Tien jaar na zijn aantreden heeft president Hugo Chávez van Venezuela zijn populariteit op overtuigende wijze bevestigd. Zondag 15 februari 2009 won hij met ruim 54 procent van de stemmen een referendum over een wijziging van de grondwet. Die houdt in dat gegadigden zich een onbeperkt aantal keren kandidaat kunnen stellen voor het presidentschap (tot dusver was dat maximaal tweemaal) en alle andere verkozen ambten.
Over de grondwetswijziging werd in heel wat media opvallend veel omhaal gemaakt. De kritiek klonk dat Chávez president-voor-het-leven wil zijn. Het is een kritiek die niet wordt gehoord als het over Frankrijk gaat, waar presidenten tot voor kort eveneens onbeperkt herkiesbaar waren, of over andere Europese landen waar koningen onverkozen staatshoofd-voor-het-leven zijn en regeringsleiders onbeperkt kandidaat kunnen zijn. In feite hebben weinig leiders zich zo vaak aan kiezers onderworpen als Chávez, en blijken weinigen tien jaar na hun aantreden nog zo populair.
Het referendum was Chávez’ tweede, ditmaal geslaagde, poging om de onbeperkte herkiesbaarheid van presidenten in te stellen. In december 2007 hadden de kiezers zich nipt tégen de invoering van onbeperkte herkiesbaarheid uitgesproken. Ditmaal haalde Chávez een duidelijke overwinning binnen, kennelijk omdat bij heel wat kiezers de angst doordrong voor wat het na Chávez zou kunnen worden: een terugkeer van het ancien régime van de traditionele oligarchie, met haar politiek van verarming en onderwerping aan Uncle Sam. Ook de verbrokkeling van de oppositie en haar onvermogen om een aanvaardbare figuur én een programma naar voor te schuiven speelden een rol.
Hoewel een grondwetswijziging in Venezuela normaal niet van aard is om wereldwijd de gemoederen te boeien, besteedden vele media opmerkelijk veel aandacht aan de gebeurtenis. En die aandacht was subtiel gekleurd. Wat in Frankrijk tot aan de grondwetshervorming van 23 juli 2008 het geval was, de onbeperkte herverkiesbaarheid van de president, werd in het geval van Venezuela afgeschilderd als een gevaar voor de democratie: Chávez zou president-voor-het-leven willen worden. Daarbij werd voorbijgegaan aan het feit dat de president wel telkens moet herkozen worden. Bovendien kunnen de Venezolanen, als de president de helft van zijn mandaat heeft volgemaakt, diens afzetting vragen (via referendum). Zo’n referendum was er in 2004, met als resultaat dat 59,06 procent de afzetting afwees.
Weinig leiders hebben zo vaak en zo overtuigend de test van verkiezingen doorstaan als Chávez. Vele media moesten erkennen dat hij democratische legitimiteit heeft, maar bleven hem niettemin autocraat of populist noemen – zo sterk is hun afkeer van een politicus die ze niet pro-Amerikaans of liberaal genoeg achten, en zo zwak is hun onpartijdigheid. Een voorbeeld te meer van het feit dat niet het vermeende anti-, maar wel het daadwerkelijke pro-amerikanisme bij vele mediamensen hét probleem is voor onbevooroordeelde berichtgeving.
Mediamanipulatie
Ook liepen sommige media in de val van de “polls” bij de stembureau’s: die zouden een lichte “neen” stem hebben aangegeven. Nu is al lang geweten dat de polls in Venezuela worden gemanipuleerd volgens een systeem dat onder meer is uitgewerkt door het National Endowment for Democracy (NED), een Amerikaanse instelling die gespecialiseerd is in het manipuleren van media en mensenrechtenorganisaties om regimes te discrediteren die Washington niet aanstaan. Het NED werd in de jaren 80 opgericht door toenmalig president Ronald Reagan, en doet wat de CIA decennia lang stiekem heeft gedaan, meldde de New York Times in maart 1997. Het systeem heeft tot doel om bij een ongewenst regime de stembusgang op voorhand te discrediteren. De publicatie van opiniepeilingen moet de nederlaag voorspellen van een geviseerd politicus, zodat een overwinning van de man makkelijk verdacht kan worden gemaakt als frauduleus, zeker als die zege maar nipt is. Die methode om de democratische geloofsbrieven van ongewenste leiders te ondermijnen is in Venezuela (en in andere landen) bij herhaling gebruikt.
Dat de populariteit van Chávez nogal wat mediamensen blijft verrassen, zegt vooral iets over hun politieke bijziendheid en vooringenomenheid. Dat bleek ook bij de lokale verkiezingen van 23 november vorig jaar. Die werden bijna overal als een ernstige nederlaag voor Chávez beschreven, zonder dat veel op details werd ingegaan. Maar na bijna tien jaar regeren behaalde Chávez’ Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) 17 van de 22 deelstaten waar de gouverneur werd gekozen. Ook veroverde zij 233 gemeentehuizen (80 procent van het totaal), waaronder de gemeentehuizen in 18 van de 24 deelstaatshoofdsteden. Wel won de oppositie in de rijkste staten en kreeg ze de burgemeesterssjerp van Groot-Caracas (een sjerp die ze vóór 2004 al had). Nationaal won het kamp van de chavistas 53,45 procent van de stemmen, tegen 41,65 procent voor de oppositie. Een resultaat dat bezwaarlijk als een ernstige nederlaag kon worden beschreven. Opmerkelijk was ook dat de opkomst 65,45 procent bedroeg, een uitzonderlijk hoog percentage dat toonde dat verkiezingen in Venezuela geen dooie bedoening zijn met partijen die amper van elkaar verschillen.
De subtiele vooringenomenheid tégen Chávez bleek ook uit een profiel dat de BBC in maart 2007 maakte van de Venezolaanse president. Daarin werd gemeld dat hij territoriale eisen stelde aan het buurland Guyana, zonder te vermelden dat het om aloude Venezolaanse aanspraken gaat die ook door Chávez’ voorgangers werden gehanteerd. Daardoor ontstond de indruk dat Chávez expansionistische bedoelingen heeft die zijn voorgangers niet hadden. De (gewilde of ongewilde) suggestie was dat Venezuela onder Chávez een gevaar zou betekenen voor zijn buren.
Prestaties
Tien jaar na zijn aantreden kan Chávez terugkijken op niet geringe resultaten. Meer dan drie miljoen hectaren grond zijn onder boeren verdeeld. Miljoenen volwassenen en kinderen leerden lezen en schrijven. Duizenden medische posten werden in de volkswijken opgericht. Tienduizenden mensen zonder voldoende middelen werden gratis geopereerd. De regering investeert naar eigen zeggen 4,2 procent van het bnp in gezondheidszorg met het doel “de Venezolanen gratis toegang tot gezondheidszorg te verlenen”. Het basisvoedsel is gesubsidieerd om het betaalbaar te houden, voor de armen veel goedkoper dan de marktprijzen. De wekelijkse werktijd is teruggebracht van 44 uur naar 36 uur. Het minimumloon is opgetrokken naar 204 euro per maand (het hoogste in Latijns-Amerika na Costa Rica).
Het land is op vreedzame wijze, en met respect voor de vrijheden (de leugencampagne over inperking van de persvrijheid ten spijt) op een nieuwe leest geschoeid, gelegitimeerd door een nieuwe grondwet. Belangrijke ondernemingen zijn onder overheidscontrole gebracht of genationaliseerd (zoals de openbare oliemaatschappij PDVSA die een grote bron van inkomsten vormt). De olievelden van de Orinoco zijn genationaliseerd. Het oliegeld wordt gebruikt om onafhankelijker te worden van de internationale financiële instellingen als het IMF, en om sociale programma’s te financieren. De armoede is, tussen 1999 en 2005, afgenomen van 42,8 procent naar 37,9 procent, meldt het door het Center for Economic and Policy Research in Washington uitgegeven werk “Poverty Rates in Venezuela: getting the numbers right”. De regering zegt dat de extreme armoede sinds 1999 verminderde van 42 procent naar 9,5 procent.
De successen nemen niet weg dat Venezuela voor ernstige problemen staat. De economie hangt voor meer dan 90 procent van de export en meer dan de helft van het inkomen af van de olie. Maar de prijs van die olie is fel gedaald, van 140 dollar voor een vat in juli, naar ongeveer 40 dollar nu. Dat kan de financiering van Chávez’ grote projecten in last brengen. Het prestige van de president kan ook uitgehold worden door de tot 30 procent opgelopen inflatie en de voortwoekerende corruptie, een kwaal die ook onder het ancien regime van de oligarchie welig tierde. Van de aanpak van die problemen zal onder meer afhangen of Chávez inderdaad herkozen wordt als hij zich bij de verkiezingen in december 2012 kandidaat stelt. Dat hij kandidaat zal zijn, heeft hij al aangekondigd onmiddellijk na het bekend worden van de uitslag van het referendum van 15 februari. Hij hoopt dan te winnen “om het land te leiden tussen 2013 en 2019”.
(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)