Bij de parlementsverkiezingen van zondag 26 september in Venezuela, haalde Hugo Chavez een ruime meerderheid. Toch blijft zijn Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) onder de verhoopte twee derde meerderheid.
17, 6 miljoen kiesgerechtigden konden 165 parlementsleden en 12 leden voor het Latijns-Amerikaanse parlement verkiezen. Over het hele land werden 12.436 kiescentra georganiseerd. Zondagavond liet de Nationale verkiezingscommissie weten dat alles zonder vermeldenswaardige problemen was verlopen. Overal werd elektronisch gestemd. Slechts in 5 bureaus waren er technische problemen, waardoor moest worden gestemd met potlood en papier.
66,45% van de stemgerechtigde Venezolanen zijn naar de stembus getrokken. Met 98% van de stemmen geteld heeft de PSUV 95 parlementszetels in de wacht gesleept, het rechtse blok 59, en de PPT [het linkse Patria para todos of Vaderland voor allen; nvdr] 2. Er blijven nog enkele zetels onbeslist.
Aristóbula Istúriz, de campagneleider van de PSUV gaf toe dat zijn partij niet de verhoopte 2/3de meerderheid heeft behaald. “Onze doelstelling was 110 parlementairen, en die hebben we niet gehaald. Toch vormen onze 95 verkozenen een sterke meerderheid.” Met die meerderheid kan de PSUV wel makkelijk gewone wetten laten stemmen, maar voor meer fundamentele veranderingen is een 2/3de meerderheid nodig, en die is er dus niet.
Eerlijke verkiezingen?
In de voorbije weken probeert een internationale desinformatiecampagne de verkiezingen als ‘onbetrouwbaar’ te bestempelen. Ze wordt gecoördineerd door ‘Human Rights Foundation’ (HRF). Deze organisatie speelde in 2008 een belangrijke rol in Bolivia, eerst in de pogingen tot afscheuring van de olierijke regio Santa Cruz en daarna in een poging tot staatsgreep tegen president Evo Morales. Vandaag organiseert HFR een internationale campagne met rechtse organisaties uit Bolivia, Ecuador, Nicaragua, de VS en Spanje tegen Hugo Chavez. De inmenging van de Verenigde Staten in Venezuela is recent nog maar eens aan het licht gekomen toen een aantal documenten aantoonden dat het Amerikaanse Ontwikkelingsagentschap de oppositie sponsorde met 50 miljoen dollar.
De onafhankelijke Venezolaanse verkiezingscommissie (CNE) werkt met een veiligheid- en controlesysteem dat op 17 verschillende manieren checkt en hercheckt. Naast 600 nationale waarnemers van sociale organisaties van verschillende strekkingen, observeerden zo’n 150 parlementairen, verkiezingsautoriteiten en andere sociale vertegenwoordigers van over de hele wereld deze verkiezingen.
Twee grote blokken
Bij deze verkiezingen stond een coalitie van 16 rechtse partijen tegenover een alliantie van socialisten en communisten. Rechts wordt openlijk gesteund door de Verenigde Staten. Daar tegenover is er het bondgenootschap de Socialistische Eenheidspartij van Venezuela (PSUV) en de veel kleinere Communistische Partij (PCV).
Aan de rechterzijde hebben 16 partijen – liberalen, christendemocraten, conservatieven en sociaaldemocraten – een vreemdsoortige coalitie gesloten als MUD (Mesa de Unidad Democrática (Platform van Democratische Eenheid). Ze hebben één punt gemeen: ze willen graag dat Venezuela weer een ‘gewone’ bondgenoot wordt van de Verenigde Staten.
De ‘Verenigde Socialistische Partij van Venezuela’ PSUV heeft in de aanloop naar de verkiezingen een ledencampagne opgezet waarbij 261.000 nieuwe ingeschrevenen het totaal aantal leden op 7,3 miljoen bracht. Op 2 mei dit jaar namen 2,5 miljoen leden deel aan een interne kandidatenverkiezing binnen de partij. 110 genomineerden en evenveel opvolgers werden verkozen uit 3500 kandidaten. Het was de eerste keer in de geschiedenis van Venezuela dat zo’n massale interne verkiezing plaats had. Die had zoveel weerklank dat ook het rechtse oppositieblok zich verplicht zag verkiezingen te houden: 300.000 kiezers kozen kandidaten in slechts 15 van de 87 kiesdistricten waar ze die verkiezingen kon organiseren.
De nieuwe samenwerking tussen de (PSUV) en de Communistische Partij (PCV) is een belangrijke evolutie. In het verleden waren er geregeld scherpe tegenstellingen tussen deze revolutionaire socialisten en communisten. Hugo Chavez pakte de PCV hard aan toen deze had geweigerd zichzelf op te doeken en op te gaan in de PSUV. Maar de realiteit dwong de leider van de Bolivariaanse revolutie tot andere inzichten: In april 2010 stelde Chavez in duidelijke bewoordingen dat de PCV de enige écht betrouwbare bondgenoot was van zijn partij. Nu trokken de PSUV en de PCV samen naar de stembus. De communisten hadden 24 kandidaten op de gezamenlijke lijsten, waarvan een 10-tal op verkiesbare. De PCV is een kleine partij. In 2005 haalde ze 3% van de stemmen en 8 volksvertegenwoordigers. Maar sindsdien is haar inplanting, en haar politieke invloed er alleen maar op vooruit gegaan. Vandaag telt de PCV zo’n 40.000 militanten, en is goed georganiseerd in belangrijke industriële centra van het land.
In discussies met militante kaders binnen de PSUV over de interne tegenstellingen en over de moeilijkheden bij de uitbouw van hun organisatie, hoorde ik herhaaldelijk vermelden hoe belangrijk zij die onafhankelijke communistische partij beschouwden als bondgenoot. Voor Oscar Figuera, de algemeen-secretaris van de PCV is “de eenheid tussen de Venezolaanse socialisten en communisten essentieel. We blijven werken aan een breed anti-imperialistische volksfront. Al wie te lijden heeft onder het imperialisme van de Verenigde Staten en haar interne bondgenoten kan en moet zich verenigen. Dan kunnen we de vooruitgang veroveren waar we recht op hebben.”
De nieuwe krachtsverhoudingen in het parlement
Het nieuwe parlement zal sterk verschillen van het vorige. In 2005 had de oppositie de verkiezingen geboycot, omdat ze toen een verpletterende nederlaag tegemoet ging. Geen kandidaten betekende ook geen verkozenen. Hoewel een beperkte groep sociaaldemocraten kort daarna van kamp veranderde, had Chavez de voorbije 5 jaar een meer dan absolute meerderheid in het parlement.
Dit zal nu drastisch veranderen. Niemand verwachtte dat Chavez zijn meerderheid zou verliezen, maar uiteindelijk zou de opkomst op de verkiezingsdag zelf doorslaggevend worden voor de nieuwe krachtsverhoudingen in het parlement. Nu blijkt die verhoopte en verwachte absolute meerderheid dus niet te zijn gehaald.
Wisselende opkomst bij verkiezingen spelen belangrijke rol
De deelname aan parlementsverkiezingen was in het verleden altijd bijzonder laag. In 2000 nam 56% van de kiesgerechtigden deel, in 2006 slechts 25%. Dat laatste cijfer is begrijpelijk want rechts had geweigerd om deel te nemen, en links hoefde dus ook al niet echt te mobiliseren. De 66,45% deelname aan deze verkiezingen was dus historisch hoog. Maar bij de presidentsverkiezingen in 2006 nam 74,7% deel.
Het enthousiasme of de teleurstelling bij de achterban van Chavez en van de PSUV vertaalt zich niet of nauwelijks in stemmen voor de oppositie, maar wel in een lagere opkomst. Zo was de deelname aan het referendum van 2007 waarin een veel te complex voorstel tot nieuwe ‘socialistische’ grondwet voorlag, slechts 56%. De oppositie stemde massaal, een deel van de aanhang van Chavez bleef thuis. De nieuwe grondwet werd (nipt) afgewezen.
Ook deze keer is een deel van de Venezolanen thuis gebleven. Want hoewel Hugo Chavez nog steeds een brede volkssteun krijgt, loopt een en ander grondig mank. Het klopt dat de Venezolaanse regering haar sociale programma’s grotendeels heeft kunnen behouden, ondanks de internationale economische crisis. Daardoor hebben miljoenen mensen nu een veel grotere bestaanszekerheid (onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, werk, ..) dan 10 jaar geleden. Chavez boekte ook vooruitgang in de opbouw van een eigen nationale economie. Maar daar tegenover staat veel kritiek over het gebrek aan vooruitgang in de strijd tegen de wijdverspreide corruptie en tegen de inefficiëntie van de overheid. Ook de onveiligheid in de steden blijft even hoog als in de jaren ’90.
De ‘Boli-burgerij’
Een deel van de politieke verantwoordelijken en hun vriendjes in de privésector gedragen zich als nieuwe elite met een rode petje. Ze verrijken zich binnen de revolutie en zelfs binnen de PSUV. Rechts binnen de PSUV heeft haar macht zien groeien na de afwijzing van de radicale grondwetshervorming van december 2007. Chavez heeft toen een dubbel beleid gevoerd. Enerzijds deed hij een aantal toegevingen aan de zware interne druk van de rechterzijde die minder radicale maatregelen en meer politieke macht wou. Hun invloed in de regering versterkte. Tegelijk versnelde Chavez echter het opzetten van een publieke en collectieve economische sector, waarbinnen enerzijds met socialistische arbeidsverhoudingen wordt geëxperimenteerd, maar anderzijds ook een gretige “boli-burgerij” actief is.
Waarschijnlijk zijn dergelijke fenomenen onvermijdelijk. De tegenbeweging is gelukkig volop aan het groeien. Ook binnen de ‘Bolivariaanse’ rangen zullen de tegenstellingen in de komende jaren blijven groeien. Tegenstellingen tussen zij die de veranderingen willen afremmen en vooral zelf profiteren, en zij die van Venezuela echt een socialistisch bastion willen maken.
(Uitpers nr. 124, 12de jg., oktober 2010)
– Voor actuele uitslagen en meer detailsover de resultaten van deze parlementsverkiezingen, zie www.cne.gov.ve (in het Spaans).
– Voor algemene achtergrondinformatie over deze verkiezingen en over de Bolivariaanse revolutie, zie www.venezuelanalysis.com (in het Engels)