Jacques Chirac, president van Frankrijk, is bij de verkiezingen van april-mei weer kandidaat. Hij maakte dat bekend met een toespraak waarvan men alleen onthoudt dat hij "een passie heeft voor Frankrijk ". Noch min, noch meer. Vooral niet meer. Lionel Jospin wil ook, zoals zeven jaar geleden, een poging doen om president te worden. Hij is de kandidaat van de socialistische partij (PS), maar benadrukt dat hij niet aantreedt als ‘socialistisch kandidaat’.
De twee topkandidaten steken elkaar de loef af in nietszeggendheid. Gelukkig zijn er nog een massa andere kandidaten om toch van een politiek debatje te kunnen spreken. Met voorop Jean-Pierre Chevènement, een links boegbeeld ,die door de groene kandidaat al "de enige geloofwaardige kandidaat van rechts" is genoemd.
De tweede ronde wordt wellicht een herhaling van het duel van 1997, Chirac-Jospin. Maar de keuze is nog beperkter dan dat, want kon Lionel Jospin in 1997 nog doorgaan voor een links alternatief, dan zegt hij nu zelf een kandidaat van het "centrum" te zijn, wat dat ook moge zijn. Ik ben een kandidaat van socialistische inspiratie, maar mijn programma is niet socialistisch, zei Jospin bij de bekendmaking van zijn kandidatuur.
Wat het dan wel is? Men moet met zijn tijd meegaan, aldus Jospin, en dat vertaalt hij in het onvertaalbare "la modernité partagée". Modernité is het modewoord van de hoofdstroming in de leiding van de PS.
Wat betekent dat in de politieke praktijk? Het antwoord komt van twee kopstukken van de PS, minister van Economie Laurent Fabius en Dominique Strauss-Kahn (DSK) die als minister moest aftreden omdat hij beschuldigd was in een affaire van verduistering (maar werd vrijgesproken).
Wat Fabius onder modernité verstaat, bleek bij voorbeeld zeer goed tijdens een radiodebat tussen hem en de rechtse ex-premier Alain Juppé. De luisteraars konden namelijk het verschil niet horen, Fabius verdedigde al evenzeer als Juppé de privatisering van overheidsdiensten als Juppé. Beide pleitten ervoor dat de staat zich gedeeltelijk terugtrekt uit France Télécom, EDF (Electricté de France) en GDF (Gaz de France). De ontmanteling van EDF klinkt misschien zeer "modern", maar de voorstanders ervan hebben blijkbaar niet gehoord over de catastrofe die dat meebracht in Californië of over het failliet van het moderne model Enron. Jospin is voorzichtiger, hij wil EDF en GDF niet privatiseren, maar openstellen voor privé-kapitaal, TotalFinaElf in het geval van GDF.
Beide bleken evenzeer gewonnen voor het stelsel van privé-pensioenfondsen als aanvulling van een minimaal overheidsstelsel. Jospin is in zijn uitdrukkingen alleen iets voorzichtiger, maar de modernité beheerst alles. Daar hoort ook het modethema ‘veiligheid’ bij, wat ontegensprekelijk erg belangrijk is, maar de modernité beklemtoont, net als rechts, het aspect repressie.
Affaires
Jospin belooft tijdens de campagne zijn voornaamste rivaal Jacques Chirac niet te zullen aanvallen over de ‘affaires’ waarin de president wordt genoemd. Hij vindt wel dat een staatshoofd juridisch verantwoordelijk moet kunnen gesteld worden, wat nu niet het geval is. Zo ontsnapt Chirac aan een reeks ondervragingen in verband met diverse smeergeldaffaires.
Het kamp van Chirac, diens RPR voorop, was begin februari preventief fel van leer getrokken tegen de PS die ze ervan beschuldigde een complot te hebben gesmeed met de terugkeer van Didier Schuller uit de Dominicaanse Republiek. Schuller was een lokaal kopstuk van de RPR die in 1994 vluchtte omdat hij werd genoemd als een sleutelfiguur van steekpenningen betaald aan de RPR-kas bij de toewijzing van grote bouwcontracten. Ken ik niet, zei Chirac, tot een foto opdook waarop hij samen met Schuller staat. De bekende magistraat Renaud Van Ruymbeke had zich eerder al onbevoegd moeten verklaren omdat ze de president niet mochten verhoren.
Een andere bekende magistraat, corruptiebestrijder Eric Halphen, moest in september 2001 een onderzoek uit handen geven naar gelijkaardige praktijken in Parijs toen Chirac daar burgemeester was. Het Parijse Hof van Beroep deed de enquête naar Chirac staken wegens "procedurefouten". Het zat Halphen begin dit jaar allemaal zo hoog, dat hij er de brui aan gaf. Van regeringszijde kreeg hij alleszins geen enkele medewerking. Van Jospin hoeft Chirac alleszins niets te vrezen.
Omdat er ook tegen PS-kopstukken enkele onderzoeken lopen? Misschien, maar ook omdat verscheidene PS-leiders daar helemaal niet zwaar aan tillen. Fabius was er begin dit jaar als de kippen bij om Daniel Bouton, de grote baas van de (Franse) Société Générale bij te springen. Bouton, twee van zijn naaste medewerkers en zes andere kaderleden van de SG, worden beschuldigd van witwasserij op grote schaal via bijhuizen in Israël, een vermaard witwasparadijs.
Balans
De steun van Fabius ligt helemaal in de logica van de politiek van "la gauche plurielle" aan de macht. Eind 2001 hadden verscheidene magistraten en hoge officieren van de ‘financiële politie’ alarm geslagen omdat de diensten die de grote economische en financiële misdaad moeten bestrijden, volledig onderbemand zijn en over veel te weinig middelen beschikken. In de strijd tegen de prachtig uitgeruste grote financiële delinquenten moeten ze hun persoonlijke pc’s gebruiken. Sommige medewerkers van de financiële politiediensten klagen erover dat ze door het gebrek aan middelen volledig geblokkeerd werden in hun onderzoek naar de aanklachten tegen Dominique Strauss-Kahn!
Op dat vlak is de balans van la gauche plurielle, van de regering Jospin, ‘globalement négatif’. Dat is zeker niet het geval voor de 473 topmanagers uit de bedrijfswereld: in februari onthulde een studie dat hun inkomen in het jaar 2000 met 36 procent steeg. Dat is een van de praktische vertalingen van "la modernité". Voor een "mondernisering" van de justitie, zoals gewild door de magistraten Halphen en Van Ruymbeke, is er in dat project van modernité echter geen plaats. De centrale plaats wordt ingenomen door "de onderneming", in feite de ondernemers. Nochtans weed een peiling van Sofres begin februari uit dat 71 procent van de Fransen vindt dat de belangen van loontrekkenden en ondernemers niet in dezelfde richting gaan.
Rechts
Toch vindt de Medef, de grote Franse patronale organisatie, dat de PS niet meegaand genoeg is om tot een "réfondation sociale" te komen, waarmee ze bedoelt dat de tijd gekomen is om de sociale klok terug te draaien. Medef komt nog altijd veel beter aan zijn trekken bij de klassieke rechtse partijen. Dé grote verdediger van het pure liberalisme is Alain Madelin, de chef van "Démocratie libérale" (DL) en gewezen kopstuk van uiterst-rechts. Maar Madelin is marginaal, zijn basis is erg smal. Chirac blijft dan ook de favoriet van de Franse burgerij.
Zijn campagne is meteen de gelegenheid voor een grondige reorganisastie van de politieke rechterzijde. Die werd totnogtoe beheerst door Chiracs RPR, terwijl de UDF uiteen was gevallen in een centrum-rechtse UDF en DL. Met de campagne is nu de UEM opgericht, de Union en Mouvement (Unie in Beweging), die naast de RPR ook talrijke kopstukken van DL en vooral van UDF groepeert. Het is de aanloop naar een nieuwe grote rechtse bundeling na de afgestorven tegenstelling tussen gaullisten en "centristen". Dat versterkt de marginalisering van DL en vooral van de UDF wier kandidaat, François Bayrou, er ook nauwelijks aan te pas komt.
Chirac heeft echter ook nog andere concurrentie ter rechterzijde. Charles Pasqua, gewezen rechterhand van Chirac en ooit de chef van de rechtse knokploegen SAC, is kandidaat voor zijn RPF dat tussen rechts en juiterst-rechts bengelt. Hij trekt van leer tegen "la fausse droite" of ook wel "la droite bourgeosie" genoemd. Daartegen stelt hij zijn "droite populaire" die opkomt voor een sterk gezag en erg nationalistisch is. Pasqua heeft twee grote tegenslagen: zijn naam is gevallen in smeergeldaffaires en hij heeft rond zijn thema’s zeer zware concurrentie van Jean-Pierre Chevènement, de vroegere leider van de linkervleugel in de PS en leider van het MDC, Mouvement des Citoyens, tevens gewezen minister van Defensie en van Binnenlandse Zaken (zie verder).
Bovendien vist hij in dezelfde vijver als de twee kandidaten van uiterst-rechts, Bruno Mégret van het MNR, en vooral Jean-Marie Le Pen van het Front National (waarvan het MNR is afgescheurd). Le Pen trekt vooral van leer tegen Chirac die hij van veraad beschuldigt. Hij spot met de man die hem volgens eigen zeggen in de campagne van 1988 ontving om hem in de tweede ronde te steunen tegen François Mitterrand. Le Pen komt weinig aan bod in de media, maar toch geven de peilingen hem alweer meer dan tien procent van de kiesintenties.
Linkse waaier
Nu Jospin in de eerste plaats op "het centrum" mikt, ligt het linkse terrein open. In theorie heeft Jospin vier kandidaten naast zich die ook tot de regerende gauche plurielle behoren. De kleine PRG (de centrumpartij ‘Radicalen van links’) heeft met Christiane Taubira slechts een symbolische kandidate. Chevènement voerth een campagne van opposant, al is het niet duidelijk vanuit welke hoek. Noël Mamère werd kandidaat van de Verts (Groenen) nadat Alain Lipietz wegens te radicaal werd teruggefloten. Robert Hue, kandidaat van de communistische PCF, klaagt steen en been dat de partners en media hem boycotten.
Mamère had na zijn aanwijzing als kandidaat ter vervanging van de linkse Lipietz het imago van een ‘realo’. Hij tracht daar vanaf te geraken door zijn discours te verlinksen, bij voorbeeld met uitspraken op het Forum in Porto Alegre. De rechtervleugel, aangevoerd door Daniel Cohn-Bendit, verwijt hem ook dat hij de Amerikaanse oorlog in Afghanistan veroordeelde terwijl hij wel achter de militaire operaties tegen Irak en in Kosovo stond. Zijn zwenkingen zijn significatief voor de grote verwarring bij de Franse groenen die weinig resultaten kunnen tonen van hun regeringsdeelname. Maar voor de – versnipperde – leiding is het belangrijkste dat de Verts bij de parlementsverkiezingen van de PS meer zetels krijgen thoegewezen. Zoals ook in andere landen wordt de groene partij hier meer en meer gnedomineerd door een nomenklatura voor wie het vooral belangrijk is posities in de overheidsapparaten te veroveren.
Hue van de PCF bevindt zich in een zeer lastige positie. In de peilingen moet hij onderdoen voor Arlette Laguiller, een van de drie trotskistische kandidaten. Op de meetings van zijn partij krijgt hij vragen over de zin van het bestaan van de PCF. In het bolwerk van Seine-St.Denis wordt gesproken over "une angoisse transversale". De Franse communisten worstelen inderdaad met een steeds zwaardere identiteitscrisis, want na vijf jaar mee regeren kunnen zij hun achterban ook weinig resultaten voorleggen. Hue tracht dat een beetje op te lossen door een oppositioneel discours, maar hoe geloofwaardig kan dat zijn voor een regeringspartij. Indien hij bij de eerste ronde, 21 april, inderdaad achter Laguiller komt, wordt de PCF, na de zware nederlagen bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar, in haar bestaan bedreigd. "Hoe kunnen we nog uitleggen dat we nuttig en noodzakelijk zijn", vat een militant het samen.
De twijfel is des te groter omdat er links van de PCF geloofwaardige alternatieven zijn. Van de drie trotskistische kandidaten geniet Laguiller veruit de grootste bekendheid, wat haar rond zeven procent in de peilingen oplevert. Zij en haar organisatie, Lutte Ouvrière (LO), haalden bij regionale en lokale verkiezingen sterke resultaten, vooral ten nadele van de PCF die een deel van haar arbeidersbasis ziet wegtrekken. Dat geldt ook, in mindere mate, voor de Ligue Communiste Révoluthionaire (LCR) die naar de verkiezingen trekt met de jonge postier Olivier Besancenot die onder meer sterk opviel in Porto Alegre. LO en LCR trokken in 1999 samen naar de Europese verkiezingen waar ze de kiesdrempel (5 %) overschreden en 5 gekozenen naar het Europarlement stuurden.
Naast LO en LCR draagt ook de trotskistische (lambertistische) PT (Parti des Travailleurs) een kandidaat voor, Gluckstein. De PT kwam vooral in het nieuws omdat Jospin jargenlang militant was van die organisatie, een publiek geheim dat vóór de campagne in het nieuws kwam. Jospin werkte zich vooral even in nesten omdat hij dat eerst wou ontkennen.
De grote verrassing van de start van de campagne was de doorbraak van Chevènement. Die situeerde zich tot voor kort links van de sociaal-democratie, maar zijn campagne is allesbehalve links. Chevènement werpt zich op als een grote jacobijn, voorstander van een sterk Frankrijk dat zijn soevereiniteit niet verkwanselt aan de Europese Unie. Chevènement spreekt linkse militanten en kiezers aan die zich met de beste wil van de wereld niet meer erkennen in het liberaal programma van de PS en in het benadrukken van de staat een links standpunt zien. Chevènement krijgt ter linkerzijde steun van enkele communistische politici (ex-minister Anicet Le Pors), van diverse oud-trotskisten (vooral ex-LCR), van enkele kopstukken van de PRG ("linkse" Radicalen) en natuurlijk van zijn eigen MDC die zich vooral richt tot de ontgoochelden van de PS – "Jospin is niet links, hij is op de markt", merkte MDC-leider Georges Sarre schamper op.
Maar hij krijgt ook actieve steun van talrijke rechtse figuren die zich aangetrokken voelen tot zijn "pôle républicain" die zo fel de Franse soevereiniteit verdedigt. In zijn programma beroept Chevènement zich trouwens expliciet op Charles de Gaulle. Die rechtse supporters voelen zich al evenzeer aangetrokken door zijn standpunten over veiligheid en repressie. Want Chevènement wil daar een absolute prioriteit van maken, in termen die zo uit een rechts programma geplukt lijken . Onder zijn rechtse supporters onder andere Michel Pinton, stichter van de UDF in 1978 die jarenlang campagne voerde voor de vergdediging van de allerconservatiefste ‘morele’ waarden. Tenslotte is Chevènement te vinden voor maatregelen om de vrouwen meer aan de haard te houden. Chevènement vindt zelfs steun bij de uiterst-rechtse royalistische Action Française…"Chevènement is vandaag de enige geloofwaradige rechtse kandidaat", aldus groene kandidaat Mamère.
Chevènement heeft één groot voordeel: hij heeft een programma. Wat van de PS en de "gauche moderne" moeilijk kan worden gezegd.
(Uitpers, maart 2002)