Maken in Congo de verkiezingen an sich ontegensprekelijk deel uit van de oplossing, zoals de de kiezers zich in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen uitgesproken hebben, ze hebben ook de kiemen voor een ondermijnde toekomst gelegd. Dat was zondag de 20ste augustus al duidelijk nog voor de uitslag officieel bekend was. In volle stadscentrum van Kinshasa openen leden van de presidentiële wacht en milities die trouw zijn aan Jean-Pierre Bemba, het vuur op elkaar.
Ze zetten bij die gevechten zwaar artilleriegeschut in. Het duurde drie dagen en het kostte officieel 23 mensenlevens eer, onder druk van de internationale gemeenschap die de Congolese politieke klasse bij de overgang naar democratie en de verkiezingen jarenlang bemoederd heeft, het geweld luwde. Even was hartje Kinshasa oorlogsgebied: straatgevechten, nooit gezien in haar geschiedenis.
Die incidenten kunnen een voorteken zijn van veel erger. In een doemscenario kan het tot een opflakkering van het sinds een jaar of drie enigszins bedwongen conflict komen. De twee kroonpretendenten die het in de tweede ronde eind oktober tegen elkaar opnemen, maken een duidelijke keuze mogelijk. Maar tegelijkertijd bestaat het gevaar dat Congo opnieuw tot een verscheurd land uitgroeit.
De Congolezen hebben nl. gewild dat in de tweede ronde de huidige president, Joseph Kabila, tegen zijn vice-president, Bemba, uitkomt. Ze hebben respectievelijk ruim 44 en 20% van de kiezers kunnen bekoren. Er zijn parallellen te trekken tussen de twee maar er zijn ook grondige verschillen. Allebei hebben ze hun plaats in de hedendaagse Congolese politiek te danken aan het gebruik van militair geweld. Maar hun evolutie, eenmaal tot politicus omgesmeed, en hun profilering tijdens de campagne liggen totaal anders.
Joseph Kabila, vredesduif, vazal en poenschepper
Kabila is in januari 2001 zijn vader, Laurent Désiré, opgevolgd, nadat een van diens lijfwachten hem uit de weg geruimd had. Als generaal-majoor van de landmacht was zoon Joseph een van de toplui uit de omgeving van zijn vader. Die had in mei 1997, na een zegevierende opmars van zijn rebellenleger, zijn voorganger, de dictator Mobutu Sese Seko, op de vlucht gejaagd naar Marokko. Daarbij had hij op de steun van vooral buurland Rwanda kunnen rekenen.
Joseph kiest vanaf zijn aantreden resoluut voor de koers, die Congo’s internationale voogden hem opleggen: onderhandelingen over de beëindiging van de vijandelijkheden aanknopen. Gespeend van het charisma van zijn vader en met nauwelijks enige worteling in zijn land is hij verplicht om zijn eieren in die mand te leggen, wil hij het als president een tijd uitzingen.
Die aanpak legt Kabila geen windeieren. Tegenwoordig is hij de chouchou van de Amerikaanse regering en Europese politici als EU-commissaris, Louis Michel. Als presidentskandidaat straalt hij het aureool van vredesstichter uit, wat maakt dat hij vooral in het oosten van Congo goed scoort. In Kivu en ook de Oostprovincie is immers de herinnering aan de bezetting door het Rwandese leger nog levendig.
Ook op economisch vlak treedt Joseph in de voetsporen van zijn vermoorde vader. Jarenlang, voor Laurent Désiré terugkeert naar de politiek als de feitelijke leider van het rebellenleger dat Rwanda in het najaar van 1996 op de been brengt, is Joseph zijn compagnon de route in zaken. Zijn vader is bedrevener in zaakjes dan in het echte werk en die honger naar makkelijk te verdienen poen stilt hij, eenmaal president van Congo en zelfs daarvoor al, door zich in deals met niet zo kosjere buitenlandse groepen te storten. Met zijn medestrijders uit Zimbabwe als medestander sluit Kabila sr. een reeks contracten, waarvan er weinigen in Congo, buiten hijzelf en enkele dikke vrienden, beter worden.
Die strategie van uitverkoop van ’s lands rijkdommen gepaard gaande met persoonlijke verrijking neemt Kabila jr., terend op de ervaring opgedaan in vaders Tanzaniaanse leerschool, zonder meer over. Spilfiguren in dat economische raderwerk als zijn voormalige kabinetschef, Boshab, blijven ook na hun ontslag vanwege evidente corrupte praktijken, in zijn omgeving werkzaam.
Jean-Pierre Bemba, reddende engel, mensenhandelaar, oorlogsmisdadiger en kannibaal
Jean-Pierre Bemba is uit ander hout gesneden dan zijn tegenstander op de 29e oktober. Zijn vader, Bemba Saolona, ook bekend als Jeannot, bouwt onder Mobutu een economisch imperium uit. Dat steunt op twee pijlers, koffie en hondentrouw aan de president. Wie in het toenmalige Zaïre die twee troefkaarten uitspeelt, is verzekerd van een meer dan goed inkomen en hoge functies. Bemba sr., een mulat – zijn vader is Portugees – en daardoor politiek geen bedreiging voor Mobutu, schopt het tot voorzitter van het verbond van Zaïrese ondernemingen. Onder Kabila sr. is hij even Minister van Economische Zaken.
Jeannot stuurt de begaafde Jean-Pierre naar Brussel om er economie te studeren. De daar opgedane bagage laat Bemba jr. niet verloren gaan. De van vader geërfde bedrijvenportefeuille bevat ondertussen naast de koffiehandel, een vliegtuigonderneming, twee televisiestations en een radionet, een netwerk voor mobiele telefonie en een autoverhuurbedrijf.
Meer dan bij zijn vader bijt bij Jean-Pierre het politieke virus. A Aer dan bij zijn vader bijt bij Jean-Pierre het politieke virus. ming heeft ondertussen het gezelschap gekregen van een vliegtuls in augustus 1998 de tweede fase van de oorlog in Congo een aanvang neemt, met deze keer Laurent Kabila aan de ene kant en aan de andere kant opnieuw door Rwanda en Oeganda gesteunde rebellen, ruikt Bemba zijn kans. Hij springt in het gat dat Mobutu in de Evenaarsprovincie achtergelaten heeft, incasseert ‘s mans politieke erfenis, pikt in op de onvrede die bombardementen van Kabila’s leger er veroorzaken en maakt handig gebruik van de fricties tussen Rwanda en Oeganda: een nieuwe rebellenbeweging is geboren, met het noordwesten van Congo als uitvalsbasis en Oeganda als broodheer.
Op die meesterzet teert Jean-Pierre op het thuisfront nog altijd. Ze beschouwen hem er als degene die door zijn gewapende optreden belet heeft dat Kabila de streek onder de voet loopt. Jean-Pierre heeft de Evenaarsprovincie weer op de politieke kaart van Congo gezet.
Het gebruik van militair geweld past in Bemba’s uitgedokterde politieke strategie. Maar zijn rebellenorganisatie blinkt ook uit in de aanwending van geweld als terreurwapen. Dat blijkt het scherpst in december 2002, kort na het sluiten van de overeenkomst van Pretoria, die van hem een half jaar later een van de vier vice-presidenten in de overgangsregering maakt. Bij een uitbraak naar le grand nord, het uiterste noorden van Noord-Kivu, maken Bemba’s manschappen zich door het plegen van daden van kannibalisme, voornamelijk gericht op pygmeeën, schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid. Pas door het optreden van een Italiaanse pater en diplomaten in Kampala, bij wie de man aan de bel gaat hangen, komt er een einde aan die wanpraktijken.
Aan de andere oever van de Oubangi-rivier, in de Centraal-Afrikaanse Republiek, kiezen Bemba’s soldaten partij tijdens de machtsstrijd die daar aan de gang is. Ze gaan er zo te keer dat de huidige regering hem wat graag voor de begane misdaden voor het Internationale Strafhof in Den Haag zou dagen. Dat hij ondertussen ook in België persona non grata is wegens een veroordeling voor mensenhandel, een onverkwikkelijke zaak met een kindermeisje, is in het licht van het voorgaande bijna een bagatel.
De grote scheuring
Bemba en Kabila hebben dus voor een stuk een gelijklopend parcours doorlopen. Allebei zijn ze uit de schaduw van hun vader moeten komen, geen van de twee schuwen ze de combinatie van politiek en zakelijke bedrijvigheid, grenzend aan affairisme, en allebei hebben ze militaire middelen ingezet om politieke oogmerken te bereiken. Toch, of misschien daarom juist, dreigt de tweestrijd tussen hen Congo in een nieuwe crisis, à la limite een nieuw conflict, onder te kunnen dompelen. Ondanks het feit dat ze al ruim drie jaar, vanaf de 30e juni 2003, samen deel uitmaken van de overgangsregering, Kabila als president, Bemba als vice-president.
Zijn fel gekoesterde image als vredesapostel heeft bij Kabila vooral in het oosten van Congo gerendeerd, in de Oostprovincie – waar in de woelige Ituri pas enkele dagen voor de 30ste juli een wankel bestand gesloten is -, de twee Kivu’s, Maniema en Katanga. In die laatste provincie speelt bovendien mee dat zijn vader daarvan afkomstig is, uit het noorden met name, en dat ze allebei van de hoofdstad Lubumbashi – het centrum van de mijngebieden in het zuiden, de bakermat van de koper- en kobaltwinning – hun favoriete pleisterplek gemaakt hebben.
Bemba heeft het hoofdzakelijk in het westen van Congo goed gedaan. In de Evenaarsprovincie natuurlijk, waar zijn wortels liggen, en in de hoofdstad Kinshasa. Daar is het hem gelukt om de stemmen van oppositieleider Tshisekedi’s aanhang te ronselen. Gefrustreerd omdat Moïse zijn status van door de nationale conferentie verkozen eerste minister – veertien jaar geleden, het lijken eeuwen – niet heeft kunnen consolideren. Vol wrevel omdat de banvloek die Moïse over de overgang naar democratie uitgeroepen heeft, verzand is in een perspectiefloze verkiezingsboycot. Kokend van razernij omdat ze een stembusslag zijn beloop hebben laten gaan, die in hun ogen de rode loper uitrolt voor de gehate Kabila, de zoon van de man die Tshisekedi weggehouden heeft van het hoge politieke ambt, waarop hij volgens hen absoluut recht had.
Tshisekedi’s verdiensten liggen in een verleden van soms eenzame en hopeloze strijd tegen de dictatuur van Mobutu en het feit dat hij nooit naar de wapens gegrepen heeft. Maar politiek beloont nu eenmaal zelden merites en principes. De macht valt vaak niet in de schoot van wie er denkt dat ze hem gewoon toekomt. Je moet je handen vuil durven maken en dat houdt respect in voor de kiezer, zeker als het om de eerste verkiezingen die naam waardig gaat sinds de onafhankelijkheid 46 jaar geleden.
Bibberen is de boodschap
De opdeling van het kiezerspubliek legt een tijdbom onder Congo’s nabije toekomst. Ook al is de nieuwe oost-west grens, de afbakening van de twee invloedssferen, enigszins anders dan op het hoogtepunt van de oorlog, toen Congo ook enkele jaren lang in tweeën gesneden was. De hervonden eenheid is niet bestand tegen een politieke constellatie, waarbij een van de twee streken – het oosten of het westen, dat doet er niet toe – de andere overvleugelt, uitsluit en marginaliseert. D Ddere overvleugelt en marginaliseert. at een van de twee gebieden, of het nu het oosten of het westen is, doet er niet toe – eat atatat risico is reëel, want zeker in Kabila’s omgeving heerst een winner takes all mentaliteit. Al op de verkiezingszondag zelf is het ongenoegen er voelbaar, als de uitslagen die uit de provincies Bandundu en Beneden-Congo binnensijpelen, laten vermoeden dat Joseph het niet in de eerste ronde haalt.
Maar ook Bemba’s houding tijdens de campagne laat vragen rijzen. Ondanks de gemeenschappelijke trekken in hun verleden, ondanks hun gedwongen samenwerkingsverband gedurende meer dan drie jaar, heeft hij zich helemaal anders geprofileerd dan Kabila. Getuigden Kabila’s campagne en meetings van een presidentiële aanpak, ademden ze uit dat hier niet zomaar een kandidaat dan wel een zittend staatshoofd zich aan de kiezer voorstelt, die erop aast om zijn taak van de voorbije vijf jaar af te kunnen maken, dan kleefde er op Bemba’s openbare optreden opnieuw het etiket van rebel.
De slotbijeenkomst van zijn partij, drie dagen voor de 30e juli, is als een intrede van de gladiatoren, gaat dan ook gepaard met moord en doodslag en laat een spoor van vernieling in Kinshasa na. Achteraf bekeken is het een voorproefje van wat we bij de bekendmaking van de uitslag beleefd hebben. Bemba is die donderdag weer de volksmenner als van ouds. Dat hij drie jaar lang Congo mee bestuurd heeft in zijn functie van vice-president, nota bene verantwoordelijk voor economische zaken en financiën, daarover rept hij met geen woord.
Het wordt je dus koud om het hart als deze man op de 10de december de eed als president af zou leggen. Maar ook in het geval van een nederlaag in de tweede ronde, houd je je hart vast. Zo grimmig en agressief is zijn aanhang, zo behept met het idee dat elke tekortkoming aantoont dat er bedrog in het spel is of een complot tegen hen gesmeed is, dat het nieuws dat de zege hen ontglipt is, op een mum van tijd de vlam in de pan kan laten slaan.
Is er een vorm van samenwerking mogelijk tussen die twee omgeturnde krijgsheren? Je kunt verwijzen naar het akkoord dat ze ooit gesloten hebben, in het voorjaar van 2002, om onder hun beidjes Congo te gaan besturen. Maar toen bestond er een gemeenschappelijke vijand, de Rwandezen en de rebellen die uit hun hand aten. Die is nu verdwenen.
Alle elementen blijven dus voorhanden om met de nodige argwaan en scepsis de afwikkeling van de presidentsverkiezingen af te wachten. Een angstaanjagend voorbeeld is de discussie over congolité tijdens de campagne. De manier waarop de Bemba-getrouwe media de twijfel over Kabila’s afkomst – hem worden, onterecht overigens, Rwandese roots toegeschreven – belicht hebben, is pure xenofobie. Maar ook de aan Kabila schatplichtige televisienetten zijn flink over de schreef van het politieke fatsoen gegaan als ze Bemba ter sprake brachten.
Na de euforie, de napijn
Het lot van Congo ligt jammer genoeg in handen van twee heren, die als de geschiedenis anders gedraaid was, een leven van hetzij commerçant/smokkelaar of exporteur/bandiet geleid hadden. Het gros van de Congolezen, die als de meesters van het allerlaatste moment, in de meest barre omstandigheden, zonder nachtrust, eten of drinken en slecht of niet betaald, op de 30e juli hun kans gegrepen hebben om hun land zijn historische moment te gunnen, staat weer maar eens buitenspel. En waar is de scheidsrechter, die de deelnemers aan het spel de regels op kan leggen?
De voogden van Congo in de tribune kijken benieuwd en benauwd toe en doen euforisch over het bereikte resultaat, omdat het formele verkiezingsproces tot een goed einde gebracht is. Maar dekking zoekend in de kelder van Bemba’s residentie en er zich schuilhoudend voor de salvo’s van de presidentiële wacht, moeten ze zich realiseren dat ook in Congo de macht uit de loop van een geweer komt.Joseph Kabila heeft niet voor niets een militaire opleiding in de Chinese Volksrepubliek gekregen. In het slechtste geval moeten ze straks vaststellen dat de uitslag van de eerste ronde feitelijk niet ertoe doet, dat het bij één wedstrijd gebleven is en er geen competitie volgt.
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)