Sommige leiders van Frankrijk, van de EU-lidstaten en van de EU-instanties zegden na het duidelijk ‘nee’ van de Fransen en nadien van de Nederlanders aan de ‘Europese grondwet’ dat ze de boodschap hadden begrepen. Vooral de Franse president Jacques Chirac benadrukte dat hij niet doof zou zijn voor het uitgesproken oordeel.
Vooral het gevoel van sociale onzekerheid moet worden bestreden, luidde zijn boodschap. Maar zijn woorden waren nog warm toen zijn nieuwe premier Dominique de Villepin enkele liberale antisociale maatregelen afkondigde. De kiezers wijzen het liberaal beleid af, de bewindvoerders van de EU trekken zich daar niets van aan, integendeel, zij voeren de dosis nog op.
De Franse oud-president Valéry Giscard d’Estaing, de voorzitter van de Conventie die de verdragstekst voor een grondwet opstelde, zette de toon. « Réflexions sur la crise de l’opinion à l’égard de l’Europe », luidde de titel van een lange bijdrage waarin hij in de krant le Monde (15 juni 2005) de resultaten van de referenda analyseerde. Let op: crise de l’opinion, crisis van de publieke opinie! Niet de EU is in crisis, wel de bevolking die geen goed gebruik maakt van het algemeen stemrecht. Bertold Brecht zou dat soort uitspraken onmiddellijk herkennen, «laten we het volk ontbinden en er een nieuw kiezen ».
Giscard d’Estaing is misschien geschiedenis, maar Chirac en zijn regering zijn dat niet. Jacques Chirac voerde al in 1995 campagne rond de noodzaak iets te doen aan de «fracture sociale », de sociale kloof, bron van veel maatschappelijke tegenstellingen.
Toen Chirac in de lente van 2002 voor de tweede ronde, in zijn duel met de uiterst-rechte Jean-Marie Le Pen, ook links hard nodig had, beloofde hij de ‘vernieuwing van het democratisch pact’. Zijn minister van sociale zaken François Fillon had het toen over de ontplooiing van de sociale democratie, hij verzekerde dat alle sociale wetgeving zou gebaseerd zijn op sociale dialoog. Maar de regering van Raffarin voerde een allesbehalve sociaal beleid, wat tot talrijke sociale conflicten leidde.
Precair plus
De nieuwe premier, de Villepin, maakte in zijn toespraak van 8 juni duidelijk dat er voor een sociale dialoog weinig ruimte is. De «sociale partners » – vooral dan de vakbonden – worden slechts zijdelings, voor de schijn, geraadpleegd. Voor de Medef, de patronale organisatie, is dat geen enkel probleem, het gaat immers om maatregelen ten gunste van dat patronaat.
In naam van de strijd tegen de werkloosheid kondigde de Villepin twee maatregelen aan: een verlaging van de patronale lasten bij sommige aanwervingen en vooral de invoering van een nieuw soort arbeidscontract waardoor een patroon tijdens de eerste twee jaar van een arbeidscontract de werknemer op elk ogenblik, zonder vooropzeg, zou kunnen ontslaan. Dus met andere woorden, een nieuwe dosis ‘precariteit’ in de arbeid, gemakkelijker ontslag. Dat legt uiteraard een hypotheek op de werkomstandigheden in het algemeen, want een patroon heeft er alle belang bij personeelsleden met contracten van onbepaalde duur zo snel mogelijk te vervangen door personeelsleden die hij permanent kan chanteren.
Dat nieuwsoortig contract komt bovenop al de precaire werksituaties die al bestaan, zoals “un contrat d’avenir”, contracten voor enkele maanden die tot vastere contracten zouden moeten leiden, maar dat meestal niet doen. Of de vele interim-contracten die meestal geen keuze zijn van de arbeiders of bedienden, maar noodoplossingen. Voor zeer veel jongeren zijn CDI, contracten van onbepaalde duur, buiten bereik, steeds meer jongeren komen terecht in tijdelijke en vaak slecht betaalde jobs. Nu zoekt de regering ook gelijkaardige statuten voor mensen van boven de 50. Van het wegwerken van de “fracture sociale” schiet niet veel over.
De nieuwe minister van Economie, zakenman Thierry Breton deed er met zeer liberale verklaringen nog een schep bovenop. De Fransen moeten worden aangemoedigd om ook na hun 65 te blijven werken, was een van zijn uitlatingen. Diezelfde week werden in zijn kabinet huiszoekingen gedaan omdat de minister ervan verdacht wordt in zijn vroegere loopbaan, als privé-zakenman, zwaar te hebben gefraudeerd.
Volmachten
Omdat “de tijd dringt”, vroeg de Villepin ook volmachten om decreten te kunnen uitvaardigen. Het is niet de eerste keer dat liberale maatregelen een autoritaire aanpak vergen. Nog autoritairder is Nicolas Sarkozy, minister van Binnenlandse Zaken, leider van de rechtse koepelpartij UMP en kandidaat voor het presidentsschap in 2007. Met zijn gespierde uitspraken over ordehandhaving vist hij in de wateren van uiterst-rechts. “Dankzij Sarkozy pakt de UMP stemmen af van uiterst-rechts”, glundert Manuel Aeschlimann, verantwoordelijke van de commissie publieke opinie van de UMP.
Het patronaat wil natuurlijk nog meer, liefst de afschaffing van de contracten van onbepaalde duur, want die maken ontslag moeilijker. Het is geen specifieke Franse trend, maar een algemene kapitalistische, een waar we in België al jaren mee te maken hebben in naam van de flexibiliteit. Het patronaat wil in gans Europa kortere en dus vooral goedkopere opzegtermijnen in naam van de verdediging van de concurrentiepositie en zelfs van de werkgelegenheid.
In het referendum van 29 mei in Frankrijk was het nochtans opgevallen hoe de zorg om de precaire arbeidssituaties een zeer grote rol heeft gespeeld in de verwerping van een “grondwet” die nog meer precariteit zou hebben betekend. Uit diverse onderzoeken bleek dat 80 % van de mensen met een arbeidersstatuut en 67 % van die met een bediendestatuut in het referendum ‘neen’ hadden gestemd. De onvrede over de al heersende sociale onzekerheid en de vrees dat dit nog veel erger zal worden, speelden ook een zeer grote rol in het massale “neen” van de jongere kiezers.
Contraproductief
De “flexibiliteit” zou dan moeten leiden tot meer arbeidsplaatsen. Want, zo luidt de redenering, als patroons gemakkelijker kunnen ontslaan, zullen ze ook gemakkelijker aanwerven. In de praktijk blijkt echter dat patroons alleen maar aanwerven als ze echt personeel nodig hebben en daar kunnen achter verdienen. Dan gaat het slechts bijkomstig om het gemak iemand te ontslaan, op de eerste plaats komt dan de ‘loonkost’. Lonen moeten dus voor een individuele patroon zo laag mogelijk zijn.
Maar daar knelt een ander schoentje, want macro-economisch gezien heeft een groot deel van het patronaat er alle belang bij dat de interne markt groeit, en dat is zeer sterk afhankelijk van looninkomsten én van arbeidszekerheid. Dat laatste wordt ondergraven, maar ook dat eerste, zo blijkt toch uit de cijfers van de ondernemersvriendelijke OESO. In 2004 was er in de Eurozone een lichte daling van de reële lonen, zeker in Italië en Duitsland, en overal was de trend dalend. Grotere werkonzekerheid en stagnatie of daling van de looninkomsten, zijn geen goed nieuws voor de interne markt. Toch zegt diezelfde OESO dat de binnenlandse vraag dringend moet worden gestimuleerd, het is dé prioriteit. Niet dat de OESO pleit voor meer werkzekerheid of hogere lonen, wel voor lagere interestvoeten om die binnenlandse vraag aan te wakkeren.
Intussen liet de Belgische premier Guy Verhofstadt een ballon op over een verhoging van de BTW-tarieven. De Belgische regering tracht het stelsel van het prepensioen af te zwakken, maar moedigt dagelijks patroons aan om oudere personeelsleden grotendeels op kosten van de gemeenschap te ontslaan door ze met een herstructurering in prepensioen te plaatsen. In theorie is dat een keuze van de ontslagen werknemer, in de praktijk is er geen keuze, is dat gewoon dwang. Maar waar het om gaat, is dat de patroons de loonmassa van hun bedrijf naar omlaag kunnen drukken en mensen op kosten van de gemeenschap aan de deur kunnen zetten.
Het illustreert allemaal hoezeer de leiders in de EU doof blijven voor de uitspraak van de kiezers die geen heil zien in een uitgesproken liberaal Europa. Integendeel, ze willen de liberale dosissen nog opvoeren, ze door het strot van die tegenstribbelende bevolkingen duwen.
(Uitpers, nr. 66, 6de jg., juli-augustus 2005)