Een sociale markt-economie. Dat is het project voor Congo van de regering-Gizenga. Ze komt voort uit Congo’s eerste èchte verkiezingen sinds de onafhankelijkheid. Haar programma borduurt voort op de krachtlijnen die president Kabila eerder al had verwoord. Om het uit te voeren, zal de regering rekening moeten houden met een onberekenbare oppositie en met grote externe druk.
Om met die tweede factor te beginnen. Op 15 februari is het mandaat van de VN-Vredesmacht in Congo, MONUC, pro forma met twee maanden verlengd. Een louter technische verlenging, zei minister De Gucht op 8 februari in de Senaat. Dat is niet helemaal correct. Senator Brotcorne (CdH) herinnerde de minister aan eerdere uitspraken. Brotcorne: “Vous avez également indiqué à plusieurs reprises que le mécanisme de dialogue politique avec la RDC pourrait s’intégrer dans le cadre d’une résolution du Conseil de sécurité relative au mandat de la MONUC”.
Ook België wenst een ander MONUC-mandaat zodat het Westen in Congo een nieuw politiek toezichtorgaan kan oprichten, onder VN-patronage. ‘Un méchanisme d’accompagnement”, zo heet het, als opvolging van het CIAT (Comité International d’Accompagnement de la Transition) waarin het Westen de boventoon voerde. Maar president Kabila (en de publieke opinie in Congo) is allergisch voor zo’n buitenlandse opzichter. Vandaar de “technische verlenging” tot 15 april. Tegen dan zou er een met Congo onderhandeld compromis moeten zijn. De “de facto voogdij” (met de woorden van zowel Congo-specialist Gauthier de Villers als Belgische diplomaten in Kinshasa), die Congo tussen 2001 en vandaag moest ondergaan, zou zo dan toch een verlengstuk krijgen.
Onwillige troepen
De pleidooien om MONUC niet overhaast maar met een Exit Strategy van langere termijn uit Congo weg te halen, waren de afgelopen maanden talrijk. MONUC zal nog jaren voor de veiligheid moeten instaan, zo luidt het, het Congolese leger zou dat niet kunnen, het zorgt immers zelf voor instabiliteit. Dat is een versimpeling van de realiteit. Het Congolese leger blijft verbrokkeld. Pogingen om milities, die tijdens de oorlog met elkaar gevochten hebben, in geïntegreerde brigades te vermengen, blijven heikel.
Enkele milities blijven zich tegen integratie verzetten. Dat geldt voor een groep pro-Rwandese infiltranten op de Hoogvlakte in Zuid-Kivu en voor een aantal militieleden van generaal Nkunda in Noord-Kivu. Met Nkunda zou er een soort vergelijk zijn, ook al staat hij wegens oorlogsmisdaden geseind. Tegelijk doen sommige legerbrigades kennelijk wel hun werk. Zo zijn er in gevechten met elementen van de FDLR in de ruime omgeving van Goma sinds midden februari weer ettelijke doden gevallen. De FDLR zijn opvolgers van de Rwandese Interahamwe-extremisten die zich in Kivu onder andere handhaven met de afpersing van de delvers in de mijnen.
Politieke provocaties
Congo krijgt er andere brandhaarden bij, met andere actoren dan het leger. Bij hevige rellen in de provincie Bas-Congo vielen eind januari, begin februari haast 100 doden. De rellen waren uitgelokt door Bundu Dia Kongo, een ethnicistische politiek-religieuze sekte wiens topman Muanda ne Nsemi ijvert voor een authentieke Kongo-staat. Met de rellen wilde BDK de verkiezing van de nieuwe gouverneur en vice-gouverneur in Bas-Congo forceren. Muanda vormde eind januari samen met Fuka Unzola van de MLC-partij van Jean-Pierre Bemba een tandem voor beide functies, ondanks de afspraak dat het gouverneurschap naar een kartelpartner zou gaan. De MLC veroorzaakte zo zware ruzie binnen dat kartel, de Union Nationale, waardoor het gouverneurschap uiteindelijk in handen kwam van president Kabila’s kartel, de AMP.
De officiële enquêtes naar de incidenten zijn niet afgerond. Maar volgens de Congolese pers liet Bundu Dia Kongo gewapende demonstranten uit Kinshasa naar de steden in Bas-Congo afzakken en kwam er ook versterking van voormalige UNITA-militairen uit Angola en uit Congo-Brazzaville. Terloops: ook in Brussel zijn Bemba’s aanhangers volop rond Bas-Congo aan het agiteren. Er heeft al een manifestatie van zo’n 400 mensen plaatsgevonden en voor midden maart is er een nieuwe aangekondigd.
De Congolese regering trad resoluut op tegen het sektaire geweld, maar is tegelijk beducht voor provocaties die haar in de ogen van de buitenlandse gemeenschap zouden kunnen discrediteren. Die provocaties kunnen gevoed worden door de MLC en Jean-Pierre Bemba zelf. Die pakte naast de presidentstitel, vormt een minderheid in het parlement, en heeft ook in de provincies zodanig gestunteld dat hij ondanks meerdere mathematische meerderheden maar één van de elf gouverneursfuncties binnenhaalt.
Bemba moet grondig gefrustreerd zijn. Daar liggen de kiemen voor nieuw geweld. Trouwens, de ex-rebel en oorlogscrimineel Bemba heeft vorig jaar in volle verkiezingen herhaaldelijk laten zien waartoe hij in staat is. De beteugeling van de rellen in Bas-Congo kwam Kinshasa overigens op een fikse vermaning van Belgisch minister De Gucht te staan.
Decentralisatie of secessie?
Premier Gizenga heeft naar aanleiding van de rellen fel uitgehaald naar krachten die op secessie aansturen. De 81-jarige Gizenga weet waarover hij praat. In de allereerste Congolese regering, van juni 1960 onder leiding van Patrice Lumumba, was hij vice-premier. Lumumba kreeg onmiddellijk af te rekenen met een afscheuring van de koperprovincie Katanga, een secessie die onder meer door de toenmalige Belgische multinational Union Minière werd georganiseerd en gefinancierd.
De huidige regering-Gizenga moet echter de komende jaren zelf een doorgedreven decentralisatie doorvoeren, met een verdubbeling van het aantal provincies die bovendien echte bevoegdheden krijgen èn op de duur 40% van de nationale begroting zullen afromen. Dat wordt een moeilijke oefening.
Sociale markteconomie
Gizenga begint nu aan een 5 jaar durende legislatuur. Luidens zijn regeringsprogramma is het hoofddoel van Congo een “sociale markteconomie” te maken waarin solidariteit en vrije markt elkaar in evenwicht houden. ‘Sociale markteconomie’ is overigens een omschrijving die ook al door president Laurent-Désiré Kabila (1997-2001) is gebruikt.
De prioriteiten zijn afgeleid uit het armoedebestrijdingsprogramma DSCRP (Document de Stratégie de la Croissance et de la Reduction de la Pauvreté) van juli 2006, dat in nauw overleg met de Wereldbank is opgesteld. Het regeringsprogramma rust zodoende op vijf pijlers: i. goed bestuur en vrede door de versterking van de instellingen, ii. macro-economische stabiliteit en groei, iii. toegang tot sociale diensten, terugdringen van de sociale kwetsbaarheid, iv. HIV/AIDS en v. de dynamiek van de gemeenschappen.
Het programma haalt ook de vijf werven aan die president Kabila begin december bij zijn plechtige aanstelling de voorrang heeft gegeven. Daarin staan het herstel van de infrastructuur en de relance van de landbouw voorop, gevolgd door jobs, onderwijs, water en elektriciteit en gezondheid..
Afhankelijk van de donoren
Het regeringsprogramma kondigt tegen 2009 een verdubbeling aan van de investeringen in infrastructuur. Daartegenover staat een “voorzichtige” loonpolitiek. Geen illusies dus voor de niet- of amper betaalde werknemers van de openbare sector. De inkomsten voor de Congolese staat zijn voor de volgende vijf jaar op 14,3 miljard dollar berekend: 7 miljard binnenlandse inkomsten en 7,3 miljard externe inkomsten.
Over die externe hulp moet de komende maanden – “het eerste trimester” – worden onderhandeld met de donorlanden, de Wereldbank en het IMF.
Congo staat er hier niet goed voor. De relatie met het Internationaal Muntfonds slabakt sinds een jaar. Van een inhaalprogramma is niets verwezenlijkt. Daarom stelt de regering-Gizenga nu een urgentie-programma voor “de eerste 100 dagen” in het vooruitzicht om zo snel mogelijk weer goodwill te kweken bij het IMF. Een andere harde noot om kraken worden de palavers over het assistentie-programma dat de afgelopen maanden onder leiding van de Europese Commissie en de Wereldbank is geschreven. Dat Country Assistance Framework bestaat ook uit vijf pijlers (Eerste Pijler: Good Governance) en is (al mag dat niet openlijk gezegd worden) conditioneel: Congo krijgt miljarden hulp als het de onderhandelde eindversie van het Framework uitvoert.
Deze onderhandelingen zouden wel eens het moment van de waarheid kunnen worden, waar duidelijk wordt naar welke kant de “sociale markteconomie” doorslaat. Gaat Congo dan andermaal mee met de dwingende eisen van de internationale voogdij, of zegt het: genoeg! en heroriënteert het misschien zijn beleid?
(Uitpers, nr. 84, 8ste jg., maart 2007)