Ik zag Mike Chinoy voor het eerst tijdens de zgn Tiananmen ‘revolte’ in 1989 toen hij samen met ‘anchor’ Bernard Shaw vanop het dakterras van het Peking Hotel voor de relatief nieuwe en ambitieuze Amerikaanse TV-zender CNN live verslag uitbracht van wat er zich op het Plein van de Hemelse Vrede afspeelde.
Afgestudeerd aan Yale en Columbia University, begon Chinoy zijn carrière als radio- en televisiejournalist voor CBS News en NBC News. Gefascineerd door Azie belandde hij in de jaren 80 als buitenlandcorrespondent in China en werd er van 1987 tot 1995 CNN’s eerste bureauchef in Peking.
Voor zijn berichtgeving over China heeft hij diverse-prijzen gewonnen. Tegenwoordig woont hij in Taiwan en is hij senior fellow bij het US-China Institute aan de University of Southern California (USC).
Assignment China: de TV-serie
Voor USC produceerde hij vanaf 2008, samen met supervisor Clayton Dube, een 12-delige documentaire reeks ‘Assignment China‘ waarin China met een westerse, voornamelijk Amerikaanse persbril, bekeken wordt.
Kijkers die nieuw zijn in het China-verhaal, krijgen een levendige inleiding over 70 jaar politieke, sociale en economische verandering door de ogen van (voornamelijk Amerikaanse) journalisten die er verslag van deden. Terwijl China een kronkelend pad volgde van oorlog naar maoïstische revolutie naar zijn huidige staat van welvaart en ‘digitaal authoritarisme‘, stonden Amerikaanse correspondenten voor steeds veranderende uitdagingen.
Toch begreep golf na golf verslaggevers het belang van het verhaal en ontwikkelde een fascinatie en zelfs ‘obsessie’ voor China: “Een centraal thema dat in vrijwel alle gehouden interviews naar voren kwam was de nieuwsgierigheid, passie, moed en sluwheid die journalisten moeten tonen om hun verhaal te krijgen”, stelt Chinoy op pagina 7 van zijn boek.
Achtereenvolgens komen in de videoreeks volgende themas aan bod:
De Chinese burgeroorlog
Met de nederlaag van Japan keerden de Kwomintang en de communisten al snel terug naar hun strijd om controle over China. Dit segment concentreert zich op het werk van journalisten die verslag doen van de burgeroorlog die eindigde toen Mao Zedong bovenop Tiananmen de oprichting van de Volksrepubliek afkondigde.
China kijken
Grotendeels uitgesloten van China, moesten Amerikaanse journalisten in de jaren vijftig en zestig proberen verslag te doen van de tumultueuze veranderingen in ‘swerelds grootste natie vanuit de periferie, voornamelijk Hong Kong. Dit segment onderzoekt hoe ze dit deden en hoe sommige Amerikaanse nieuwsorganisaties slechts af en toe berichten kregen vanuit China.
De week die de wereld veranderde
De reis van VS-president Richard Nixon in 1972 maakte een einde aan twee decennia vijandigheid tijdens de Koude Oorlog. Amerika’s beroemdste journalisten wilden als eersten met de president meegaan, hoewel de meesten geen idee hadden wat ze zouden kunnen aantreffen. “Het was alsof je naar de maan ging”. Dit segment laat zien hoe beide regeringen de berichtgeving naar hun hand pogen te zetten en hoe journalisten moeite hadden om ‘objectief’ verslag uit te brengen over het historische bezoek.
Het einde van een tijdperk
Terwijl de Nixon-reis discussies tussen de VS en China op gang bracht, stond China slechts iets meer open voor Amerikanen dan het was geweest. Amerikaanse journalisten mochten slechts voor korte periodes op bezoek komen. Dit segment bespreekt de berichtgeving over de periode tot en met 1976, toen de dood van Zhou Enlai en Mao Zedong politieke schermutselingen veroorzaakten en de aardbeving in Tangshan een kwart miljoen levens kostte.
Openen
Met het herstel van de formele diplomatieke betrekkingen op 1 januari 1979 konden Amerikaanse nieuwsorganisaties journalisten in China vestigen. De belangstelling voor China was enorm, getuige de berichtgeving over het bezoek van Deng Xiaoping en de economische hervormingen die hij in gang zette. De pers besteedde ook aandacht aan het nieuwe gezinsplanningsbeleid en aan de opwellingen van onenigheid binnen de CCP.
De jaren tachtig
Deng Xiaoping en de hervormers die hij in topposities installeerde, zorgden halverwege de jaren tachtig voor een dramatische versoepeling van de economische en sociale controle. Journalisten documenteerden hoe Chinezen deze opening omarmden en hoe sommige Chinezen de tolerantie van afwijkende meningen van de partijstaat op de proef stelden. Sommige journalisten, demonstranten en zelfs leiders kwamen in aanvaring met partij-hardliners en werden gestraft voor het overschrijden van vage grenzen.
Tiananmen-plein
In 1989 marcheerden studenten in steden in heel China, maar het waren de demonstraties op het symbolische centrum van China, het Plein van de Hemelse Vrede, die de aandacht van mensen over de hele wereld trokken. Vanwege de eerste Sino-Sovjet-top in dertig jaar waren er meer journalisten in Peking dan normaal en stonden de Chinese autoriteiten aanvankelijk gemakkelijkere satelliettoegang toe. Dit segment laat zien hoe journalisten poogden te begrijpen wat er gebeurde en om hun publiek te helpen de problemen en krachten die in het spel waren te begrijpen, waaronder uiteindelijk de gewelddadige onderdrukking van de protesten.
Een verhaal van twee China’s
Het harde optreden van 1989 luidde een periode van politieke repressie in China in, maar naarmate de jaren negentig vorderden, groeide de economie, kwam migratie vaker voor en hadden individuele Chinezen meer controle over hun eigen leven. Terwijl verslaggevers te maken hadden met voortdurende bewaking en intimidatie, verbeterden de omstandigheden tegen het einde van het decennium zodanig dat sommigen het zagen als het begin van een gouden eeuw van berichtgeving in China.
Het nieuwe millennium
De jaren 2000 waren een onstuimige tijd in China. In 2000 kreeg het land het recht om de Olympische Spelen te organiseren en in 2001 trad het toe tot de Wereldhandelsorganisatie en versnelde de economische groei. Maar kort daarna hinderde het onderdrukken van informatie over uitbraken van ziekten niet alleen verslaggevers, het bedreigde de openbare veiligheid. Er was toenemende spanning over hoe sommigen economisch wonnen en verloren en hoe het milieu werd beschadigd. Tegelijkertijd stelden sociale liberalisering en technologische verandering verslaggevers in staat nieuwe regio’s en kwesties te verkennen.
Bevingen
China ging 2008 vol verwachting in. Peking zou het middelpunt van de wereldaandacht zijn met de Olympische Zomerspelen. Maar in maart leidde de repressie tot rellen in Tibet en de Olympische fakkeltocht leidde tot protesten buiten China. Toen, in mei, doodde een aardbeving 70.000 mensen en werden miljoenen dakloos. Nog meer dan anders maakte de partijstaat zich zorgen over het imagobeheer in binnen- en buitenland. Hoewel de spelen een enorm succes waren in de publieke diplomatie, ergerden verslaggevers zich erover dat de regering er niet in slaagde om reis- en andere beperkingen zoals toegezegd te versoepelen.
Tegenstrijdigheden
Het buitenlandse perskorps in China hoopte dat zodra de Olympische Spelen voorbij waren, de beperkingen op hun bewegingsvrijheid en andere activiteiten zouden worden versoepeld. Dat waren ze niet. Tegelijkertijd investeerde de Chinese staat zwaar in het uitbreiden van zijn eigen internationale media, in een poging om buitenlandse mediabeelden van China en zijn beleid terzijde te schuiven. Terwijl het Westen economisch struikelde, leek China de storm te hebben doorstaan en een assertiever buitenlands beleid te voeren. De economische opkomst van China had geleid tot een dramatische uitbreiding van het Amerikaanse perskorps, maar het was niet minder uitdagend om de tegenstrijdige trends in China te verslaan.
Volg het geld
De economische opkomst van China was gedurende twee decennia de dominante lijn geweest in het verhaal van het land. Er was lang gemopperd dat degenen met connecties onevenredig veel baat zouden hebben bij deze opmars. In 2012 documenteerden twee Amerikaanse nieuwsorganisaties de immense maar verborgen fortuinen die waren vergaard door de familieleden van president Xi Jinping, en Wen Jiabao, de vertrekkende premier. Nadat andere journalisten verhalen over schandalen hadden verspreid, weigerde de Chinese staat visa voor deze organisaties en probeerde ze anderen te intimideren.
Ik heb deze documentaires intensief gebruikt aan de City University van Hong Kong tijdens mijn, samen met Yuhong Li, gewezen CCTV-journalist, van 2013 tot 2015 gedoceerde cursus ‘China in the Eyes of Western Media’. Mike Chinoy, die toen in Hong Kong woonde, is regelmatig gastspreker geweest. Vooral de video over Tiananmen was voor de meeste ‘mainland studenten’ een eye-opener.
Mike Chinoy, Yuhong Li & Jan Servaes (in Hong Kong in 2019) (Credit: JS)
Assignment China: het boek
Sinds kort is bij Columbia University Press het boek “Assignment China: An Oral History of American Journalists in the People’s Republic” verschenen.
De reeds in de TV-serie behandelde thema’s zijn geactualiseerd en uitgebreid tot 25 hoofdstukken.
Een centraal thema in elke discussie over berichtgeving over China is de moeilijkheid om de waarheid te vinden in een uitgestrekt, ingewikkeld land met een lange geschiedenis van wantrouwen jegens buitenstaanders en een geheimzinnig en autoritair politiek systeem.
In dit boekproject probeert Chinoy vragen te beantwoorden die centraal staan in de manier waarop (Amerikaanse) buitenlandcorrespondenten opereren:
- Wie waren de mensen die voor de Amerikaanse media verslag deden over China?
- Hoe hebben ze het nieuws verzameld, begrepen en doorgegeven?
- Wat voor intellectuele/culturele bagage brachten ze mee?
- Wat voor omgang hadden ze meestal met de Chinese regering: vijandig, achterdochtig of niet meewerkend?
- Hoe gingen ze om met taal- en cultuurverschillen, en hoe gingen ze om met relaties met gewone Chinese burgers waarmee ze in contact kwamen?
- Wat voor soort interacties hadden ze met hun redacteuren en bazen?
- In hoeverre werden ze beïnvloed door de beleidsprioriteiten van de Amerikaanse regering?
- – Hoe hebben de dramatische veranderingen in de mediatechnologie – van print en radio naar televisie, satellieten, de vierentwintig-uur nieuwscyclus, internet en sociale media – de manier waarop ze China coverden beinvloed?
- Hoe nauwkeurig was het beeld dat ze van China presenteerden?
- Wat waren enkele van de gevolgen van de manier waarop over het land werd gerapporteerd?
Kill Chicken to Scare Monkey (杀鸡儆猴)
Dat levert vaak interessante inzichten en bijwijlen boeiende verhalen op. Zoals dat van Melissa Chan, de in Hong Kong geboren Chinees-Amerikaanse die als Beijing correspondente voor Al Jazeera in 2007 een volgens haar onschuldig verhaal bracht over een kind dat op het platteland leefde terwijl de ouders in de stad werkten: “Ik was zo naïef. Ik dacht: ‘Wat is het kwaad daarvan?’ We brachten de ochtend door met dit kleine meisje. Ze zorgde vooral voor zichzelf. Ze kookte haar ontbijt, ging naar school en kwam toen terug. Het was landelijk, pastoraal. Er waren kippen die rondrenden, een Chinees dorp en een huisje. Ik dacht dat het gewoon een leuk kleurtje was.
De lokale autoriteiten waren doodsbang toen we het kleine meisje filmden dat naar school ging. Opeens waren we omsingeld. Ze sloten zelfs de binnenplaats af, weigerden ons eruit te laten en begonnen veel vragen te stellen. Uiteindelijk werd alles opgelost en werden we losgelaten. Maar terug in Peking kreeg ik een telefoontje. Ik denk dat de lokale autoriteiten in Anhui het hadden gemeld. En het Ministerie van Buitenlandse Zaken zei heel boos: ‘Als Al Jazeera gaat acteren zoals BBC en CNN, gaan we Al Jazeera behandelen zoals BBC en CNN.’ En toen gooiden ze de telefoon neer” (pp. 295-6).
Na nog enkele gespannen momenten naar aanleiding van bezoeken aan Xinjiang, Urumqi, Kashgar, en Hotan, “wist ik eind 2011 dat ik in problemen zat Ze gaven me een visa voor twee maanden. Ik geloof niet dat dit al was gebeurd en er een strategie achterzat. Ze hielden me erg bezig aan een zeer strakke riem. Na de twee maanden was het visum verlopen. Ik ging naar binnen om een verlenging te halen, en ze gaven me slechts een maand. Toen wist ik dat ik echt in de problemen zat” (p. 336).
In april 2012 weigerden de Chinese autoriteiten het visum voor Al Jazeera’s Melissa Chan te verlengen. Ze beschuldigden haar van niet-gespecificeerde schendingen van de Chinese wet. Chan had de Chinezen herhaaldelijk boos gemaakt, vooral met haar harde berichtgeving, haar onthulling van wat bekend stond als ‘zwarte gevangenissen’, een netwerk van geheime detentiecentra.
“Na mijn vertrek besloten ze door te gaan met me te ‘karaktermoorden’, bij gebrek aan een beter woord, zeggend dat ik wetten had overtreden. Ik heb nooit kunnen achterhalen wat ze precies bedoelden. Ze waren echt gefocust op het feit dat ik zogenaamd erg agressief ben, en dat ik politieagenten in China van streek maakte” (p. 348). Na haar uitwijzing werd het leven ook voor vele andere buitenlandcorrespondenten moeilijker.
“Ik moest steeds denken aan dat Chinese spreekwoord waar je de kip doodt om de apen bang te maken. Ik was de spreekwoordelijke kip” (p. 349)
Grenzen aftasten
De relatie tussen westerse tv-ploegen en de Chinese autoriteiten was vaak complex en varieerde in de loop van de tijd, de situatie en de instelling. Soms leken ze meer open te staan voor westerse journalisten die verslag uitbrachten in hun land, en andere keren probeerden ze ze de mond te snoeren. Zoals Bruce Dunning van CBS News opmerkte: “Ze wisten hoe ze met print-mensen moesten omgaan, maar tv maakte ze een beetje bang, dus waren ze erg voorzichtig” (p. 118).
Het lijkt alsof vanaf de jaren zeventig, na de openstelling van China, zowel buitenlandse verslaggevers als overheidsfunctionarissen aan het experimenteren waren met de grenzen van wat acceptabel was, en ze leken allebei niet zeker te weten waar ze waren. Chinese functionarissen leken eerder onzeker over waar de limieten zouden moeten liggen.
De afgelopen jaren zijn sommige van deze beperkingen duidelijker geworden. Een goed voorbeeld is de kwestie van de Oeigoeren. Melissa Chan herinnert zich een grappig voorval. Chan ging naar de provincie Xinjiang met een Chinese vrouw en een Europeaan. De lokale autoriteiten wilden voorkomen dat ze zouden rapporteren toen ze hoorden dat Al Jazeera daar was. Ze gingen er echter van uit dat, aangezien het een Arabisch netwerk was, “ze letterlijk op zoek waren naar drie Arabieren met tulbanden”. De autoriteiten zagen de drie met camera’s, maar omdat ze er “niet Arabisch uitzagen”, liepen ze weg (p. 323).
Sommige verslaggevers hebben zich tot het uiterste ingespannen om het verhaal te brengen dat de Chinese staat niet verteld wil zien. Megha Rajagopalan van Buzzfeed (voordien Reuters) bijvoorbeeld glipte haar hotel in Kashgar uit om toegang te krijgen tot de zogenaamde Oeigoerse ‘heropvoedingskampen’. Ze schreef: “Het was een enorm terrein met hele hoge muren… Ze hadden grote poorten en er was een kleine politiekiosk … Ik nam een foto en werd uitgescholden door politiebewakers.” (p. 396).
Amerikaanse verslaggevers die de Chinese autoriteiten in de maling namen, werden vaak het land uitgezet; een relatief lichte straf in vergelijking tot de manier waarop de Chinese staat omgaat met dissidenten.
De partij
De door Chinoy geinterviewde journalisten verwijzen welhaast automatisch naar de Chinese Communistiche Partij, op nationaal of lokaal niveau, als verantwoordelijk voor het gebrek aan vrijheid voor journalisten bij het uitoefenen van hun job. Dat levert vlot leesbare anecdotes op, die na een tijdje herkenbaar klinken.
Wie op zoek is naar een meer systematische analyse van de rol en impact van de partij blijft echter op zijn honger zitten. Dan kan men beter het boek van Richard McGregor The Party: The Secret World of China’s Communist Rulers uitpluizen. McGregor is een Australische journalist, die momenteel werkt als Senior Fellow aan het Lowey Institute in Sydney. Hij was eerder correspondent in Shanghai en bureauchef in Peking en Washington voor de Financial Times.
Zoals McGregor in zijn proloog benadrukt, is de voornaamste zorg van zijn boek om te laten zien hoe de Chinese Communistische Partij zo lang aan de macht is gebleven. “Na elke catastrofe, zoals de implosie van de Sovjet-Unie”, schrijft hij, ‘heeft de partij zichzelf herpakt, haar pantser hersteld en haar flank versterkt. Op de een of andere manier heeft ze haar critici overleefd, te slim af geweest, beter gepresteerd of simpelweg verboden, waardoor de experts die de ondergang op talloze momenten hebben voorspeld, in de war zijn gebracht”.
Een academische analyse
En voor een meer academische analyse verwijs ik naar het in boekvorm verschenen doctoraat van Yuan Zeng, mijn gewezen student, nu werkzaam aan Leeds University: Yuan Zeng, Y. (2018). Reporting China on the Rise: A Study on the Field of Foreign Correspondence in Contemporary China (Doctoral dissertation, City University of Hong Kong).
Temidden van het debat over een ‘globale journalistieke cultuur’, onderzoekt Yuan, voortbouwend op Hallin en Mancini’s typologie van mediasystemen en Hanitzsch’ deconstructie van journalistieke rolpercepties, hoe buitenlandse correspondenten in China hun professionele rol waarnemen, en hoe hun rolperceptie verschilt tussen verschillende mediasystemen. Op basis van een onderzoeksanalyse onder 101 journalisten identificeert ze drie soorten rollen onder Chinese correspondenten: afstandelijke verspreider, populistische waakhond en faciliterende veranderingsagent.
Een meerderheid van de respondenten beschouwt hun professionele rol als niet-faciliterend en niet-activistisch, en betwist de bewering van ‘vijandige buitenlandse krachten’ die China gewoonlijk gebruikt om buitenlandse correspondenten in diskrediet te brengen. Er wordt geen significante nationale variantie gedetecteerd in de relatieve omvang van de drie roltypen, en journalisten van verschillende mediasystemen hechten allemaal waarde aan objectiviteit, neutraliteit, onthechting en een sterke publieksoriëntatie, in navolging van de wereldwijde homogeniseringstendenzen in bepaalde componenten van de journalistieke cultuur.
Toch heerst er een sterke nationale variantie in belangrijke dimensies, waaronder een waakhondrol voor het gastland, pleitbezorgingsoriëntatie en machtsafstand met de binnenlandse regering, grotendeels consistent met de respectieve journalistieke cultuur in elk mediasysteem, wat suggereert dat de nationale journalistieke cultuur nog steeds een sterke greep heeft op buitenlandse berichtgeving.