R. Doom (red.), Conflict en ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press.
Het behoort tot de geneugten van wat voor mij ‘vakantie’ is om voor een stapel boeken te zitten, rustig tijd te hebben om alles te lezen en vooral om me te laten inspireren. Deze zomer ging de hoofdprijs naar Ruddy Doom en zijn medewerkers die een lijvig, loodzwaar boek van 600 bladzijden bijeen schreven over ‘Conflict en Ontwikkeling’. Maar het boek gaat over zo veel meer.
Er zijn hoofdstukken over alle uithoeken van de wereld, van Tsjerkessië tot Tibet, Birma en Oeganda, Jordanië en Nicaragua. Kortom, erg veel landen waarvan wordt verondersteld dat ze zich nog moeten ‘ontwikkelen’ en die met conflicten te maken hebben. De enig rode draad die ik door dit boek ontdekte was de simpele vaststelling die bezig wordt het mantra van de nieuwe ontwikkelingssamenwerking te worden: conflict staat ontwikkeling in de weg, maar ontwikkeling leidt ook tot conflict. Het is de verdienste van de vele medewerkers van de Vakgroep voor studie van de derde wereld (Universiteit Gent) om dit sloganeske verhaal concreet te maken en uit te leggen. Alle hoofdstukken en al het denkwerk zijn gebaseerd op veldwerk, omdat men ervan uitgaat dat dit de beste basis is voor theorievorming.
Het eerste deel van het boek is veruit het interessantste. Er wordt in uitgelegd dat conflicten niets anders zijn dan de achterkant van de mondialisering, dat ze essentieel verbonden zijn met de wereld als geheel en met de manier waarop het centrum er vorm en inhoud aan geeft. Elk conflict is anders, er is plaats voor het contingente, het lokale en het mondiale zijn met elkaar verbonden.
Zo kan worden aangetoond dat de zogenaamde ‘stagnatie’ in Arabische landen minder een gevolg is van de lokale instellingen en normen dan van een weerspiegeling van de autoritaire onderkant van de geavanceerde liberale moderniteit. In Marokko wordt de publieke ruimte geprivatiseerd en daarbij kan een autoritair koningshuis helpen.
Op dezelfde manier worden in Latijns-Amerika geprivatiseerde steden gebouwd en kan worden aangetoond hoe ruimtelijke ordening van het grootste belang is voor de neoliberale mondialisering. Het is niet enkel een kwestie van deterritorialisering, maar ook van reterritorialisering.
Ook de zogenaamde ‘falende staten’ kunnen vanuit dat perspectief worden geanalyseerd. Zij leiden niet zozeer tot een bestuursvacuüm maar wel tot creatieve antwoorden en experimenten op het vlak van politieke orde. Falende staten vormen een culminatiepunt in de continue strijd tussen verschillende krachten in de maatschappij. Zo zijn er in Oost-Kongo nieuwe vormen van bestuur ontstaan die men slechts kan ontdekken door de gedragingen van gewone mensen te bestuderen.
Is Afrika het slachtoffer van ‘zinloos, irrationeel geweld’? Nee, zo wordt uitgelegd. Zelfs in voor het Westen moeilijk te begrijpen conflicten zoals die van het ‘Verzetsleger van de Heer’ in Oeganda speelt religie een ordenende rol, ze zorgt voor interne cohesie en voor controle op de rebellen.
Toegegeven, er zitten ook zwakkere hoofdstukken bij. Er is geen wetenschappelijke analyse nodig om te weten dat de toegang tot water in sommige landen rechtstreeks te maken heeft met een maatschappelijke machtspositie. Zoals het iets te makkelijk is om het conflict in Colombia te herleiden tot een ‘war on drugs’, wat het zeker niet is. Maar door de bank geven al deze zeer uiteenlopende hoofdstukken niet enkel een unieke visie op allerhande conflicten, ze tonen ook hoe de mondialisering tot locale conflicten kan leiden en ze ook vorm geeft. De mondialisering herschept ruimte en tijd. Deze conflicten zijn onvermijdelijk en moeten niet per definitie veroordeeld worden. Conflict en geweld, zo wordt uitdrukkelijk gesteld, kunnen een directe, legitieme en essentiële strategie van ontwikkeling zijn. In een afsluitend hoofdstuk wordt daarom ook afgerekend met een bepaalde ‘vredescultuur’ die structureel geweld over het hoofd ziet en een beroep doet op de traditionele cultuur van mensen om conflicten op te lossen.
Nu veiligheid een vooraanstaande plaats aan het innemen is op de agenda van ontwikkelingssamenwerking is het goed te beseffen dat die veiligheid vooral die van het Westen is. In hoeverre zijn wij in staat om ‘oplossingen’ aan te dragen van buiten af? In hoeverre zijn wij in staat om al de conflicten ook goed te begrijpen en te interpreteren? In hoeverre zijn we in staat om de belangen van het Westen naar de achtergrond te verdringen en vooral de lokale ontwikkeling te bevorderen? Ik ben daar niet optimistisch over, en denk dat de ontwikkelingsagenda niet wordt gediend met deze nieuwe prioriteit.
Maar ook daarin geeft het boek een goede aansporing. We kunnen conflicten niet vermijden, maar ook als wetenschappers kunnen we niet machteloos toezien. Het kan er niet om gaan ‘coalitions of the willing’ vrij spel te geven, maar om aan conflictmanagement te doen binnen de juridische, financiële, logistieke mogelijkheden van de internationale instellingen. Het gaat er om de toestand niet te laten escaleren tot de alternatieven voor militaire interventie verschrompelen. Ook al hebben sommige uitspraken geen direct effect, ‘iemand moet het zeggen, iemand anders moet het blijven zeggen, vooraleer niemand er nog over wil spreken’.
Tot slot nog dit: een boek van 600 bladzijden zou niet op glanspapier mogen uitgegeven worden. Dit is een boek dat je thuis moet lezen, want in elke koffer zorgt het meteen voor overgewicht op het vliegtuig.
(Uitpers, nr. 114, 11de jg., november 2009)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=849502&refsource=uitpers