Dat de Chinese Volksrepubliek op 1 oktober 75 jaar bestond, vermocht onze media niet te beroeren. De weinige aandacht die er alsnog naar uitging, was compleet eenzijdig, negatief, paternalistisch, volledig bevooroordeeld tot lichtjes toe racistisch. Ten onrechte, want gedurende driekwart eeuw heeft China de wereld beïnvloed en veranderd, wat u en ik daarover verder ook mogen denken. Waarom wordt over China niet veelzijdig geïnformeerd? Ziende blind? Of eerder fluiten in het donker? Op die manier, maken we onszelf enkel blaasjes wijs. China duiden als een gevaar, daarmee is de kous af: van geel gevaar naar rood gevaar naar gevaar-tout-court.
Leys versus Peyrefitte
Toen Mao op 1 oktober 1949 de Chinese Volksrepubliek uitriep, bevestigde hij niet alleen de overwinning van de communistische partij – maar duwde hij ook op de startknop van een nieuwe wereldmacht, of moeten we zeggen: de doorstartknop. De ideologische tweespalt tussen Oost en West was echter zo scherp en ons paternalisme tegenover ‘onderontwikkelde’ landen zo geïnterioriseerd, dat de realiteit werd bedolven onder ‘wishful thinking’.
China-kenner Pierre Ryckmans mat zich de schuilnaam Simon Leys aan om vanuit Hong Kong het nieuwe regime aan het kruis te nagelen. Zijn – oprechte – liefde voor het klassieke China, verdroeg geen omwentelingen en al zeker niet de Culturele Revolutie [01].
De Franse vorser, diplomaat en politicus Alain Peyrefitte echter, begreep na een rondreis door ‘Rood China’ maar al te goed wat het moderne Middenrijk inhield. Met “Quand la Chine s’éveillera, le monde tremblera”, sloeg hij de nagel op de kop [02]. Ook hij rapporteerde over de Culturele Revolutie. Ja, het ‘rode gevaar’ bestond, maar dan niet onder de vorm van geïndoctrineerde ketters die zwaaiend met het Rode Boekje onze christelijke beschaving zouden vernietigen. Peyrefitte zag de economische en demografische potentie, bracht zesduizend jaar verleden in rekening en begreep derhalve de toekomst.
De reactionaire, anticommunistische visie van de klassieke katholiek Leys, zou uiteindelijk de bovenhand halen. Die kwam tegemoet aan onze vooroordelen.
Hypocrisie en vooroordelen
Tot op vandaag, ademt elk informatie over China alleen maar negativisme, eenzijdigheid en vooroordelen uit. De populaire lemma’s blijven ‘censuur’ en ‘dictatuur’. Over China valt niets positiefs te melden, zelfs niet dat elke Chinees te eten heeft, onderwijs geniet en niet in lompen gekleed gaat. Het economisch succes van China, wordt zwartgemaakt of tegengewerkt.
Dit artikel is niet bedoeld om China mooier voor te stellen dan het is. Wel om aan te tonen dat de kampioenen van de concurrentie, niet om kunnen met de Chinese wedijver. Dat de goeroes van de ‘cancel culture’ – met pastoor Suikerberg op kop – met graagte rapporteren over artistieke censuur in China. Dat de Grote Sprong Voorwaarts – de versnelde industrialisering – het etiket ‘massamoord’ krijgt opgeplakt, terwijl de industrialisering van het Westen enkel kon middels wereldwijde uitbuiting, hongersnoden, uitroeiingen en een paar wereldoorlogen.
Kortom, dit artikel gaat over hypocrisie, leugens, verdraaiingen, vooroordelen, insinuaties, paternalisme, slechte verliezers, meerderwaardigheidscomplexen en jaloezie. En zelfindoctrinatie. Zodat we over het complexe China, zesduizend jaar geschiedenis nota bene, niet naar behoren worden geïnformeerd, bijgevolg niet kennen en dus fout inschatten. En derhalve wel moeten blunderen, opnieuw. Een halve eeuw na datum, sussen we onszelf met Leys. Nochtans werd de visie van Peyrefitte bewaarheid: “Quand la Chine s’éveillera, le monde tremblera”. En bibberen doen we.
‘Eine alte Frau’
Het Duitse weekblad ‘Die Zeit’ wijdde een compleet katern aan ‘75 jaar Volksrepubliek’ [03]. Ze stuurden hun correspondent Jens Mühling op pad en die focust op het Plein van de Hemelse Vrede, waar in 1949 de Volksrepubliek werd uitgeroepen en in 1989 een democratische beweging het zwijgen werd opgelegd. En waar de huidige president duidelijk maakte dat China ‘nie wieder’ buitenlandse inmenging zal tolereren. Helaas, leren we absoluut niets uit deze ellenlange reportage, tenzij dat de correspondent niet zomaar mag fotograferen en interviewen op Het Plein. Hij noteert het beklag van een oud vrouwtje dat toevallig voor hem opdoemt – Frau Yao, die in een smal steegje bij Het Plein woont en hem een glas water aanbiedt. Mao’s mausoleum heeft zij niet bezocht. Op het Plein is ze nooit geraakt. Wat waren het toch andere tijden! “Eine alte Frau” die toevallig opduikt: totaal loos als informatiebron.
De journalist snapt duidelijk niet wat het Plein van de Hemelse Vrede betekent: harmonie, continuïteit, balans, yin en yang. Het Plein grenst aan de Verboden Stad, die, Keizer of geen Keizer, ongemoeid werd gelaten, net vanwege die symboliek. En net vanwege die symboliek, kan deze of gene journalist op Het Plein niet zomaar doen wat hem behaagt. Het Plein is namelijk geen plein.
We hebben ook recht op de mening van een jongere vrouw, Wang Youqin, met wie Herr Mühling een telefoongesprek voert in… Chicago – 10.000 km verderop. Als kind, maakte zij iets negatiefs mee over de Culturele Revolutie. Nog zo’n loze bron. De reporter belde ook met Ma Jian, die Peking verruilde voor Londen en een roman schreef over het korte geheugen van zijn landgenoten, die ‘1989’ vergeten zijn. Hij wil graag zijn ooggetuigenversie kwijt over 1989. Wel ja, waarom niet of waarom wel?
Vreemde journalistiek. Is dit nu een verslag van de reporter ter plaatse over 75 jaar Volksrepubliek? De clichés tuimelen van het blad: het aardige, beleefde, prerevolutionaire oude vrouwtje met de traditionele christelijke waarden dat de dorstigen laaft. De Presidenten heten hier ‘heersers’. De uitbreiding van het Plein wordt voorgesteld als een soort urbanistische schande – weer los van de symboliek – omdat oude wijken, in Herr Mühlings ogen wellicht pittoresk, werden afgebroken. De visie van Mao: een bijbel. De toeristen in eigen land die het mausoleum van Mao komen bezoeken – hoe bestaat het!
Kortom, over 75 jaar Volksrepubliek komen we eigenlijk niets te weten. Wat zou er met het Chinees theater zijn gebeurd? En de poëzie, is die klassiek gebleven? Hoe staat het met kinderopvang, volksgezondheid, scholing, bibliotheekwezen, onderwijs, mentale zorg – in vergelijking met toen?
Herinneringen of spoken?
Tot daar Het Plein. Nu nog, vanzelfsprekend, de Culturele Revolutie doorlichten. Tania Branigan werkte zeven jaar als China-correspondente voor ‘The Guardian’. Haar boek ‘Red Memory’ [2023] – verscheen onlangs in Franse vertaling, net op tijd voor de 75ste verjaardag. En daar komt de afrekening al: de ‘memory’ van de oorspronkelijk titel werd een bedreigend meervoud: ‘Fantômes rouges’!
Branigan wilde wel eens weten hoe de Chinezen omgaan met de herinnering aan de Culturele Revolutie. Vaak slecht, zeker als je het aan de ‘juiste’ personen vraagt, maar lang niet altijd. Dat laatste is natuurlijk wat verdacht. Voor velen is het geschiedenis. Dat is niet zo flink. De recensent van ‘Le Monde des livres’ [04] stipt gelukkig aan dat de schrijfster de Culturele Revolutie niet echt duidt en evenmin als een historica te werk gaat, maar enkel uit is op de ‘perceptie’ van de Chinezen nu. Perceptie, geen feiten. Uiteindelijk krijgen we Branigans perceptie van de perceptie voorgeschoteld.
De ‘rode spoken’ worden door de recensent aangevuld met ‘stigmata’ en de littekens die ‘de chaos’ van Mao’s laatste jaren heeft nagelaten. Een hoop dooddoeners. Want wat zou men eigenlijk van een revolutie verwachten? Ik denk wat Churchill beloofde toen hij de Britten opriep om niet te versagen: ‘Blood, Sweat and Tears’. Maar eigenlijk vinden wij dat die revolutie nooit had mogen plaatsvinden.
Ook het huidige Spanje draagt ‘stigmata’ – als men dat zo wil noemen – van de Burgeroorlog [1936 -1939] en de daaropvolgende dictatuur [tot Franco’s dood in 1975]. Het blijft een taboe. Families en gemeenschappen spatten ideologisch uiteen. Men spreekt er nog altijd niet over of zeer terughoudend – zeker tegenover vreemden, zoals de Chinese taxichauffeur die door Mühling aan de tand werd gevoeld. Duizenden lichamen zijn nog vermist of niet geïdentificeerd. Bijna elke dag, verneemt iemand wel tragisch nieuws over een familielid. In het Parlement van de Balearen, wordt er nu nog over gedebatteerd.
Het zou eenvoudiger en correcter zijn de Culturele Revolutie voor te stellen als een burgeroorlog. Burgeroorlogen en revoluties gaan samen. Revoluties ontstaan in snel evoluerende samenlevingen waar de heterogeniteit ten top wordt gedreven, bijvoorbeeld door enorme klassentegenstellingen en de machtsstrijd eruit voortvloeit. Frankrijk kende een burgeroorlog. Amerika kende een burgeroorlog en daar wonnen ‘the good guys’. Zeggen ‘the good guys’. Was de liquidatie van Weimar geen onderdeel van een burgeroorlog? Of blijven wij geweld verdoezelen met termen als ‘partition’ [de onafhankelijkheid van India] en ‘the troubles’, d.w.z. de afslachting van de Ieren door de Britten – terwijl zij natuurlijk aan zuiver bloedvergieten doen?
Tibet
Ook in de culturele wereld, speelt China een negatieve, ja, een duistere rol.
Volgens ‘Le Monde’ werden het ‘Musée national des arts asiatiques – Guimet’ en het ‘Musée Quai Branly -Jacques Chirac’, onder druk gezet om elke herinnering aan Tibet en de Tibetaanse cultuur te wissen [05].
Zo is in Guimet nu sprake van “le monde himalayen” in plaats van “Népal-Tibet”, waarbij een taalkundige aanstipt dat hiermee de verwijzing naar ‘de Tibetaanse staat’ wordt weggemoffeld. Dergelijke kritiek gaat echter voorbij aan de complexe geschiedenis van Tibet, ook die van de voorbij eeuw. Het is helemaal niet zo dat Tibet eeuwen en dagen een onafhankelijke ‘staat’ was die plots door rode barbaren werd veroverd. Hoe ingewikkeld en subtiel de verhouding tussen staat, cultuur, taal, historiek en grenzen wel kan zijn, kunnen wij, de criticasters, gewoon aflezen door de culturele en de staatkundige kaart van Europa naast elkaar te liggen, pakweg van net vóór WOI tot heden.
Moet een museum de officiële staatkunde onderwerpen aan ideologische criteria? Van wie? Van de museumdirecteur, de curator, de subsidiërende overheid? De huidige tentoonstelling sluit aan bij de erkenning van China door toenmalig staatshoofd de Gaulle in 1964, dus 60 jaar geleden. En dat bilateraal akkoord wordt gevierd, door beide partijen. Dat doe je officieel of helemaal niet.
De verdachtmaking is ondertussen gelanceerd: ‘possibles ingérences’.
Nochtans is ‘le monde himalayen’ nog zo’n kwade invalshoek niet. De Iberische wereld, de Hongaars-Oostenrijkse wereld, de hispanische wereld – iemand een bezwaar?
Quai Branly dan, wordt verweten al jaren Tibet aan te duiden met de officiële naam ‘autonome regio Xizang’. Kan niet, aldus de aanhangers van Tibet, want zo autonoom is die regio absoluut niet. Volgens hen is hier dan ook sprake van een ‘parti-pris pro-Pékin’. De ‘tibetologen’ kregen hun zin en de benaming ‘Xizang’ verdwijnt.
Wat hier stoort, is niet zozeer dat China wordt bekritiseerd omdat het Volksleger in 1950-51 Tibet weer inlijfde, maar wel dat onze media nooit in eigen boezem kijken. Hypocrisie viert hoogtij. Nochtans werd niet zolang geleden een en ander in- en uitgelijfd in Europa. En etnisch gezuiverd. In de Balkan, mocht die term nog kunnen. Ik kijk al uit naar de terminologie van tentoonstellingen over Joegoslavische, Albanese, Macedonische, Bosnische, Kroatische kunst. Dit alles is zeker een discussie waard, maar dan niet door de pot die de ketel verwijt dat hij zwart ziet, niet door ideologische clubs.
Jaloezie
Na de mislukte republiek, de misdadige Revolutie en de culturele inmenging, blijft nog één schietschijf over: de economie. Althans de macro-economie waar wij graag trimestrieel mee goochelen om niet naar de sociale werkelijkheid te hoeven kijken. BBP, rentevoeten, quota’s, procenten.
Onze frustratie speelt ons hier parten, wij, ‘les plus beaux’, ‘les durs’, ‘les tatoués’. China is in die optiek, de onze, een economisch succesverhaal. Daar kunnen de troonpretendent Brazilië, Zuid-Afrika en India een puntje aan zuigen.
Laat dat nu de nodige jaloezie opwekken. Ons racisme is zo diep ingebed, dat we de Chinezen niet eens in staat achtten ons te beconcurreren, laat staan voorbij te steken. In een thuismatch, dan nog: de ‘liberale’ economie. Die van het vrije verkeer van goederen en kapitaal [van mensen enkel als de vorige twee sectoren daar wel bij varen].
Door het liberale spel te spelen, blijkt nu dat China ons spelletje verstoort, kortom: scoort. En dat is niet de bedoeling. Wij zouden de wereld redden via elektrische auto’s en wat blijkt? De Chinezen kunnen dat ook. Vandaar twee pagina’s in ‘Le Monde’ over het geel-rode gevaar, gemotoriseerd dit keer, onder de kop “Les excédents de la Chine alimentent les tensions avec le reste du monde”. Gevolgd door een artikel waarin wordt uitgelegd waarom het Frans-Amerikaanse [!] concern Stellantis het Chinese Leapmotor in Europa binnenhaalt [06].
De Chinezen zijn in bepaalde ogen geen ‘winners’, wel bedriegers en gluiperds, een vooroordeel dat perfect aansluit bij de ‘spleetogen’ van weleer. Volgens José W. Fernández, raadgever van Obama en Biden, en vooralsnog ‘Under State Secretary for Economic Growth, Energy and the Environment’, kampioen van de privatiseringsgedachte, moet de Chinese concurrentie wel ‘loyaal’ zijn – lees: ze is dat dus niet. En ‘we’ zijn wel bereid om de concurrentie aan te gaan, maar in een ‘campo equilibrado’, in een ‘evenwichtige omgeving’ ! Alsof de globalisering evenwichtig is! Integendeel, ze is slechts mogelijk door onevenwicht. Als ‘we’ de planeet willen verlossen van de klimaatcrisis, hebben ‘we’ tegen 2050 zo’n 42 keer meer lithium nodig, alsook 25 keer meer kobalt en evenveel keer magnesium, aldus de Amerikaan. Maar kijk, de Chinezen controleren nu 60% van alle lithium. En dat is een probleem: ‘wij’ moeten namelijk “onze objectieven van de klimaatcrisis kunnen halen”, want dat is de ”existentiële uitdaging van de mensheid”. Daarom, beste lezer, investeren de Verenigde Staten in “de groeiende industrie van de toekomst”, terwijl de Chinezen hun technologie willen gebruiken voor geostrategische spelletjes waarmee ze kunnen binnendringen in onze “essentiële infrastructuur”.
Anders gezegd: wij willen de wereld redden, dat is gewoon onze existentiële opdracht, maar de Chinezen zitten tegen en denken enkel aan hun eigenbelang. Tot daar een officiële Amerikaanse stem [07].
De kolonie
Het kan altijd erger. Eigenlijk is China uit op alles, d.w.z. op ons.
Neem nu Enrico Letta, enkele maanden premier van Italië geweest, verder hoogleraar en adviseur van de EU. Volgens hem gaat Europa de verkeerde kant op. Als we een en ander niet gauw oplossen, zoals het nationalisme, zullen we ons straks afvragen of we een kolonie willen worden van de Verenigde Staten of van… China [08]. En ik die dacht dat we sinds het Marshall-plan een kolonie van de VS waren, onder bevel van de NAVO. We veranderen dus enkel van kolonisator.
Maar wat doen we, nu de Chinese haaienvinnensoep op tafel staat? Wel, ze niet zo heet opdrinken als ze wordt geserveerd. Neem nu ‘El País’, een Spaans aftreksel van Le Monde, niet helemaal rechts, wel conservatief en diepgelovig – in de liberale democratie en haar vrije economie. De krant kan de rechtse [Partido Popular] en uiterst rechtse [Vox] partijen niet hebben, omdat die het liberalisme in de weg staan, lees de economische ontwikkeling. Een sociaaldemocraat zoals Sánchez is zowat de limiet. Het neemt niet weg dat ik in de editie van 17 oktober een juweeltje van een bijlage vind: de ‘China News’, samengesteld door ‘China Daily’! Gratis Chinese propaganda. Ja, wij hebben “brede gedachten” zoals Leopold Flam ooit over de Vlaamse vrijzinnige elite schreef.
Zand, iemand?
NOTA BENE
Bijna vergeten: onder de titel “Meister der Entspannung”, verspilt Die Zeit ook nog eens krantenpapier aan de rol van de panda in de – vermetele – Chinese diplomatie. Vroeger gaven ze zo’n beestje cadeau, nu moet het wat kosten [09].
© Eddy Bonte www.eddybonte.be
Referenties
[01] Simon Leys: Les habits neufs du président Mao ; Champ Libre,1971.
02] Alain Peyrefitte: Quand la Chine s’éveillera, le monde tremblera; Fayard, 1973.
[03] Jens Mühling: Chinas Herz; Die Zeit, 26 september 2024.
[04] Frédéric Lemaître : « Stigmates de la Révolution culturelle », bespreking van « Fantômes rouges », de Franse vertaling van « Red Memory » van Tania Bratigan, Le Monde des Livres, bijlage van Le Monde d.d. 27 september 2024.
[05] Bruno Philip: Dans les musées, le Tibet au risque de l’effacement; Le Monde, 27 september 2024.
[06] Julien Bouissou : “Les excédents de la Chine alimentent les tensions avec le reste du monde”, Le Monde, 27 september 2004.
[07] Francisco Peregil : interview met José W. Fernández, El Païs, 12 oktober 2024.
[08] Iñigo Domínguez: interview met Enrico Letta, El Païs, 14 oktober 2024.
[09] Jens Mühling, Amrai Coen: Meister der Entspannung; Die Zeit, 26 september 2024.
(Dit artikel verschijnt ook op De Groene Belg)