In Genève kwamen tientallen leiders en prominente figuren van de ‘andere oppositie’ binnen en buiten Syrië samen om te pleiten voor een geweldloze transitie naar een democratische en seculier Syrië. Het gaat volgens de organisatoren om de eerste Syrische internationale conferentie van de populaire en vreedzame burgerbeweging die streeft naar “vrijheid en rechtvaardigheid, waardigheid en gelijkheid voor de Syrische bevolking, zonder discriminatie op grond van nationaliteit, religie en ideologie”. Mooie principes, maar inmiddels is de vreedzame revolutie monddood gemaakt door zowel het autoritaire Syrische regime als door de ‘contrarevolutie’ van reactionaire krachten. Op de conferentie is het ongenoegen over de ‘dominantie’ van de media uit het Westen en de Golfstaten die vooral oog hebben voor de gewapende opstand of zij die de militarisering van het conflict bepleiten, duidelijk groot. Veel van de deelnemers en sprekers zijn opposanten van het eerste uur.
De eerste dag van de conferentie werd geopend door mensenrechtenactivist en woordvoerder van het Nationaal Coördinatiecomité voor Democratische Verandering (NCCDV), Haytham Manna, die meteen wees op een aantal lege stoelen. Die zouden normaal gezien gevuld moeten zijn door een 60-tal Syriërs van wie de visa door de Zwitserse autoriteiten werd geweigerd. Een aantal van hen intervenieerde via Skype (een online communicatiesysteem). Een opvallende inleiding kwam er van de Amerikaanse auteur James Paul die begin 1990 het boek ‘Syria Unmasked’ schreef. Hij plaatste het Syrische conflict in een internationale context en bekritiseerde de simpele tweedeling van goed en slecht die doorgaans in de westerse media wordt gemaakt, zonder een eigen systeemkritiek te maken. Wie herinnert zich nog de koloniale opdeling van het Midden-Oosten (Sykes-Picot), de koloniale repressie van de bevrijdingsbewegingen, de recente hulp van het Syrische regime aan Washington om ‘terreurverdachten’ te folteren… Een militaire interventie is nooit goed om een dictatuur ten val te brengen en een democratisch systeem te installeren, aldus Paul. Hassan Abdul Azim, de leider van het NCCDV, wees via een internetverbinding op het belang van de dialoog, niet alleen tussen de oppositie, maar ook met krachten van het regime. Volgens hem is er een militaire overwinning door een van de partijen niet mogelijk en kan er niet anders dan gepraat worden. Hoe dan ook zal er moeten gezocht worden naar compromissen. Dat is de enige mogelijke weg naar een duurzame politieke oplossing.
De uitdaging van een democratisch project
Na de inleidende sprekers volgden er twee discussiepanels. De eerste discussie draaide rond de uitdaging om tot een democratisch project te komen. De eerste spreker was Riad Drar, een burgeractivist en criticus van de islamistische bewegingen in zijn land, die in 2005 door het Syrische regime werd veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf. Hij wees op de aanwezigheid en macht van islamistische groepen bij de oppositie die van Syrië een kalifaat of een islamistische staat willen maken waar geen plaats is voor religieuze pluraliteit. Hij werd daarin bijgetreden door de mensenrechtenactivist Faek Hwejeh die tijdens de tweede discussieronde uitgebreid citeerde uit de statuten van een hele reeks islamistische oppositiegroepen, zoals de Tijgers van Damascus, het Syrisch Islamistisch Front en de Hizbul Tahrir. Deze laatste beschouwt Syrië enkel als bevrijd, als de Sharia is ingevoerd. Zij die niet akkoord zijn moeten het land maar verlaten.
Reproductie van geweld
Een echte oudgediende binnen de democratische linkse oppositie is Mahmoud Djadid die al jaren in ballingschap leeft in Algerije. Hij beschreef hoe het regime het geweld reproduceert, hoe het geweld tegengeweld oproept en hoe het land zo in een spiraal van geweld terecht is gekomen. In de jaren 1970 vestigde Hafez Al Assad zijn dictatuur nadat hij zijn eigen kameraden arresteerde en liet folteren. Ook werden belangrijke opposanten in het buitenland vermoord, zoals Salah din Al Bitar, omdat ze charisma hadden en in staat waren om een stevige oppositie op poten te zetten die het regime kon bedreigen. Djadid beschreef ook de opstand van de Moslimbroeders in Hama (ten noorden van Damascus) begin jaren 1980 en het bloedige neerslaan ervan door het regime als een voorbeeld van de productie van geweld door het regime gevolgd door tegengeweld. Vandaag is dat tegengeweld aan het escaleren tot sektarisch of simpelweg crimineel geweld, zoals executies van militairen, maar ook van kritische intellectuelen, bomaanslagen die het kenmerk dragen van Al Qaeda en aanverwante, ontvoeringen voor losgeld, smokkelhandel,… Deze spiraal van geweld dreigt het land te vernietigen. De islam wordt hierbij eerder als een schaamlapje gebruikt voor het opzetten van winstgevende praktijken.
Vreedzame oplossing is mogelijk
Het tweede panel ging verder in op de productie van geweld en de gevolgen voor de civiele maatschappij. Haythem Manna opende dit onderdeel met een fel pleidooi ter verdediging van de drie ‘nee’s van het NCCDV: nee aan het geweld, nee aan het sectarisme, nee aan een buitenlandse interventie. Hij citeert Mohamad Amar, medeoprichter van het politiek platform waarvan Manna woordvoerder is: “Als de militairen de macht grijpen, zal het niet mogelijk zijn om te besturen zonder de militairen en dan wordt je hun gijzelaar en ben je gegijzeld door hun macht.” Volgens Manna kan alleen een vreedzame weg leiden naar een vreedzame oplossing. Hij hekelt het feit dat een aantal satellietzenders het geweld promoten en veel te veel aandacht geven aan zij die de wapens dragen. Het is een vorm van hersenspoeling. Syrië heeft bijeenkomsten en onderhandelingen nodig met al die krachten die de oorlog beu zijn.
Desintegratie van het land vermijden
Volgens Louay Hussein, een activist die zeven jaar in de Syrische gevangenis vertoefde en in 2011 de eerste conferentie van de oppositie in Damascus organiseerde, komt het er nu op aan te vermijden dat het land desintegreert in verschillende sektarische ministaatjes. “Nu we gefaald hebben om het regime te doen vallen via geweldloze weg is het land in ernstige moeilijkheden terecht gekomen”. Hussein was bijzonder kritisch voor de democratische oppositie “die zich voortdurend blijft herhalen” zonder er in te slagen tot echte daden over te gaan. Zijn grootste vrees is dat het land onder de controle komt van de gewapende groepen. Faek Hwejeh sloot af met de vaststelling dat geen van de vechtende partijen het internationaal humanitair recht respecteert. Als ook de gewapende oppositie zich bezondigt aan zware schendingen van de mensenrechten, dan hebben ze weinig legitimiteit en is er geen rol voor hen weggelegd in de democratische toekomst van Syrië.