INTERNATIONALE POLITIEK

Colombia: opstandbestrijding verkleed als drugsbestrijding

Diep in de bergen van Zuid-Colombia is op 23 juli een Amerikaans spionagevliegtuig neergestort. Bekend raakte dat vijf Amerikaanse en twee Colombiaanse militairen daar het leven bij lieten. De Havilland RC-7B van het Amerikaanse leger was, in het jargon, een COMINT (communications intelligence) en IMINT (imagery intelligence) toestel, waarvan experts zeggen dat er maar een zestal bestaan.
In Colombia twijfelt niemand eraan: het was dit vliegtuig dat de inlichtingen verschafte waardoor het Colombiaanse leger twee recente offensieven van de linkse guerrilla kon verslaan: één in juni tegen het hoofdkwartier van Carlos Castaño, de leider van de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC); één in juli aan de zuidelijke rand van de hoofdstad Bogota.
De episode illustreert de snel groeiende betrokkenheid van de Verenigde Staten in het conflict in Colombia. De vraag ging luider klinken wat de ruim 200 mensen van het Amerikaans ministerie van Defensie precies uitrichten in Colombia. De vraag gold ook de activiteit van het onbekend aantal agenten van de Amerikaanse geheime dienst CIA en de drugsbestrijdingsdienst DEA in Colombia.
Officieel heet het dat Amerikaanse militaire en burgerlijke adviseurs in Colombia militairen en politie opleiden voor drugsbestrijding, dat ze vijf radarstations in de jungle helpen bedienen, en dat ze vluchten voor vernietiging van drugsteelten uitvoeren.
De Amerikaanse militaire overheid ontkent routinematig dat haar mensen betrokken zijn bij de strijd tegen de guerrilla die al meer dan dertig jaar de Colombiaanse regering bestrijdt. Dat gelooft evenwel bijna niemand nog. Analisten en mensenrechtenorganisaties wijzen erop dat het Pentagon tot 1996 is blijven ontkennen dat Amerikaanse militaire adviseurs in de jaren ’80 in El Salvador betrokken waren bij de strijd tegen de linkse guerrilla. De feiten waren anders.

“Narco-guerrilla”

Maar vooral hebben de Colombiaanse militairen en hun bondgenoten in het Congres en de regering in Washington ervoor gezorgd dat de opstandbestrijding in Colombia verkleed gaat als drugsbestrijding. Daartoe werd de guerrilla bestempeld als “narco-guerrilla”, die een belangrijke factor in de drugshandel zou zijn.
De Colombiaanse guerrillabewegingen, de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) en het Leger voor Nationale Bevrijding (ELN), zijn formeel en metterdaad aartsvijanden van de drugshandelaars, die ook ideologisch diametraal tegenover hen staan.
Wel beschermen ze in hun gebieden (dat is ruim 40 procent van het Colombiaans grondgebied) boeren die coca en papavers telen, de grondstoffen voor cocaïne en heroïne. De “belasting” die ze daar op heffen brengt hen volgens Amerikaanse schattingen 600 miljoen dollar per jaar op. De guerrilla zegt dat de boeren weinig andere keuze hebben zolang ze niet van normale teelten kunnen leven. En dat kunnen ze minder dan vroeger, omdat de liberalisering van de landbouwsector kleine boeren heeft doodgeconcurreerd en de concentratie van het grondbezit heeft aangewakkerd.
De guerrilla benadrukt dat alleen diepgaande landhervorming, met herverdeling van land, subsidies voor meststoffen en hulp voor commercialisering, een oplossing kunnen brengen. Dat heeft haar op het plattteland veel steun opgeleverd, maar haar conflict met grootgrondbezitters en conservatieve politici verscherpt. Door haar politiek werk te verwaarlozen ten gunste van het militaire, heeft de guerrilla het bij veel boeren gewonnen kapitaal niet ten volle kunnen doen bloeien. Zij heeft zich ook extra-vijanden gemaakt door talrijke ontvoeringen.
Conservatieve militairen, politici en grondbezitters hebben paramilitaire milities gefinancierd waarmee ze boeren afschrikken van het verstrekken van inlichtingen en steun aan de guerrilla. De moordpartijen van de milities moeten boeren ook duidelijk maken dat de guerrilla niet in staat is hen te beschermen. Soms zijn ze ook selectief, om feitelijke en potentiele leiders van volksorganisaties uit te schakelen.

Paramilitaire drugshandelaar

De leider van de paramilitaire koepel AUC, Carlos Castaño, geldt als een van de grootste drugshandelaars van Colombia. De Amerikaanse regering heeft al jaren bewijzen tegen hem verzameld, maar nog niet om zijn arrestatie of uitwijzing verzocht. Dat ze dit naliet, heeft te maken met de mogelijkheid die ze ziet dat de paramilitairen een plaats krijgen in het vredesoverleg. Nu gaat dat overleg, dat door offensieven van paramilitairen in een impasse is geraakt, alleen tussen de regering van president Andres Pastrana en de FARC-guerrilla. De Amerikaanse “veiligheidshulp” aan Colombia is dit jaar opgelopen tot een record van 289 miljoen dollar. Alleen Israël en Egypte krijgen meer.
In augustus luidde de chef van de Amerikaanse drugsbestrijding, generaal Barry McCaffrey, in Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse steden de alarmklok over Colombia. Zijn boodschap: de toestand in Colombia “verslechtert in ijltempo”, de cocaïneproductie is er “explosief” toegenomen, de guerrilla wint gevaarlijk aan invloed, het conflict kan zich uitbreiden naar de buurlanden Panama, Venezuela, Brazilie, Peru en Ecuador. “De problemen van Colombia hebben een regionale dimensie en vereisen politieke betrokkenheid van het hele westelijke halfrond”, zei de Vietnam- en Irak-veteraan in Houston.
Zijn boodschap kwam nadat de Amerikaanse regering in juni in de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) nul had gekregen op haar rekest om een regionale interventiemacht op te richten. Zo’n troepenmacht van “bevriende landen” zou tussenbeide komen in interne conflicten die de democratie “bedreigen” in Latijns-Amerikaanse landen. Maar die landen wezen het voorstel af.
Daarop plaatste Washington de multilaterale militaire strategie in de koelkast, om de nadruk te leggen op een regionale politieke betrokkenheid. De alarmerende verklaringen van McCaffrey waren vooral voor een Amerikaans publiek bedoeld. Ze moeten in de Verenigde Staten een interventionistisch klimaat aanblazen. In het Amerikaans Congres en in de regering bestaat veel verzet tegen een militaire interventie in Colombia, zeker als die niet de drugsbestrijding, maar openlijk de opstandbestrijding zou beogen. Die critici zien het spookbeeld van Amerikaanse soldaten die zij aan zij zouden staan met Colombiaanse militairen en paramilitairen die berucht zijn om hun schendingen van de mensenrechten en hun banden met drugsbenden. Dat kan moeilijk worden verkocht aan een Amerikaanse opinie die is voorgehouden dat de Amerikaanse rol in Colombia zich tot drugsbestrijding beperkt.
Maar het beeld van toegenomen drugsproductie in Colombia, die Amerikaanse jongeren dreigt te overspoelen, kan het voorbehoud in Amerikaanse politieke kringen doen krimpen. Als de guerrilla dan als narco-guerrilla wordt gezien, wordt de verdediging van opstandbestrijding als drugsbestrijding makkelijker.

Regionale militaire infrastructuur

Een regionale interventiemacht (merkwaardig is dat bijna als vanzelfsprekend werd aanvaard dat die niet onder de vlag van de Verenigde Naties zou opereren) komt er allicht niet. Wel bouwen de Amerikanen een regionale militaire infrastructuur uit om het conflict in Colombia “onder controle” te houden. Die infrastructuur moet in grote mate de basissen vervangen die de Verenigde Staten in Panama hebben ontruimd in uitvoering van de verdragen over het Panamakanaal uit 1977.
Zo bouwden de Amerikanen “vooruitgeschoven steunpunten” uit op de Nederlandse Antillen, in Ecuador en in Peru. In Ecuador hebben ze in Manta een basis voor “antidrugs-vluchten” langs de kust van de Stille Oceaan; daar worden 200 Amerikaanse militairen, leden van de Kustwacht en DEA-agenten gestationeerd als het akkoord over een tienjarig Amerikaans gebruik van de basis wordt voltooid.
In de school voor jungle-oorlogsvoering in Coca, in de Ecuadoriaanse Amazone, hebben de Amerikanen instructeurs die er Ecuadoriaanse, Braziliaanse en Colombiaanse militairen opleiden. Drie weken voor het neerstorten van de RC-7B in Colombia hebben Amerikaanse en Ecuadoriaanse troepen samen een operatie uitgevoerd om twee opleidingskampen van de FARC in Ecuador uit te schakelen. Onder Amerikaanse druk heeft Ecuador troepenversterkingen naar de grens met Colombia gestuurd, officieel om grensoverschrijding door drugshandelaars en guerrilero’s tegen te gaan. Stafchef Carlos Mendoza van Ecuador heeft toegegeven dat de 5.000 militairen daar zijn om rebellen tegen te houden.
Ook Peru heeft op Amerikaans verzoek duizenden soldaten naar de grens met Colombia gestuurd. In Iquitos, in de Peruaanse Amazone, financieren de Amerikanen een rivierbasis waar ze permanent militaire adviseurs hebben. In juni heeft de Amerikaanse ambassadeur in Lima, Dennis Jett, die basis kanonneerboten verstrekt. Als Washingtons anti-drugstsaar McCaffrey zijn zin krijgt, dan wordt de Amerikaanse “drugsbestrijdingshulp” aan de Andeslanden volgend jaar met 1 miljard dollar uitgebreid. De helft daarvan zou naar Colombia gaan, zoals door de Colombiaanse strijdkrachten is gevraagd.
Sinds enkele maanden benadrukt de Amerikaanse regering dat het conflict in Colombia naar buurlanden dreigt over te slaan. Dat zou de regeringen in die landen kunnen bedreigen, en de hele regio instabiel maken. Het dreigende “overlopen” van het conflict maakt dat de aanpak ervan niet aan Colombia alleen kan worden overgelaten, luidt de implicatie.
Deze waarschuwing, die nauwelijks wordt verduidelijkt maar wel suggereert dat de Colombiaanse guerrilla een regionale bedreiging vormt, moest de regeringen in die buurlanden “aanmoedigen” om op z’n minst troepen naar hun grenzen met Colombia te sturen. Zo worden Latijns-Amerikaanse staten betrokken bij de crisis, en ontstaat de indruk dat het Colombiaans conflict multilateraal wordt aangepakt.
De Colombiaanse paramilitairen hebben er de jongste maanden alles aan gedaan om de indruk te staven dat de strijd in Colombia naar buurlanden kan “overlopen”. Met aanvallen op grensdorpen hebben ze duizenden Colombiaanse boeren naar Panama en Venezuela verjaagd. Door journalisten ondervraagd zeiden vluchtelingen dat ze niet bang waren voor de guerrilla, maar wel voor de represailles van de paramilitairen.
Op 13 september verklaarde de chef van de paramilitairen, Carlos Castaño dat zijn troepen Panama en Venezuela kunnen aanvallen. Want, zei hij, de leiders in die landen geven steun aan de Colombiaanse guerrilla.

Relevant

De archieven van ‘operatie Cóndor’

Tijdens het Paasweek-end is in Asunción, Paraguay, Martín Almada overleden. Hij was advocaat, pedagoog en mensenrechtenactivist. Martín Almada was de man die verbeten is gaan zoeken naar de archieven…

Venezuela : Verkiezingen, maar met wie ?

Het werd deze week bekend gemaakt. Op 28 juli, geboortedag van Hugo Chavez, houdt Venezuela Presidentsverkiezingen. Kandidaten kunnen zich melden tussen 21 en 25 maart, de campagne zal 21…

Argentinië: clash en boem, boem

‘Volslagen gek, maar niet idioot’, zo wordt nu gezegd. Het is hard tegen hard in Argentinië. De nog niet zo lang geleden verkozen President Javier Milei werkte eerst met…

Laatste bijdrages

Bayrou, dan toch

Het zou geen verrassing mogen zijn, en toch: François Bayrou heeft eindelijk een van zijn twee dromen gerealiseerd, hij is premier van Frankrijk. De andere droom: president. Maar voorlopig…

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×