Meten is weten, zegt minister Crevits, maar dat geldt blijkbaar niet voor het Oosterweeldossier. Op dinsdag 5 april maakte Vlaams minister van Mobiliteit Hilde Crevits de cijfers van het eerste verkeersindicatorenrapport over de Vlaamse snelwegen bekend. Dit rapport bevestigt wat al jaren geweten is: de negen drukste wegvakken van Vlaanderen zijn alle gesitueerd op het zuidelijke deel van de Antwerpse ring.
Koploper is het wegvak tussen Berchem en Borgerhout, waar dagelijks in elke rijrichting 130.000 voertuigen rijden. Dan volgen Borgerhout (116.000) en Deurne (103.000). De viaducten aan het Sportpaleis en aan het Rivierenhof slikken elk 81.000 voertuigen.
Met meer dan 24.000 vrachtwagens per rijrichting worden op verschillende plaatsen van de Antwerpse ring ook nog eens de hoogste concentraties vrachtverkeer van Vlaanderen gemeten. De top drie ligt opnieuw op de zuidelijke ring.
Vandaar dat stRaten-generaal al jaren zegt: een Masterplan voor de Antwerpse Mobiliteit moet in eerste instantie dat deel van de ring ontlasten, niet alleen omdat zo’n gigantisch aantal voertuigen vlakbij de dichtst bevolkte stadsdelen van Vlaanderen nefast is voor de lokale gezondheid maar ook omdat al die drukte de belangrijkste bottleneck in het hele Antwerpse verkeerssysteem vormt: de verkeerswisselaar Antwerpen-Oost, waar de E313/E34 aantakt op de ringweg . Zie kaart:
In onze studie Van knelpunten naar knooppunten. Over mobiliteit en stadsontwikkeling in Antwerpen. Een toekomstvisie (juni 2010) schreven we: ‘Deze verkeerswisselaar “draagt” het hele systeem: wanneer het daar fout loopt, loopt het fout op de hele Antwerpse ring en vaak ook tot ver daarbuiten. En het loopt er inderdaad fout, dagelijks zelfs, ’s ochtends en ’s avonds’(blz.22).
Daarom ontwikkelde stRaten-generaal het zogenaamde Meccanotracé, dat doorgaande verkeersstromen weghoudt van die zuidelijke ring en van die verkeerswisselaar.
Meten is weten
Begin september 2010 maakte Forum 2020 (www.forum2020.be) de verkeersmodelleringen van dit Meccanotracé bekend. Het Forum had opdracht gegeven aan het Leuvense Transport and Mobility (TML) om zowel het Meccanotracé als het BAM-tracé trace te modelleren op congestieoplossend vermogen. De resultaten van die modellering spraken voor zich: in de drukste snelwegzone van Vlaanderen – tussen Berchem en Borgerhout – haalt het BAM-tracé in 2020 amper 17 % van het verkeer weg t.o.v. het nulscenario (= bij niets bouwen en verwachte groei van verkeer). Het Meccanotracé scoorde dubbel zo goed: 34% minder verkeer in diezelfde zone als gevolg van een significante verschuiving van doorgaand verkeer richting het Meccanotracé. Gelijkaardige verhoudingen werden vastgesteld in de zone aan het Sportpaleis. Zie de vergelijkende tekening ‘Verkeersintensiteit spitsuur ochtend’:
Conclusie: wil je die negen drukste wegvakken van Vlaanderen effectief ontlasten, dan bouw je het Meccanotracé en niet het BAM-tracé.
Tegen beter weten in herbevestigde de Vlaamse regering op 22 september 2010 echter de aanleg van het BAM-tracé, dat net de verkeersstromen richting de verkeerswisselaar Antwerpen-Oost bestendigt.
In de hoop die verkeerswisselaar toch enigszins te ontlasten had de Vlaamse regering in maart 2010 al beslist om, net zoals voorzien in het Meccanotracé, ook de A102 aan te leggen. Maar de studie van TML toonde aan dat ook de combinatie BAM-tracé plus A102 niet werkt: amper 1460 voertuigen gebruiken in die combinatie de A102 tijdens de ochtendspits. Als onderdeel van het Meccanotracé trekt dezelfde A102 ruim drie keer zo veel verkeer aan: 4.820 voertuigen. De correlatie tussen de resultaten voor de A102 en het ontlasten van de Antwerpse ring is evident: hoe meer verkeer je op de A102 krijgt, hoe minder verkeer er rijdt op de momenteel drukste wegvakken van Vlaanderen.
Inmiddels gaf de Vlaamse regering aan het Vlaams Verkeerscentrum de opdracht om haar BAM-tracé te modelleren in combinatie met niet alleen de A102 maar ook een vertunnelde R11 (Krijgsbaan). We vroegen de resultaten van die studie enige tijd geleden al op, maar kregen ze niet. Aanstaande vrijdag buigt de Vlaamse regering zich over deze nieuwe modelleringen. Verwacht wordt dat minister Crevits die middag – vlak voor de paasvakantie – de resultaten ervan bekendmaakt.
We zullen met belangstelling kennis nemen van de nieuwe verkeerscijfers en met nog grotere belangstelling van de beslissing die de Vlaamse regering eraan koppelt: BAM-tracé definitief afvoeren, ja of neen?
We zullen die dag eveneens kunnen vaststellen of de Vlaamse regering de moed had om behalve de verkeersmodellering van haar eigen BAM-tracé met A102 en R11 ook een verkeersmodellering te bestellen van het Meccanotracé (incluis A102) en de vertunnelde R11. En van een netwerk waarbij enkel de toevoeging van de A102 en de vertunnelde R11 gemodelleerd wordt, want toevoeging van die oostelijke bypass A102/R11 aan het netwerk maakt misschien al het dure BAM-tracé overbodig.
Een groene long van 146 hectaren
In afwachting van het schrappen van het BAM-tracé door de Vlaamse regering startten stRaten-generaal en Ademloos een reeks van informatiesessies op over het Meccanotracé en de stedenbouwkundige potenties ervan, met name het overkappen van het drukste snelwegdeel van Vlaanderen tussen Berchem en Merksem. Bovenop de ring ontstaat dan een groene long van 146 hectaren. In 2004-2007 voerde men dergelijke operatie reeds uit op de zuidelijke en westelijke secties (2 x 3/6 rijstroken) van de kleine ring rond Madrid – eveneens de drukste wegvakken van het land. Inmiddels is 40% van de 33 kilometer lange ringweg er overkapt. Zeg maar: teruggeschonken aan de Madrilenen.
Op 9 februari 2011 presenteerden we deze droom voor de stad Antwerpen een eerste keer in een volle Hortazaal. Er waren ruim 400 belangstellenden. Sindsdien brachten we op vraag van lokale bewonersgroepen dit verhaal – aan de hand van een uitgebreide powerpointprestatie – in Berchem, Deurne en Beveren. Vanavond vindt een informatiesessie plaats in Merksem (Zaal Volkslust, Van Heybeeckstraat 26, 20 uur). Na de paasvakantie volgen nog presentaties in de stad en in de rand.
(Uitpers nr. 131, 12de jg., mei 2011)
Voor stRaten-generaal,
Manu Claeys en Peter Verhaeghe