“Ik zie er een beetje stuurs uit, misschien is het daarom dat ze zeggen dat ik een dictator ben” (Generaal Augusto Pinochet Ugarte, 24 april 1986)
Dat er zoveel artikelen verschijnen en zoveel activiteiten worden georganiseerd rond de vijftigste verjaardag van de wrede staatsgreep tegen de Unidad Popular van Salvador Allende is hartverwarmend. Het was zowel een ideologische strijd – tegen het ‘communisme’ – als een economische aanval – tegen de nationaliseringen. Na vijftig jaar zijn nagenoeg alle feiten bekend, toch blijven een paar hardnekkige mythes in omloop. Het experiment van democratisch socialisme van Allende zou zijn ‘mislukt’, terwijl Pinochet ondanks enkele ‘spijtige fouten’ – mensenrechtenschendingen – economisch is geslaagd.
Niets is minder waar. In dit artikel wil ik aantonen waarom, na een kort overzicht van de misdaden van het Pinochet regime.
Mensenrechten
Hoe gevoelig dit zware thema ligt blijkt al uit het feit dat dit de enige sector is waarvoor nog niet alle feiten zijn gekend. Huidig President Gabriel Boric maakte onlangs bekend dat de overheid naar de stoffelijke resten zal zoeken van de meer dan duizend ‘vermisten’ waarvan nog steeds niet is geweten wat er met hen is gebeurd.
Onmiddellijk na de coup begon het regime van Pinochet met een letterlijke jacht op ’marxisten’. Meer dan drieduizend mensen werden vermoord, van 2300 zijn de stoffelijke resten gevonden, van meer dan duizend nog steeds niet. Tienduizenden mensen werden gevangen genomen en gefolterd, honderd duizenden gingen in ballingschap.
De feiten van de ‘karavaan van de dood’, zijn inmiddels wel gekend. Een speciale commissie trok in september en oktober van 1973 per helikopter van stad naar stad om ‘verdachten’, intellectuelen, vakbondsmensen en studenten standrechtelijk en gruwelijk te vermoorden. Velen van hen dachten dat het om een gewoon onderzoek ging en gaven zich vrijwillig aan, hun families zagen hen nooit meer terug.
In 1975 begon ‘Operatie Condor’, een geheim samenwerkingsverband van Chili, Argentinië, Bolivië, Paraguay en Uruguay om concreet vorm te geven aan een doctrine van ‘nationale veiligheid’. Dit was gewoon staatsterrorisme, met steun van de Verenigde Staten. Uit archieven die later zijn ontdekt blijken er ongeveer 50.000 mensen te zijn vermoord, zijn er ongeveer dertigduizend vermisten en kwamen er honderd duizenden in de gevangenis terecht.
Deze feiten zouden moeten volstaan om de dictatoriale regimes in Latijns Amerika te veroordelen. De meeste feiten zijn echter nooit onderzocht, in de meeste landen werd een amnestie afgekondigd, in Chili zelf is het met mondjesmaat dat enkele militairen voor de rechtbank verschijnen. Pas onlangs werden enkelen definitief veroordeeld voor de moord op Victor Jara, de populaire muzikant. In 1998 werd Pinochet aangehouden in Londen, hij is echter wegens ‘lichte dementie’ nooit voor een rechtbank verschenen.
Wegens angst voor mogelijke reacties van de strijdkrachten hebben de regeringen na het herstel van de democratie, nooit echt werk gemaakt van de vervolging voor zware mensenrechtenschendingen. Voor een flink deel van de Chileense bevolking blijft het een taboe of alles wordt ronduit ontkend. Het zijn ‘verzinsels’ van alweer die ‘communisten’.
Deze week vroeg President Boric steun voor een officiële Verklaring waarin werd opgeroepen om ‘de democratie te verdedigen en te bevorderen, geweld te veroordelen en de mensenrechten te verdedigen’. Ex-Presidenten Michelle Bachelet, Sebastian Piñera en Eduardo Frei ondertekenden de tekst, net als de zeven Latijns-Amerikaanse Presidenten die wellicht op de herdenking van 11 september aanwezig zullen zijn. De rechterzijde weigert echter haar steun te geven. Rechts leeft in Latijns Amerika!
Democratie
De eerste mythe die moet ontkracht worden over Salvador Allende is dat hij geen democratisch beleid voerde. Dat klopt beslist niet.
Ten eerste werd Allende, volgens de grondwettelijke regels, democratisch verkozen door het Parlement in 1970. Hij was als kandidaat met de meeste stemmen, 34 %, uit de verkiezingen gekomen. De christen-democratie stemde mee voor zijn verkiezing tot President.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van april 1971 haalde de ‘Unidad Popular’ een absolute meerderheid. In maart 1973, toen het economisch, door de vele boycotacties, al slecht ging, haalde de Unidad Popular 44 % bij de parlementsverkiezingen. Op 10 september 1973, één dag vóór de coup, besloot Allende een referendum te organiseren om de mening van de Chilenen te vragen over zijn beleid. Dat zag de rechterzijde hoegenaamd niet zitten, bang als ze was dat Allende kon winnen. Daarom werd besloten niet langer te wachten met de staatsgreep, die eigenlijk al sinds 1970 in voorbereiding was.
Het economisch programma van Salvador Allende was niet revolutionair en verliep volkomen volgens de regels. De vorige regering, onder het Presidentschap van christendemocraat Eduardo Frei, was al begonnen met een landhervorming en met een nationalisering van de mijnbouw. Allende heeft dat beleid verder gezet en daarvoor de regels toegepast die in het Andespact waren vastgelegd.
Buitenlandse ondernemingen mochten maximaal 14 % van hun investeringen als winst repatriëren, de rest moest nationaal worden geherinvesteerd. De regering berekende dat in de periode van 1930 tot 1964 voor 30 miljoen US$ was geïnvesteerd, maar voor één miljard US$ kapitaal was uitgevoerd. Voor twee grote kopermijnen, Anaconda en Kennecott, betekende het dat ze geen recht hadden op enige vergoeding voor de nationalisering die in 1971 in het Parlement was goedgekeurd. Allende beloofde bovendien om 350 kleine bedrijven die door militanten waren bezet, terug te geven aan hun rechtmatige eigenaars.
Vanuit de V.S. werd met de hulp van internationale financiële instellingen een economische boycot georganiseerd die voor heel wat chaos verantwoordelijk was. Maar het is goed er op te wijzen dat de sociale onrust al bezig was sinds de jaren ’60. In 1969 waren er niet minder dan 5995 stakingen waarbij 350.000 arbeiders betrokken waren. In april 1973 begon een grote staking in de kopermijn van El Teniente, voor een salarisverhoging.
Het is precies omdat noch de verkiezingen, noch de economische boycot voldoende waren om een eind te maken aan de regering van de Unidad Popular, dat een staatsgreep het enige overblijvende middel was. Het beleid voor een democratisch socialisme van Salvador Allende was aan het slagen, het is hoegenaamd niet mislukt. Precies daarom was de coup voor de rechterzijde noodzakelijk. En niet onbelangrijk: de kopermijnen werden nooit opnieuw geprivatiseerd door Pinochet!
Het neoliberalisme faalt
Het wordt zo vaak herhaald en blijft zo onvoorstelbaar fout. Pinochet zou erin geslaagd zijn Chili economisch te doen heropleven.
De feiten bewijzen het tegendeel.
De eerste ‘Chicago boys’ kwamen in 1955 op bezoek in Chili. Er werd een samenwerkingsverband opgezet tussen de Universiteit van Chicago, waar Milton Friedman actief was, en de Katholieke Universiteit van Chili. Meer dan honderd Chileense studenten kregen een beurs voor Chicago, sommigen ervan doctoreerden er. Het academisch niveau lag er hoog, zo werd gesteld, maar de opleiding was ook sterk ideologisch gekleurd. Vijftien jaar lang hadden deze economen echter geen enkele invloed in het land, ze moesten wachten tot na 1973. Zij steunden de coup van Pinochet en begonnen meteen met een sterk neoliberaal beleid van lage invoerrechten, sterke inflatiebestrijding en internationale uitverkoop van de natuurlijke hulpbronnen.
Dat leidde tot een eerste diepe crisis in 1975, moment waarop het IMF een later klassiek geworden stabiliserings- en aanpassingsprogramma invoerde. Gevolg: een sterke daling van de koopkracht. De schuldenlast steeg van 4,9 miljard US$ in 1976 tot 19 miljard US$ in 1986. Het aandeel van de industrie in het bruto binnenlands product daalde van 29,5 % in 1974 naar 19 % in 1982.
De hele economie werd afgesteld op export, voornamelijk van de natuurlijke hulpbronnen. Er kwam een sterke ontwikkeling van de fruitteelt, de visserijsector en de bosbouw. Vandaag stuit dit systeem op zijn ecologische en sociale grenzen. De opstand van de Mapuche in het Zuiden van het land heeft er alles mee te maken.
De kopermijnen werden niet opnieuw geprivatiseerd, Pinochet betaalde wel 320 miljoen US$ vergoeding aan de Amerikaanse multinationals. Tot vandaag zijn ze een belangrijke bron voor de financiering van de overheid en vooral van het leger.
De landbouwhervorming van Allende werd grotendeels ingetrokken. Elektriciteit, telecommunicatie, sociale zekerheid, onderwijs en banken werden wel geprivatiseerd. Het kapitaalverkeer werd echter niet helemaal vrijgemaakt. Tijdens de militaire dictatuur is de overheid een belangrijke rol blijven spelen in het economisch leven.
In 1982 brak een nieuwe crisis uit, de banken werden opnieuw genationaliseerd en alle particuliere schulden werden omgezet in overheidsschuld. Nadien werd alles weer voor een prikje verkocht.
De openstelling van de economie heeft in Chili – zoals ook nergens anders – niet geleid tot een hoge groei. Van 1973 tot 1989 bedroeg de groei slechts gemiddeld 2,9 % per jaar. Van 1990 tot 1997 werd het gemiddeld 7 % per jaar.
En ook net zoals elders zorgde het neoliberaal beleid voor een sociaal bloedbad. De armoede werd verdrievoudigd en in 1987 was 45 % van de Chileense bevolking arm. Door de schoktherapie van 1975 steeg de werkloosheid met 20 % en daalden de lonen met 25 %. In 1987 waren de lonen nog 15 % lager dan wat ze in 1970 waren. De dictatuur vaardigde een drastisch arbeidsplan uit waarmee het stakingsrecht verdween, de vakbonden werden uitgeschakeld en de stabiliteit van de arbeidsmarkt verdween. De sociale zekerheid, het hoger onderwijs en de gezondheidszorg werden geprivatiseerd. De sociale uitgaven werden herleid tot een kwart van wat ze in 1970 waren. De pensioenhervorming werd als model aan de rest van de wereld voorgesteld maar is inmiddels ook als totaal fout erkend. In eerste instantie werden de pensioenkassen van de militairen aan de privatisering onttrokken. Het kapitalisatiesysteem dat werd ingevoerd voor alle anderen leidde er toe dat mensen die onvoldoende konden sparen op hoge leeftijd geen inkomen meer hadden. De overheid moest ondertussen wel de oude pensioenen van het repartitiestelsel blijven betalen… zonder inkomsten ervan.
Met het herstel van de democratie zijn veel nieuwe sociale hervormingen doorgevoerd, maar in wezen bleef het neoliberale beleid overeind.
Chili is nog altijd één van de rijkste landen van Latijns Amerika. Het intermezzo van de militaire dictatuur heeft daar echter niets toe bijgedragen, wel integendeel.
De oude mythes van het gebrek aan democratie en van het economisch succes zijn niet meer dan dat, echte mythes zonder enige grond van waarheid.
Vandaag
De militaire dictatuur duurde zestien jaar lang. De grote meerderheid van de huidige Chileense bevolking heeft Pinochet echter nooit gekend. Toch blijft de hele zaak een splijtzwam in de samenleving, wat duidelijk tot uiting kwam in de afkeuring van de nieuwe Grondwet tijdens de regering van de linkse President Boric. Er wordt vandaag opnieuw aan een nieuwe Grondwet gewerkt, maar dit keer is het initiatief in handen van extreem rechts. Op 17 december zal het volk er zich over uitspreken.
De herdenking van deze vijftigste verjaardag heeft de oude wonden weer bloot gelegd. Velen wachten nog op rechtvaardigheid. President Boric probeert een en ander goed te maken maar zijn marges zijn zeer beperkt. Dat de feiten en de datum worden herdacht is echter van het allergrootste belang. Een land dat zijn geschiedenis blijft ontkennen, kan nooit de ‘brede lanen’ openstellen waar Allende naar vooruit keek. Er was in 1973 erg veel terreur nodig om Chili het zwijgen op te leggen, vandaag moeten de slachtoffers hun stem kunnen laten horen.
“Alle, alle moorden zijn door de Communistische Partij gepleegd. Geweld is het wapen van de lafaarden en vandaag zitten die in de Communistische Partij” (Almirante José Toribio Merino, 5 oktober 1987)
“Ik zeg al lang dat we in oorlog zijn. De mensen begrijpen het niet. Ze leven in een andere wereld. Dit is een oorlog tussen democraten en totalitaire communisten. Het is een oorlog op leven en dood.” (Generaal Augusto Pinochet Ugarte, 8 januari 1988)