Zondag 17 juli kondigde de Venezolaanse president Hugo Chavez in zijn wekelijkse tv-programma ‘Alo Presidente’ aan dat ongeveer 136 gesloten fabrieken worden onderzocht met de bedoeling ze te onteigenen. “Dit is zoals bij braakliggend land. We kunnen geen braakliggend land dulden en dus ook geen braakliggende fabrieken.”
Het programma werd uitgezonden vanuit Cumana, waar Chavez ook deelnam aan de inhuldiging van een cacaoverwerkende fabriek. Die was negen jaar lang gesloten en is nu opgekocht door de arbeiders georganiseerd in een coöperatieve. De arbeiders kregen hiervoor een goedkope lening van de overheid. Chavez legde uit dat dit type van coöperatief werken “zorgt voor collectief welzijn via gezamenlijke arbeid, waarbij de grenzen worden overschreden van het kapitalisme, dat individualisme promoot.”
“We hebben ongeveer 700 gesloten fabrieken geïdentificeerd. Dit kunnen we niet toestaan.”, zei hij terwijl hij een lijst voorlas van fabrieken waarvan de onteigening reeds begonnen is. Er zijn nog 136 fabrieken die onderzocht worden en dan zijn er nog een heleboel fabrieken die gedeeltelijk lam liggen. In totaal worden 1149 fabrieken onderzocht. Chavez vermeldde ook het geval van een visverwerkende fabriek in de haven Guanta, die klaar is om weer te produceren. “Als de werkgevers de fabriek niet willen openen, zullen we ze moeten onteigenen en de fabriek zelf moeten openen.” De president ging over de lijst en vermeldde een reeks fabrieken die gesloten zijn, maar die over alle machines en middelen beschikken om weer te produceren waaronder een textielfabriek, een houtmolen, een meubelfabriek, een hotel, een schoenenfabriek en een staalfabriek. Chavez gebruikte een Venezolaans populair gezegde: “Hij die een winkel heeft moet hem open houden of verkopen. Als hij geen van beide doet, zullen we hem onteigenen.” Hij had het duidelijk niet over kleine winkels, de meeste bedrijven die in de lijst vermeld worden stellen tussen de 100 en 500 arbeiders te werk.
Hij voegde er aan toe dat de staat bereid is alle eigenaars die hun fabriek willen open houden te helpen. Ze kunnen een goedkope lening krijgen op voorwaarde dat “de eigenaars de arbeiders laten participeren in het management, het bestuur en de winsten van het bedrijf.” Maria Christina Iglesias, de minister van Arbeid, kwam ook tussen in het programma met een oproep “Het is aan de vakbonden, de arbeiders en voormalige arbeiders om de fabrieken te heropenen. Enkel met de kracht van de arbeiders kunnen we de interne vijand, de afhankelijkheid, verslaan. Het is die vijand die zorgt dat we onze doelstellingen niet halen in de strijd tegen de armoede.”
Socialisme
“Dit is revolutie. Dit is socialisme.”, voegde de president toe en hij zei ook: “Revolutionaire democratie is de overgang, de brug, het pad dat ons naar het socialisme van de 21ste eeuw leidt. Dit socialisme is Bolivariaans, Venezolaans en Latijns-Amerikaans.” Hij vroeg de bevolking om “het spook te verlaten waarmee het socialisme geassocieerd is geraakt.” Op donderdag 13 juli maakte de president de resultaten van een opiniepeiling bekend waaruit blijkt dat de meerderheid van de Venezolanen het socialisme verkiest. Het onderzoek werd door een privaat bedrijf uitgevoerd eind mei – begin juni. De resultaten: 47,9 procent van de Venezolanen verkiest een socialistische regering, terwijl slechts 25,7 procent het kapitalisme steunt. Chavez legde uit dat nog ongeveer 25 procent van de mensen onbeslist is en dat het ideologische offensief versterkt moet worden. Sinds Chavez verklaarde dat de weg voorwaarts voor de Venezolaanse revolutie het socialisme is, werd dit het hoofdonderwerp van debatten binnen de revolutionaire Bolivariaanse beweging en binnen de samenleving in het algemeen. Zelfs de voorzitter van de bedrijfsfederatie FEDECAMARAS voelde zich enkele maanden geleden gedwongen te zeggen dat het niet echt een zaak was van kiezen tussen socialisme en kapitalisme, maar eerder van “het beste uit beide systemen combineren”.
De gepensioneerde divisie-generaal Muller Roias hield een toespraak voor het parlement in een speciale zitting op 5 juli, Onafhankelijkheidsdag. Hij riep op tot het creëren van een nieuwe Patriottische Samenleving (de organisatie die bijna 200 jaar geleden de strijd voor onafhankelijkheid aanvuurde). Hij stelde dat het dit keer een “Patriottische Samenleving voor het Socialisme” moest worden. In een toespraak voor legerofficieren moedigde Chavez aan om het debat over socialisme tot ‘in de barakken’ te brengen en om de oude vooroordelen die ze in het verleden over het socialisme geleerd hadden, te verlaten.
In de arbeidersbeweging worden deze ideeën enthousiast onthaald. De hoofddiscussie daar gaat nu over de exacte betekenis van socialisme. Hoe moet ‘co-management’ ingevoerd worden? Wat is de rol van de arbeiders in het revolutionaire proces en in de economie? Het is duidelijk dat er nog steeds vele interpretaties zijn van het socialisme. Voor de meer gematigde secties binnen de Bolivariaanse beweging wil socialisme simpelweg sociaal-democratie zeggen, of zoals zij het benoemen ‘Zapatero’s socialisme’, verwijzend naar de Spaanse premier. Voor de arbeiders en de armen betekent socialisme echter duidelijk een radicale breuk met het kapitalisme. Chavez legde zelf uit dat “de problemen van ellende, armoede en ongelijkheid waarmee de Venezolanen geconfronteerd worden, niet binnen de limieten van het kapitalisme opgelost kunnen worden.”
In het gigantische aluminiumstaatsbedrijf ALCASA, waar de meest gevorderde ervaring van ‘co-managment’ plaatsvindt, is het duidelijk dat het ‘co-management’ van de arbeiders meer exact betekent: arbeiderscontrole en arbeidersmanagement. In feite heeft een poster die door ALCASA geprint werd als hoofdslogan ‘arbeiderscontrole’ (zie via deze link). Dit werd duidelijk gemaakt door Edgar Caldera, een vakbondsleider van de arbeiders van ALCASA, in een artikel op 29 mei. “De arbeiders moeten duidelijk verstaan dat ons co-management geen wapen mag worden om de uitbuitende kapitalistische productiewijze te verdiepen. We mogen het trieste verhaal van Europa niet herhalen; daar werd het systeem van co-management gebruikt om af te geraken van arbeidsrechten en verkregen condities.” (lees Alcasa: Cogestión, Control Obrero y Producción)
In ALCASA verkiezen de arbeiders zelf de managers. Deze managers behouden hetzelfde loon als voordat ze verkozen werden en ze kunnen steeds herroepen worden. In hetzelfde artikel geeft Edgar Caldera een voorbeeld van hoe arbeiderscontrole bovendien voor een efficiëntere productie zorgt en hoe het komaf maakt met bureaucratie, slecht management en corruptie. Hij legt uit hoe in de Reductie Lijn III een bedrijf van buitenaf verantwoordelijk was voor onderhoud en herstellingen. In werkelijkheid was dit een bron van corruptie. In de praktijk lag zeven jaar lang 10 procent van de reductiecellen in de lijn stil. In een massabijeenkomst besloten de arbeiders om dit contract ongedaan te maken en het nodige aantal arbeiders aan te werven om de job over te nemen binnen de eigen fabriek. De reparaties werden onmiddellijk uitgevoerd en de productielijn draait nu op volle capaciteit.
Deze ervaring heeft het politieke niveau van de betrokken arbeiders op een veel hoger niveau gebracht. Van 16 tot 18 juni was er een nationale bijeenkomst van arbeiders die ervaring hadden opgedaan met arbeiderscontrole. De bijeenkomst kwam tot erg scherpe conclusies, die in de juiste richting gaan. De arbeiders verstaan duidelijk dat wat ze in Venezuela als ‘co-management’ kennen, in feite een stap is in de opbouw van een socialistische maatschappij. Een van de overeengekomen punten maakt dit meteen duidelijk: “Om toe te voegen aan de voorstellen voor een revolutionair co-management: de bedrijven moeten staatsbezit zijn, de aandelen mogen niet onder de arbeiders verdeeld worden. Alle winst moet gebruikt worden om aan de noden van de samenleving tegemoet te komen, dit geregeld via de raden van socialistische planning. Deze raden van socialistische planning moeten gezien worden als organen die de beslissingen uitvoeren van het volk georganiseerd in raden.”
Tegenstellingen
Dit hele proces van politieke discussie en actie onder de arbeiders en armen verloopt niet zonder tegenstellingen. Neem bijvoorbeeld de oude papiermolen Venepal, nu INVEPAL, het eerste bedrijf dat onteigend werd door de Bolivariaanse regering. De vakbondsleiders hebben hier stappen ondernomen om de vakbond te ontbinden en ze hopen met de arbeiders het staatsaandeel in het bedrijf te kopen, zodat ze de enige eigenaars van het bedrijf worden en alle winst kunnen houden. Andere vakbondsleiders waarschuwen hen voor het nemen van deze stap. Ze wijzen erop dat dit het behoud van het kapitalisme betekent. Zo zouden ze in de toekomst misschien recht tegenover andere arbeidersgroepen komen te staan.
Ook in INVEVAL (voormalige CNV), dat op 1 mei door de regering onteigend werd, rezen moeilijkheden op. De moeilijkheden worden niet door de arbeiders zelf veroorzaakt, maar eerder door de staatsbureaucratie. Tijdens het ondertekenen van de onteigeningsovereenkomst stelde Chavez duidelijk dat de arbeiders een meerderheid moesten hebben aan vertegenwoordigers in het directiebestuur. Hij zei ook dat het hoogste beslissingsorgaan de ‘Algemene Arbeidersraad’ moet zijn. Toen de vertegenwoordigers van het ministerie voor Volkseconomie echter de voorgestelde statuten van het bedrijf voor de arbeiders voorlazen op 27 juni, werd de deelname van de arbeiders niet vermeld. Een massabijeenkomst van de arbeiders verwierp het voorstel en begon aan een reeks mobilisaties om arbeiderscontrole af te dwingen. Ze werken nu samen met arbeiders uit andere bedrijven die ervaring hebben met arbeiderscontrole. Zo willen ze hun strijd over de fabrieksgrenzen van INVEVAL heen brengen.
Tenslotte, in het overheidsbedrijf CADAFE dat elektriciteit genereert en verspreidt, zijn er al van in het begin van de invoering van ‘co-management’ spanningen met de managers (de arbeiders gingen over tot arbeiderscontrole om sabotage te voorkomen tijdens de lockout van de bazen in december 2002). Eerst wilden de managers de arbeiderscontrole beperken door de arbeiders te laten beslissen over allerlei bijkomstige zaken. Ze werden bijvoorbeeld betrokken bij een discussie over de kerstversieringen in een afdeling van het bedrijf in Valencia! De arbeiders en hun vakbonden hebben moeten vechten voor elk beetje arbeiderscontrole waarover ze nu beschikken. Vandaag komen de managers echter met een ander argument: “Er kan geen arbeiderscontrole zijn in strategische industrieën.” Dit argument gaat in tegen de realiteit. Het was net tijdens de lockout van de bazen dat de oliearbeiders de productie in de oliemaatschappij PDVSA herstelden. Op datzelfde moment vochten de aluminium- en staalarbeiders van de grote fabrieken in Guayana zich fysiek een weg naar de gasinstallaties om de gastoevoer naar hun fabrieken weer op gang te brengen. In diezelfde tijd hielden de Caracas metrowerkers de metro zelf open en de elektriciteitsarbeiders van CADAFE verzorgden de toevoer van elektriciteit en hielden de sabotage van de industrie tegen.
De Venezolaanse arbeidersbeweging ondergaat een hevige transformatie en ze wordt zich bewust van haar eigen kracht. Hierin ligt de hoop voor de Bolivariaanse revolutie. Eén ding waar ze heel duidelijk over zijn is dat wat Chavez in zijn programma ‘Alo Presidente’ ook al zei: een revolutie is een proces waarin nieuwe ideeën en modellen geboren worden, terwijl oude ideeën sterven en “in de Bolivariaanse revolutie zal het kapitalisme geëlimineerd worden”!
(Uitpers, nr. 67, 7de jg., september 2005)
Bron : www.vonk.org / info@vonk.org