Conflicten aan de Atlantische kust van Guatemala

Over zowat het hele grondgebied van Guatemala heersen reeds decennia lang conflicten rond grondbezit. Doorheen de geschiedenis van het land werden uitgestrekte vruchtbare grondgebieden aangeslagen door de machtigen van de maatschappij, te beginnen met de voormalige Spaanse veroveraars, kolonisators en hun afstammelingen. En daarna is het nooit meer opgehouden tot op vandaag. Van wie is de grond? De staat hield en houdt omvangrijke gebieden in eigendom. De autochtone gemeenschappen die erop leven, de eigenlijke eigenaars van eeuwen terug, worden beschouwd als deel van het gebied. Maar ze worden – als het erop aankomt – door de staat niet erkend als eigenaars. En eraf gegooid daar waar het ‘nodig is.’
‘Het zijn indringers, geen eigenaars’
De gemeenschap van Chinebal in de zuidelijke streek van El Estor, Izabal, wordt al enkele jaren bedreigd met uitzetting, omdat het een gebied is dat de palmoliemaatschappij Naturaceites huurt om er Afrikaanse palm te telen en te verwerken. De bewoners klaagden erover dat de arbeiders van het palmbedrijf Naturaceites hen voortdurend lastigvallen en hen ervan beschuldigen zich het land toe te eigenen, dat behoort tot de Palestina Chinebal plantage, eigendom van Juan Maegli, die de boerderij van het palmbedrijf pacht. Deze vermeende eigenaar van de plantage was in 1996 president van het invloedrijke cementbedrijf Cementos Progreso. In de jaren zeventig was hij te zien in kringen waar ook kapitaalkrachtige families zich bewogen. Onder hen ook leden die zich medeplichtig maakten aan de militaire genocide van de jaren ’80.
Op 31 oktober 2020 werd José Choc Chaman tijdens een uitzettingsoperatie van de bewoners vermoord. Minstens driehonderd agenten van de Nationale Civiele Politie (PNC) gebruikten traangas en geweervuur om 96 gezinnen uit hun huizen te zetten. De moord op Choc Chaman blijft tot op vandaag ongestraft.
Ondanks de vijandigheid van de staat en de daarmee gepaard gaande bedreigingen en gevaren, blijven de bewoners ter plekke. Het is hun geboortegrond, de voorvaderlijke erfenis, hun navelstreng. Bovendien waar kunnen ze terecht? In de praktijk zijn de Maya’s tweederangsburgers. En ze worden niet beschouwd als eigenaars van het grondgebied, het zijn indringers. Dat betekent concreet dat ze na een gewelddadige ontruiming ‘op straat staan’ en nergens terecht kunnen. Ze hebben dus ook geen recht op schadevergoeding om zich elders te kunnen hervestigen.
De druk van de Afrikaanse Palm
Gedurende dit jaar werden, te midden van de pandemie, weer verscheidene pogingen tot uitzetting tegen de gemeenschap ondernomen. Terwijl de families die gerechtigheid en vrede eisen om op hun voorouderlijke grond te kunnen leven, worden zij gecriminaliseerd en vervolgd. En naarmate de teelt van Afrikaanse palm in de regio toeneemt, vergroot ook de druk van de staat op de gemeenschap. De staat verleent vergunningen aan transnationale bedrijven die zich toeleggen op monocultuur, hydro-elektrische centrales en mijnbouw en aan bedrijven die de natuurlijke hulpbronnen komen uitbaten. Daarbij willen zij, met toelating van de regering, het grondgebied van de lokale inheemse volkeren aanslaan.
Op 22 september dit jaar werd een vergadering gehouden in aansluiting op de technische rondetafel met de landbouwinstellingen van het land. Daar werd Chinebal behandeld als een van de gemeenschappen die prioriteit krijgen. Er werd toegezegd de mensenrechten van de gezinnen te eerbiedigen. Echter op 6 oktober viel de lokale boeren van Chinebal een hoogst onaangename verrassing te beurt. Terwijl ze zich klaarmaakten om naar de velden te gaan en het land te bewerken, zagen ze opnieuw een groot contingent van de nationale politie op zich afkomen met een nieuw onwettig bevel tot uitzetting. De rechter Aníbal Arteaga van Puerto Barrios die het bevel ondertekende was niet eens aanwezig.
Profiteren van de staat van beleg.
De parlementsleden in het Congres bekrachtigden op 25 oktober de staat van beleg in de regio El Estor, Izabal, door middel van wat men een juridisch ‘manoeuvre’ zou kunnen noemen, 85 volksvertegenwoordigers stemden voor. In feite bepaalt de Grondwet dat 107 stemmen, d.w.z. een gekwalificeerde meerderheid, vereist zijn om een decreet van nationale urgentie goed te keuren. Aangezien het aantal stemmen minder was dan het vereiste aantal, moest het in drie lezingen worden goedgekeurd.
Toch ging het decreet er in de plenaire vergadering door met in totaal 85 stemmen voor, 25 tegen en 50 afwezigen. Het argument dat aangegrepen werd was een uitspraak van het Grondwettelijk Hof, verkozen door het pact van de regeringspartij. Daardoor werd een grillige interpretatie van de wet mogelijk. Met name slechts 81 stemmen waren voldoende om, in dit geval, de staat van beleg goed te keuren voor een periode van dertig dagen in de gemeente El Estor, Izabal, als gevolg van recente botsingen in het gebied tussen de lokale inheemse bevolking en de exploitatie van het nikkelmijnbouwbedrijf.
Indien al rekening zou gehouden worden met de inheemse bevolking als legitieme dragers van mensenrechten, dan verliezen burgers in het algemeen sowieso een reeks van hun rechten tijdens de staat van beleg. Een uitgelezen moment om toe te slaan in Chinebal.
Gewelddadige uitzetting
Op 17 november was het zover. 96 Q’eqchi’ gezinnen werden door een groot aantal agenten van de Nationale Civiele Politie (PNC) uit hun woning gezet. Ze gingen zo grondig tewerk dat terugkeer van de bewoners ditmaal zo goed als onmogelijk zou zijn. De leden van de gemeenschap verklaarden dat de politie zware machines gebruikten om de huizen te vernielen. Ook werden de bezittingen van de gezinnen verbrand.
Irma Yolanda Choc Maquín werd gevangen genomen omdat zij haar huis probeerde te verdedigen. Haar vijfjarige dochter werd door de politie in hechtenis genomen omdat er geen naaste verwanten voor het kind waren. De gezinnen die hun huis verloren, smeekten om solidariteit en hulp van de Guatemalteekse samenleving, aangezien zij alles kwijt zijn en geen onderdak hebben.
De staat van beleg op het terrein gaan bekijken
Een parlementaire verificatiecommissie bestaande uit leden van de partijen Semilla, Winaq en URNG-Maïs ging in El Estor de toestand opnemen. Een van de leden wees erop dat er zo’n 518 veiligheidstroepen en 700 soldaten in het gebied zijn ingezet, na het in voege treden van de staat van beleg in de regio. Unaniem bevestigden ze dat de regering buitensporig geweld gebruikte. Ze stelden vast dat er ernstige schendingen van de mensenrechten begaan werden, dat de staat van beleg een staat van terreur betekende voor kinderen en adolescenten in de gemeente en dat de Nationale Civiele Politie en het leger vrouwen en meisjes mishandelden.
Tijdens een ontmoeting met dorpsbewoners vernamen ze dat zij van de eigenaars van de nikkelmijn verbod kregen om in het meer te vissen. Ook klachten werden ingediend over de arbeiders van de mijn die de invallen van de Nationale Civiele Politie (PNC) begeleidden. Zij wezen de huizen aan van gemeenschapsleden en van de inheemse autoriteiten die het verzet steunden. Dat volksverzet duurde meer dan twintig dagen. Hun eis bestaat erin dat rekening gehouden wordt met de raadpleging van de gemeenschap over het nikkelmijnbouwproject Fénix. De groep parlementsleden wees er bovendien op dat van alle schendingen van de mensenrechten er één is die een diepgaande invloed heeft op de democratie, namelijk de beperking en vervolging van de onafhankelijke pers voor het mededelen van wat er in het gebied gebeurt.
Volgens de wetgevers heeft het ministerie van Energie en Mijnen geen rekening gehouden met de resolutie van het Grondwettelijk Hof. Daarin wordt gesteld dat het proces van raadpleging van de inheemse bevolkingsgroepen (beantwoordend aan het Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie) die in het gebied wonen, getroffen door het mijnbouwproject van Fénix, moet worden afgerond.
Bovendien verzochten de protesterende bewoners om de raadpleging van de gemeenschappen die het Ministerie van Energie en Mijnen aan het voorbereiden was te annuleren, omdat zij van mening zijn dat er geen voldoende voorwaarden aanwezig zijn om deze rechtmatig uit te voeren. Het bedrijf richt zich voor de raadpleging vooral op gemeenschappen die het gunstig gezind zijn en houden de oppositie buiten. Volksvertegenwoordiger Román Castellanos van de partij Semilla benaderde Jordán Rodas, de Ombudsman voor de Mensenrechten over zijn bevindingen in El Estor.
‘De ombudsman benadrukte dat indien verschillende gemeenschappen, waarvan de autoriteiten op legitieme wijze zijn gekozen, uitgesloten blijven van deelname aan de raadpleging, de crisis zich zal verdiepen en er een raadpleging in elkaar wordt gezet, bijna een farce, waaraan alleen mensen deelnemen die dicht bij het gemeentebestuur en het bedrijf staan,’ verklaarde Román Castellanos achteraf.
Bronnen:
* https://lahora.gt/con-guizachada-legal-aprueban-estado-de-sitio-en-el-estor-izabal/
* https://www.prensacomunitaria.org/2021/11/diputados-visitan-el-estor-hay-desacuerdo-por-inicio-de-consulta-comunitaria-a-favor-de-la-mineria/
Visited 404 Times, 2 Visits today