is niets nieuws onder de zon.
De geschiedenis herhaalt zich
Het is een cliché om telkens weer van een déjà vu gevoel te spreken als het conflict in Oost-Congo opflakkert. Jammer genoeg is het wel degelijk zo dat de ingrediënten die elke keer opnieuw de lont aan het kruitvat steken al jaren aanwezig zijn en niemand in staat is om die vernietigende krachten te bedwingen. De nieuwe balans van het oorlogsgeweld in Oost-Congo is identiek aan alle voorgaande. Alleen weegt bij elke oprisping van het geweld het passief wat meer door.
Zet het even op een rij:
1. Het aantal ontheemden gaat in stijgende lijn.
Sinds Nkunda’s nieuwe offensief eind augustus van start gegaan is, zijn er in Noord-Kivu ruim een kwart miljoen verplaatste personen bijgekomen. Ruim een miljoen inwoners (één op vijf !) van die provincie woont er niet meer in zijn eigen huis. Die havelozen werken dus niet meer op hun veld, hebben geen inkomen meer, zijn volkomen afhankelijk van voedselhulp die het oorlogsgeweld hen bovendien in een flink aantal gevallen ontzegt. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat 2,5 miljoen mensen in Noord-Kivu door een cholera-, mazelen- of kinkhoestepidemie bedreigd zijn. Het aantal Congolese vluchtelingen in buurland Oeganda is sinds die noodlottige 28e augustus met meer dan vijftienduizend aangegroeid. Kortom, het zoveelste humanitaire drama in het gebied van de Grote Meren is erger dan ooit.
2. Het Congolese leger stelt niets voor.
Voor wie het nog niet begrepen heeft: alle inspanningen van de voorbije jaren – van Angolezen, Zuid-Afrikanen én Belgen – om van het amalgaam van regeringssoldaten en omgeturnde rebellen en militieleden een eengemaakt, efficiënt corps te maken, in staat om de veiligheid van de Congolezen te waarborgen en de grenzen te verdedigen, zijn een druppel op een gloeiende plaat. België heeft in de opleiding van het leger tot dusver 40 miljoen € gestopt; dat bedrag had het evengoed meteen door kunnen spoelen, het heeft geen sikkepit uitgehaald.
De manschappen van het Congolese leger blinken nog altijd uit, zoals in de tijd van Mobutu, in plundering en brandschatting, gaan zoals toen op de loop zo gauw in de verte wapengekletter weerklinkt en hebben geleerd om evengoed als hun vijand het wapen van de verkrachting te cultiveren. In Oost-Congo is een zootje ongeregeld aan het werk waarvan je je afvraagt waarom ook hun aanvoerders zich niet moeten verantwoorden voor het Internationale Strafhof. De afgelopen weken, signaleren de VN, hebben regeringssoldaten op grote schaal geplunderd in de omgeving van Lubéro, iets ten noorden van het gebied dat Nkunda controleert.
Op hen moeten de blauwhelmen – van wie de verruiming van hun mandaat, de uitbreiding van het aantal manschappen met drie- tot twintigduizend en de verhoogde interventiekracht voorwerp van discussie zijn, ook dat is een constante – niet rekenen om de orde te handhaven of te laten weerkeren. Ze moeten hen met al hun uitwassen bestrijden net zo goed als ze de CNDP van Nkunda aan moeten pakken, het
Congrès National pour la Défense du Peuple, zoals de renegaat zijn groep gedoopt heeft.3. Nkunda is van de partij.
Zijn argument? Hij komt op voor de bedreigde Kinyarwandasprekende minderheid, zij het de Banyarwanda in Noord- of de Banyamulenge in Zuid-Kivu. Dat is zo in Kisangani in 2002, als Nkunda nog lid is van de RCD-rebellenbeweging, die in dat deel van Congo baas is. Of in Bukavu in juni 2004, waar hij de dissidente Banyamulenge Mutebusi ter hulp snelt om samen de stad te bezetten. Of in Kanyabayonga in december 2004, waar hij vierklauwens naartoe holt om er muiters van RCD bij te staan die zich niet bij de vredesovereenkomst neerleggen. Op die momenten en alle andere keren daarna is Nkunda de stokebrand in de regio.
Nkunda’s rechtvaardiging is minstens gedeeltelijk een voorwendsel. De afgelopen jaren heeft hij vooral gefungeerd als de handpop van het regime in Kigali. Vanuit Rwanda ontvangt hij wapens en uitrusting, Rwandese militairen vechten onder zijn bevel. Op de 11e november – in Congo herdenken ze de Wapenstilstand na de Groote Oorlog niet – geeft president Kagame’s gezant voor de Grote Meren, Mutaboba, toe dat het mogelijk is dat gedemobiliseerde Rwandese soldaten in Congo meevechten. Zelfs de naïevelingen hebben het nu wel door, zeker?
4. Rwanda is de kwade geest.
Hoe vaak moet je het nog herhalen? Sinds 1996, bij het begin van de oorlog in Oost-Congo, sinds meer dan twaalf jaar haalt Rwanda alles uit de kast om in Noord- en Zuid-Kivu (en een tijdje zelfs in het noordoostelijke Ituri, tegen de grens met Oeganda) het laken naar zich toe te trekken. De redenen daarvoor zijn bekend; de Rwandese belangstelling voor grondstoffen uit de rijke Congolese ondergrond is en blijft de belangrijkste.
Kijk op de kaart waar Nkunda zich de laatste weken ophoudt en stad na stad, dorp na dorp veroverd heeft. Grosso modo is dat het gebied tussen het Kivu- en het Edwardmeer. In het noordelijke deel van die streek grenst Nkunda’s territorium aan Oeganda, in het zuidelijke deel aan Rwanda. Hij creëert m.a.w. vrije doortocht voor de ertsen en mineralen. De controle aan de grens is onbestaande, er kraait geen haan over de smokkelroutes en de plunderaars hebben vrije baan.
Vlak voor er half november een fragiel staakt-het-vuren ingaat, lijkt Kanyabayonga, zo’n tachtig kilometer ten noorden van Goma, Nkunda’s volgende doelwit. Juist, l’histoire se répète, eindeloos zelfs (ik schreef het toch, zij het node omdat het tot een cliché verworden is): dezelfde stad als in 2004. Als de rebellen ze ontzien, slaat het regeringsleger toe. Sindsdien ligt ze er geplunderd en verlaten bij.
Waarom Kanyabayonga? Dit is het hart van Banyarwanda-land, bekend voor zijn coltanmijnen en de toegangspoort naar wat le grand nord heet, de as Béni-Butembo-Lubéro. Die regio bruist van commerciële activiteit. Tijdens de oorlog hebben ze er de handelsbanden met Oeganda en Dubai, op het Arabische schiereiland, nauwer aangesnoerd. Wie de economische achtergrond van het eeuwige conflict in Oost-Congo verdringt, komt van een andere planeet.
5. Van het oostelijk front geen nieuws.
De regering in dat alles, vraagt u zich af? Op de 10e oktober heeft president Joseph Kabila, in opvolging van de ontslagnemende Gizenga, een nieuwe premier benoemd, Adolphe Muzito. Zoals dat gebruikelijk is in Congo, schudden de heren bij een regeringswissel de kaarten duchtig dooreen. Lambert Mende hoeft zich niet langer de energiebevoorrading aan te trekken, als slangen gooit hij zijn huid af en verzorgt hij nu de communicatie van de regering. Mbusa Nyamwisi hoeft zich niet meer op het buitenland te concentreren, hij neemt de decentralisatie onder zijn vleugels. Nzanga Mobutu ruilt landbouw voor sociale zaken in. Het oude adagium van diens vader blijft Kabila toepassen: roteer je pionnen de hele tijd zodat niemand zich een machtsbasis kan verwerven, continuïteit mag geen punt zijn. Wat tweeduizend kilometer oostelijker gebeurt, raakt in Kinshasa niemand zijn koude kleren. In het Kivumeer zinkt de Titanic maar het orkest in Kin speelt tot in den treure zijn oude deuntjes.
Aanslag op de democratie
Speelt de heersende klasse, ook als naast de deur de wereld vergaat, haar eeuwige spelletjes of is wat we al jaren in Kivu beleven net een onderdeel van het spel? Speelt het in Kabila’s kaart om de toestand te laten verrotten? Zo lang het Congolese leger, met zijn in de geschiedenis gewortelde reputatie van muiterij, geen geolied apparaat is, vormt het voor hem geen bedreiging. Zo lang chaos en instabiliteit troef zijn, kunnen ook regeringsgetrouwe eenheden mijngebieden controleren en de exploitatie en export op de hun eigen manier organiseren, los van de officiële kanalen, die IMF e.a. hooggekwalificeerde deskundigen minutieus onder de loep nemen. En wat te denken van het verhaal dat de goede contacten tussen sommige commandanten van het (on)geregelde leger en Nkunda – die dateren uit de periode dat ze samen als hogere officieren in het RCD-rebellenkamp dienst deden – tot grote onduidelijkheid tijdens de gevechten, onderhandse afspraken en verraad aanleiding geven ?
Er zijn nog meer van dat soort opmerkingen te maken en vragen te stellen. Zo lang het conflict aansleept, blijft de ongehoorde alliantie van Kabila’s leger met het FDLR mogelijk, de erfgenamen van de genocidaire Interahamwe, die in 1994 Rwanda ontvlucht zijn. Klopt het dat die Hutu-militie, die evengoed als elke andere gewapende groep mijnsites controleert of minstens zijn hand op de opgedolven ertsen legt, voor de afzet gemene zaak met Rwanda maakt? Is het nog altijd zo – in 2002 vertelden leden van de société civile in Bukavu me dat – dat Rwanda Hutu naar Congo stuurt om bij die Interahamwe aan te sluiten, zodat het voorwendsel om militair tussenbeide te komen intact blijft ?
Als Noord-Kivu echt een krabbenmand van die orde is, als de protagonisten van het gebied van de Grote Meren de moderne hogeschool van het machiavellisme gemaakt hebben, dan raken de oogmerken van Kabila en Kagame elkaar en is de oorlog ohne Ende. Aan het front dreigt met de inzet van Angolese soldaten, aan de zijde van Kabila’s eenheden – misschien zijn het de kleinkinderen van in de tijd naar dat land gevluchte Katangese gendarmes, het is niet de eerste keer dat die episode verwarring schept – en de aanwezigheid van Burundese militairen in Nkunda’s kamp op de koop toe een nieuwe internationalisering. Achter de schermen staan Britten en Amerikanen op de loer om erop te letten of hun bondgenoot, Rwanda, goed werk levert. De tweede Afrikaanse wereldoorlog staat voor de deur.
Wat in elk geval duidelijk is: achter de democratisering in Congo, waarvoor de verkiezingen van twee jaar geleden tegelijkertijd een orgelpunt en een begin waren, is de facto een punt gezet. Nkunda heeft zich door het gebruik van militair geweld een plaats aan de onderhandelingstafel bevochten. In januari was hij al vertegenwoordigd toen in Goma het Amani vredesakkoord tot stand kwam. Tien maanden later is zijn optreden op het terrein het voorwerp van een hoogmis in Nairobi, waar ze op een politieke deal mikken omdat hij militair niet te overwinnen is. Een en ander zet het resultaat van de stembus op de helling. Tot en met Europees commissaris, Louis Michel, heeft tegenwoordig op dagelijkse basis telefooncontact met Nkunda. De oorlogsmisdadiger is salonfähig. Sinds 1996 winnen de wapens in Congo. Het is met Nkunda niet anders.
Kabila heeft bij de presidentsverkiezingen zijn faam van vredesduif verzilverd. De Kivutiens hebben hem hun vertrouwen gegeven omdat het hem gelukt was om de gehate bezetters, die heulden met dat kleine buurland, Rwanda, aan kant te zetten. Achteraf heeft Kabila aangetoond hoe je aan een reputatie afbraak doet. In haar recentste rapport maakt Human Rights Watch brandhout van ’s mans ambities op het vlak van democratie en mensenrechten. “De inspanningen om een democratisch Congo op te bouwen zijn niet alleen door de rebellie in de kiem gesmoord maar ook door de repressie, die van de regering-Kabila uitgaat“. Dat hij zich van zijn kiezers vervreemd heeft, realiseert Kabila zich beslist, hij is niet van gisteren, en democratie in Congo is niet voor morgen.
(Uitpers, nr 104, 10de jg., december 2008)