Arme gemeenschappen worden van hun land gedreven, terwijl het resultaat nul is voor de vermindering van de uitstoot van broeikassen. Toch oefenden lobbyisten voor de grote industrietakken en instellingen zoals de Wereldbank op de internationale klimaatconferentie in december in het Poolse Poznan druk uit voor meer deregulering en een uitbreiding van het marktgerichte Clean Development Mechanism (CDM).
In West-Panama vechten de Naso en Ngobe volkeren tegen de bouw van vier hydro-elektrische dammen die gebouwd worden op hun land. Zij zeggen dat deze dammen hun thuisland zullen vernietigen. In Okhia in India kwamen vele leden van de locale gemeenschap op straat om te protesteren tegen de bouw van een vuilverbrandingsoven in een woonzone. In gans Indonesië worden kleine boeren van hun land verdreven door de uitbreiding van oliepalmplantages, die palmolie produceren voor de raffinaderij van PT Murini Samsam in Riau.
Als deze projecten komen in aanmerking voor koolstoffinanciering via het Clean Development Mechanism van het Kyotoprotocol (CDM = Mechanisme voor Schone Ontwikkeling). Dit mechanisme is erg controversieel geworden en raakt meer en meer in diskrediet. Het geeft landen en bedrijven in het Noorden de mogelijkheid door de financiering van projecten in het Zuiden kredieten te kopen die aangerekend worden op hun verplichting om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het CDM is een symbool geworden voor het klimaatonrecht dat door het Koyotoproces in de hand wordt gewerkt.
Er is een wijd verspreide vertrouwenscrisis in het CDM. Enkel de meest dogmatisch marktgerichte ngo’s zijn nog bereid het te verdedigen als een onderdeel van de oplossing. Het US Government Accountability Office, een soort auditbureau van het Amerikaanse Congres, gaf onlangs een gedetailleerd rapport uit dat de geloofwaardigheid van het mechanisme in vraag stelt. Een verklaring van het Internationaal Forum van de Inheemse Volkeren over Klimaatverandering aan de VN-gesprekken over het klimaat in Bali getuigde dat de CDM-projecten worden doorgevoerd “zonder de vrije voorafgaande en geïnformeerde instemming van de inheemse volkeren”.
Het Kyotoprotocol bepaalt de drie doelstellingen van het CDM: helpen met duurzame ontwikkeling, bijdragen tot de bredere milieudoelstellingen van het klimaatverdrag, en de Noordelijke landen helpen hun verbintenissen in verband met het klimaat na te komen.
Een resultaat voor de Noordelijke bedrijven
De eerste twee doelstellingen werden helemaal niet gehaald. De derde doelstelling werd paradoxaal een groot succes. Het CDM kwam in het Zuiden vooral aan grote industriële vervuilers ten goede zonder enige bijdrage te leveren tot duurzame ontwikkeling. Talrijke studies betwijfelen de resultaten voor het klimaat. Een recente studie van Stanford suggereert dat tot twee derde van alle CDM-projecten niet de minste bijdrage hebben geleverd aan het klimaat.
Maar voor noordelijke regeringen en bedrijven was het CDM een middel om hun verantwoordelijkheid voor het klimaat aan het Zuiden uit te besteden. Wat dat betreft werd het een succes, waarmee het klimaatonrecht wordt onderlijnd waarmee het systeem gepaard gaat. Winnaars zijn de energie-intensieve bedrijven die mooie winsten maakten dank zij de lucratieve handel in uitstootrechten. Fundamentele fouten in de opzet van het CDM hebben ertoe geleid dat de industrie goedkope uitstootrechten kon kopen en zo aan zijn klimaatverplichtingen voldeed, waarmee de kost om over te stappen naar koolstofarme technologieën werd vermeden. Voeg deze besparingen bij mogelijke extrawinsten dank zij de handel in afgeleide producten en andere exotische financiële diensten gelinkt aan de markt in uitstootrechten, en je zal niet verbaast zijn dat een echte goldrush ontstaan is naar deze winstgevende handel.
De verliezers onder het CDM
Daartegenover staat dat de landen in het Zuiden enorm hebben verloren. Veel projecten, zoals de vuilverbrandingsoven in India, werden aan de bevolking opgedrongen zonder hun voorafgaande en geïnformeerd akkoord. De financiering via het CDM heeft vuile ontwikkeling verankerd omdat de subsidies terecht kwamen bij grote vervuilers zoals chemische bedrijven, steenkoolcentrales en papierfabrieken. Het CDM werd gepromoot ten koste van een bestaand aanpassingsfonds en als alternatief voor de overdracht van werkelijk schone technologieën die zo dringend noodzakelijk is.
In 1997 werd het CDM voorgesteld als te nemen of te laten als alternatief voor de meer substantiële fondsen die door de landen van het Zuiden werden voorgesteld. Het CDM en andere flexibele mechanismen werden voorgesteld als een voorwaarde opdat de VS bindende uitstootnormen zouden aanvaarden, wat zij uiteindelijk toch niet gedaan hebben.
Naast doelstellingen inzake de vermindering van uitstoot aangenomen door het Noorden erkende het akkoord van 1997 ook het bestaan van een ecologische schuld door de historische verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering bij de noordelijke landen te leggen, zodat zij moesten instaan voor fondsen om de vermindering van de uitstoot, de aanpassingen en de technologietransfer in het zuiden te financieren.
Een van de grootste frustraties van de G-77 landen was dat de landen van het Noorden niet verder gingen in hun verbintenissen. Meer dan een decennium later is er zo goed als niets te zien geweest in de vorm van harde cash. In het fonds voor de minst ontwikkelde landen is nu 172 miljoen dollar beloofd, wat nog niet de helft is van de kerstbonus van de CEO van Lehman Brothers verleden jaar.
In het Klimaat Investeringsfonds werden grotere sommen beloofd, maar deze sommen worden beheerd door de Wereldbank die een ontzettende balans heeft wat betreft mensenrechten en milieu, en die verleden jaar haar leningen voor projecten op basis van fossiele brandstoffen vermeerderd heeft met 94 percent. Bovendien bestaat het grootste deel van dit fonds uit leningen eerder dan uit giften. Vele commentatoren gaan ervan uit dat de Wereldbank, die overheerst wordt door de VS, gebruikt zal worden als een politiek instrument in de relaties tussen het Noorden en het Zuiden.
In plaats van fondsen met een representatief beheer, met substantiële, vaste en automatische inkomsten en toegang voor de meest kwetsbare groepen, hebben het jarenlange getouwtrek in de onderhandelingen geleid tot een marktmechanisme dat enkel ten goede komt aan het Noorden en aan een handvol industriële elites uit het Zuiden.
Terwijl de Noordelijke landen alles doen wat ze kunnen om zich niet te verbinden tot fondsen die helpen met aanpassingen en technologieoverdracht, zijn lobbyisten van de Wereldbank en industriële lobby’s zoals de International Emissions Trading Association (IETA) in Poznan massaal aanwezig om de lof te zingen van het CDM, op zoek naar mogelijkheden om deze markt verder uit te breiden en te dereguleren. Een vertegenwoordiger van de Wereldbank zei op een plenaire zitting op de klimaatonderhandelingen: “Om de successen van het CDM in stand te houden moeten we het uitbreiden en soepeler maken”. De Wereldbank spreekt voor het bedrijfsleven en de noordelijke landen. De EU stuurt er op aan dat meer dan de helft van haar doelstellingen gehaald kunnen worden door het kopen van kredieten via het CDM, eerder dan door daadwerkelijk de uitstoot in de EU te verminderen. De EU zal daarom meer goedkope kredieten willen, en daarom proberen het CDM uit te breiden en te dereguleren.
De voorgestelde uitbreiding gaat gepaard met het aanvaarden van technologieën die controversieel zijn, zoals kernenergie, of waarvan het resultaat niet bewezen is, zoals het opvangen en ondergronds opslaan van koolstof. De IETA heeft een reeks aanbevelingen overgemaakt aan het bestuur van het CDM om te komen tot een snellere procedure voor de goedkeuring van projecten waarbij de regels versoepeld worden die eisen dat het om een bijkomende vermindering van de uitstoot van koolstof moet gaan en dat er waarborgen zijn voor de effectiviteit.
Het verdere succes van het CDM betekent in die context dat nog meer gemeenschappen uit het Zuiden geconfronteerd worden met niet gewenste projecten die hun levensonderhoud bedreigen, terwijl projectontwikkelaars en koolstofhandelaars meer dan ooit zullen profiteren van pseudo-projecten.
Wie nadenkt over de perspectieven na Kopenhagen en 2012 moet de realiteit erkennen dat het CDM er niet in gelukt is een bijdrage te leveren tot “schone ontwikkeling” en zeer onrechtvaardig is geweest voor de landen en gemeenschappen in het Zuiden. Het CDM wankelt, het moet een definitieve klap krijgen. In de plaats moet het Noorden haar verbintenis nakomen geld ter beschikking te stellen voor het Zuiden anders dan via ondemocratische instellingen zoals de Wereldbank, en dat deze landen niet verder opsluit in een schuldenspiraal. De 4 triljoen dollar die onlangs op enkele maanden tijd werd gemobiliseerd om de banken te redden toont dat dergelijke sommen geen fantasie zijn, maar reëel kunnen worden indien het Noorden zich politiek daadwerkelijk verbindt tot oplossingen op basis van klimaatrechtvaardigheid.
(Uitpers, nr 105, 10de jg., januari 2009)
5.12.2008 – Bron www.tni.org