Bij de viering van 50 jaar Volksrepubliek China zijn ofwel de economische en sociale prestaties dik in de verf gezet, of werd een beeld opgehangen van een halve eeuw schendingen van mensenrechten. Een militant van de arbeidersoppositie die in Hongkong verblijft en een expert van het International Institute for Strategic Studies hangen een ander beeld op.
Een kritische balans
Een halve eeuw geleden zegevierde de Chinese revolutie en kwam de Volksrepubliek China tot stand. Met de wijzigingen in de productie- en klassenverhoudingen kon de economie snel groeien.
Volgens officiële statistieken steeg het BNP van 67,9 miljard yuan (RMB) in 1952 tot 7.953 miljard yuan in 1998, een gemiddelde groei van 7,7 % per jaar, gevoelig meer dan het wereldgemiddelde van 3 % in die periode. De Chinese regering pakt fier uit met dat resultaat.
De snelste groei had het voorbije decennium plaats. In 1978 bedroeg het BNP nog maar 362,4 miljard yuan. Het komt erop neer dat tijdens Mao???s leiderschap, met de schokken van de Grote Sprong Voorwaarts, de volkscommunes en de Culturele Revolutie, het BNP slechts verviervoudigd was, vertrekkende van een zeer laag beginpunt. In 1987 overschreed het BNP voor de eerste keer duizend miljard yuan, een enorme stijging in negen jaar. Van 1987 tot 1998 kwam men al aan bijna 8.000 miljard yuan.
De snelle groei van de voorbije twee decennia was vooral een gevolg van de sterke ontwikkeling van de privé-sector. In de jaren 1996 en 1997 bedroeg het aandeel van de staatseconomie in de industriële output respectievelijk 28,5 en 25,5 %, die van de privé-sector 71,5 en 74,5 %.
De snelle economische groei ging gepaard met enorme politieke concessies in de richting van een geleidelijke kapitalistische restauratie. In maart 1999 ging het Nationaal Volkscongres (parlement) over tot een herziening van de grondwet. Waar vroeger van de privé- en individuele economie vroeger werd gezegd dat ze een supplementaire rol hadden, werd hun status nu bevorderd tot "een belangrijk bestanddeel in de socialistische markteconomie". Het Permanent Comité van het Nationaal Volkscongres sprak zich onlangs uit voor de "Wet op Ondernemingen in Individuele Eigendom" die de ontwikkeling van privé-ondernemingen moet stimuleren en beschermen. Volgens officiële cijfers waren er eind 1998 reeds 442.000 ondernemingen eigendom van een persoon. Er waren ook officieel 31,2 miljoen "zelfstandigen".
Het beleid van kapitalistische restauratie leidt tot sociale polarisatie, tot een groeiende kloof tussen armen en rijken. In het begin van het hervormingsbeleid werd gesproken van de nieuwe gezinnen van honderdduizend yuan (1 yuan = 4 B.fr., 10 eurocent, nvdr). Een recent rapport meldt dat er in China momenteel 6.000 miljard yuan spaargelden zijn die geconcentreerd zijn bij een zesde van de gezinnen.
Aan de andere kant zijn werkloosheid en ontslagen schering en inslag. De Chinese minister van Arbeid en Sociale Zekerheid verklaarde in augustus voor het Permanent Comité van het Nationaal Volkscongres dat er in het eerste halfjaar van 1999 in de staatsondernemingen 7,4 miljoen arbeiders tijdelijk hun werk kwijt raakten van wie er 5,4 miljoen geen ander werk kregen. Elke "tijdelijk ontslagen" arbeider krijgt een toelage van 170 yuan per maand. Maar er waren talrijke bedrijven die zelfs dit klein bedrag niet tijdig uitbetaalden. Intussen hadden gepensioneerde arbeiders van staatsbedrijven 1,37 miljard yuan achterstallige pensioenuitkeringen tegoed.
Crisis van de staatssector
De Chinese machthebbers hebben de arbeiders de macht ontnomen om zelf hun bedrijven in handen te nemen en democratisch te leiden. Het beheer van die bedrijven is in handen van een kleine minderheid van hebzuchtige en onbekwame bureaucraten. In de overheidsbedrijven zijn inefficiëntie en lage productiviteit troef, wat de roep om hervormingen aanwakkerde. Maar de meeste hervormingspogingen haalden weinig uit.
Eind 1997 waren 6.599 staatsondernemingen deficitair. Het netto-tekort bedroeg 29,3 miljard yuan in 1997 en lag op 55,8 miljard yuan in 1998. Ongeveer 80 % van de staatsbedrijven hebben schulden. Indien men hen echter overkop zou laten gaan, zou dat zware gevolgen hebben voor de banken die geld leenden en voor de spaargelden van de bevolking, het zou vooral tot enorme werkloosheid leiden en de sociale stabiliteit stevig aantasten. Vooral voor dat laatste aarzelt de Communistische Partij om staatsbedrijven bankroet te laten gaan.
Men mag ook niet vergeten dat de staats- en collectieve bedrijven (met die laatste worden vooral bedrijven van lokale overheden aangeduid, nvdr) nog altijd een belangrijke rol spelen als het gaat om grote en middelgrote bedrijven. Toen Jiang Zemin een toespraak hield bij de 78ste verjaardag van de oprichting van de Communistische Partij, beklemtoonde hij dat de staatsbedrijven de belangrijkste basis van de nationale economie vormen. Hij waarschuwde tegen "de hebzucht van sommige kameraden" die hun politieke macht aanwenden om zich staatsbezittingen toe te eigenen; indien die lieden niet worden tegengehouden, zouden de staatsbezittingen uitgehold worden, zei Jiang. Die toesprak wees er duidelijk op dat de CP-leiders zich niet altijd verplicht voelen lippendienst te bewijzen aan het marxisme en het socialisme. De verwezenlijkingen van de revolutie in de vorm van werk en sociaal welzijn en de antikapitalistische ideologie kunnen niet zomaar opzij worden geschoven. Het ongenoegen en de protesten van de arbeiders zetten die leiders sterk onder druk, zij beletten de volledige kapitalistische restauratie in China.
Het Chinese proletariaat staat, zowel uit klassenbewustzijn als uit eigenbelang, niet achter de privatisering van de staatsondernemingen. Er zijn de voorbije jaren verscheidene acties van arbeiders tegen privatiseringen geweest. De krant van de jeugd in Peking meldde op 4 juni het volgende: in Hefei, de hoofdstad van de provincie Anhui, werden 2.000 arbeiders van staatsondernemingen naar joint ventures getransfereerd. Hun lonen waren daar het dubbele van vroeger, ze verdienden tot 1.000 yuan per maand. Maar toch verlieten de meeste arbeiders na een tijdje het nieuwe werk, ze verkozen te wachten op een job in het vroeger bedrijf en in afwachting vrede te nemen met een lage uitkering. Ze vonden dat op het nieuwe werk het arbeidsritme het dubbele was van vroeger, ze vonden dat er veel te strakke controles waren, dat arbeiders voor het minste werden ontslagen en dat ze zich dus alles bij mekaar in die job erg onzeker voelden.
Om China???s economische hervormingen een richting te doen inslaan die de meerderheid van de bevolking ten goede komt, is een radicale democratische politieke hervorming onontbeerlijk. Zolang de arbeiders geen echte macht uitoefenen, kan de corruptie van de kaders van het regime niet worden aangepakt. De CP weigert echter elke politieke democratische hervorming, ze vervolgt dissidenten en al wie politieke democratisering vraagt.
Voor de viering van 50 jaar Volksrepubliek is 110 miljard yuan uitgegeven voor renovaties in Peking. Om de luchtvervuiling bij de parade tegen te gaan, moesten 25 bedrijven, waaronder een grote staalfabriek, elf dagen lang de productie stil leggen, wat een economisch verlies van 100 miljoen yuan betekent. De mobilisatie van honderdduizenden mensen voor die parade moest een beeld ophangen van sterkte en trots, een façade die het grimmig leven van alledag verborg.
Tweederangsmacht
Bij 50 jaar Volksrepubliek werd er wereldwijd aan herinnerd dat China een grote stempel zal drukken op de 21ste eeuw. Dat deed het ook al in de 20ste eeuw en het zal volgende eeuw niet anders zijn. Maar wordt die eeuw "de eeuw van China" zoals soms voorspeld op grond van de spectaculaire economische groei?
Gerald Segal, directeur bij het International Institute for Strategic Studies en China-expert, vindt dat allemaal overtrokken. Hij haalde zich de woede op de hals van de China Daily door een artikel in Foreign Affairs ??? "Does China matter?" – waarin hij de macht van China sterk relativeert.
Zijn stelling komt samengevat op het volgende neer:
- Een economische macht en een supermarkt? Segal heeft het over illusies. "In werkelijkheid is China een kleine markt die op wereldvlak weinig voorstelt, zeker buiten Azië", merkt hij op. Segal schrijft ook dat de groeicijfers van China zwaar overschat worden.
- Hij brengt daar wel weinig overtuigend materiaal voor aan, tenzij de cijfers over het Chinese aandeel in de wereldhandel (1,8 % van de Amerikaanse uitvoer, bij voorbeeld, alhoewel dat blijkbaar toch voldoende is voor een sterke business-lobby in Washington ten gunste van goede relaties met Peking). Hij wijst er ook op dat vier vijfden van de buitenlandse investeringen in China van "overzeese Chinezen" komen. Dat is best mogelijk, maar dan mag men toch ook niet vergeten dat het economisch gewicht van de overzeese Chinezen in de wereld aanzienlijk is, het volstaat te kijken naar de rol die zij spelen in Indonesië, Maleisië, Thailand, Filippijnen??? en zelfs Australië, Canada en de Verenigde Staten.
- Segal vindt dat wat Charles de Gaulle ooit zei over Brazilië ook voor China geldt: "Het is een land met toekomst en dat zal het ook blijven".
- Ook militair en politiek gesproken zal China het niet verder brengen dan een "regionale bedreiging voor westerse belangen", maar het "strategisch partnerschap" waar Jiang Zemin op aast, kan China wel vergeten. Aldus Segal die vindt dat China er zelf alle belang bij heeft dat de wereld niet in legendes over dat land gelooft.
- Segals betoog is niet over de hele lijn overtuigend, maar het spoort alleszins aan tot voorzichtigheid bij uitspraken over de jarige Volksrepubliek.