De voorbije regionale verkiezingen in Catalonië kregen ook buiten Spanje ongebruikelijk veel aandacht. Nu de resultaten voorliggen kan de analyse verder reiken dan triomf of teleurstelling voor de Catalaanse ‘independentistas’.
De voorbije regionale verkiezingen in Catalonië kregen ook buiten Spanje ongebruikelijk veel aandacht. In Vlaanderen pakten zowel belagers als verdedigers van het Belgische model uit met opiniestukken pro en contra de Catalaanse ‘independentistas’. Dat de situatie in Vlaanderen zowel kwantitatief als kwalitatief afgrondelijk verschilt van die in Catalonië werd daarbij doorgaans uit het oog verloren.
Nu de definitieve resultaten voorliggen valt vooral op dat ze in en buiten Spanje stof leveren voor volstrekt tegengestelde interpretaties. ‘Verkiezingen gewonnen, plebisciet verloren’ kopte de Spaanse krant El Pais daags na de stembusgang, met nauw verholen leedvermaak. Hoezo plebisciet ? Het ging toch om verkiezingen voor het regionale parlement ? Nu ja, dat is maar hoe je het bekijkt. Reeds tijdens de campagne – die overigens behoorlijk smerig verliep – werd flink gebakkeleid over de draagwijdte van de verkiezingen.
Referendum
Aangezien een echt referendum over onafhankelijkheid voor Catalonië door de Spaanse overheid illegaal was verklaard, had regionaal minister-president Mas dan maar vervroegde regionale verkiezingen uitgeschreven, en die uitdrukkelijk een ‘plebiscitair’ karakter meegegeven. Indien de partijen die zich ondubbelzinnig uitspraken voor onafhankelijkheid een meerderheid zouden verwerven in het regionaal parlement zou de nieuwe regionale regering een stappenplan in werking zetten om onafhankelijkheid af te dwingen. Een verkapt referendum dus? Eigenlijk niet, stelden de independentistas. In feite wel, vonden de Spaansgezinden. Zo hielden beiden een slag om de arm en konden ze de resultaten naar believen interpreteren: volstaat een meerderheid in het parlement, of kan je pas de overwinning opeisen indien je een meerderheid van de geldige stemmen in de wacht hebt gesleept?
Voorstanders van de onafhankelijkheid stelden dat de Spaanse regering nu maar de gevolgen moest aanvaarden van haar eigen ‘onverzettelijkheid’. Een volksraadpleging dwingt tot een gepolariseerde keuze: het is ja of neen (of blanco). Dan is de verhouding tussen pro en contra duidelijk, en heb je pas gewonnen als je tenminste de helft-plus-één van de uitgebrachte stemmen behaalt. Bij verkiezingen krijgt men daarentegen de keuze tussen een waaier van partijen, en … worden de grootste partijen ietwat bevoordeligd (ook in Spanje wordt het D’Hondt-systeem gehanteerd voor het toekennen van zetels). Wanneer het nieuw verkozen regionale parlement vervolgens aan een nieuwe regering het vertrouwen moet schenken – want daar gààt het toch over – telt dus een meerderheid van zetels, zelfs als die steunt op minder dan de helft van de geldige stemmen. Verkiezingen zijn verkiezingen, een referendum is een referendum. Als ‘Spanje’ geen referendum toelaat, moet het de uitslag van de verkiezingen aanvaarden, aldus Mas. Ondertussen is die uitslag bekend, en beweren zowel voor- als tegenstanders van de onafhankelijkheid dat zij een meerderheid achter zich hebben.
Cijfers
Allereerst een verrassend – én verheugend – basisgegeven: nooit eerder in de geschiedenis van het post-franquistische Spanje kwamen in Catalonië zoveel kiezers opdagen voor regionale verkiezingen (ruim 77%). Dat betekent – los van hun voorkeur – dat de kiezers zich bewust waren van wat hier op het spel stond; dat mag men niet uit het oog verliezen bij het analyseren van de resultaten.
De resultaten dan. Junts pel Si (het verkiezingsbondgenootschap van Convergencia Democratica, Esquerra Republicana, en autonomistische burgerbewegingen) behaalde (met 39,54 % van de stemmen) 62 zetels van de 135. De Ciutadans (ongeveer de burgerlijke tegenhanger van Podemos) kregen 17,93 procent, en daarmee 25 zetels. De PSC (Catalaanse sociaal-democraten) deden het minder slecht dan verwacht met 12,74 % en 16 zetels; terwijl de (in Madrid regerende) conservatieve Partido Popular met 8,5 % en 11 zetels een dramatische achteruitgang beleefde. De CUP (Candidatura d’Unitat Popular; een uitgesproken linkse én uitgesproken autonomistische coalitie van diverse kleinere partijen) sleepte met 8,2 % tien zetels in de wacht.
Tenslotte was er Catalunya Si es que Pot, het bondgenootschap-met-de-lange-naam: een gelegenheidssamenwerking van de Catalaanse Podemos-aanhangers (die eerder dit jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen onder meer in Barcelona de burgemeestersjerp veroverden) met een ouder kartel van partijen, links van de PSC en CUP. ‘Cat-Pot’ was in het linkse spectrum de partij bij uitstek die de gepolariseerde keuze tussen wel of niet onafhankelijkheid als ‘vals probleem’ bestempelde en veel meer de nadruk legde op de reële sociale problemen. Ze kreeg daarvoor 8,94 % van de kiezers achter zich, en 11 zetels; alleen was dat twee minder dan wat de ‘oude’ linksen bij vorige regionale verkiezingen op eigen houtje behaalden.
O ja, UDC, de Spaansgezinde vleugel van Convergencia i Unió (de centrum-coalitie die tientallen jaren de dienst uitmaakte in Catalonië) had zich – precies vanwege de militant Catalaanse keuze van Mas – maanden geleden afgescheurd van de CiU, maar werd voor die vaderlandslievende houding niet beloond. Ze haalde niet eens de 3% die vereist zijn om in aanmerking te komen voor de zetelverdeling.
Samen behalen Junts pel Si en CUP dus 72 zetels, vier meer dan strikt noodzakelijk voor een volstrekte meerderheid in het parlement. Maar in stemmen uitgedrukt kregen ze ‘slechts’ 1.957.348 kiezers achter zich; de andere in het parlement vertegenwoordigde partijen klokten samen af op 1.972.057 stemmen.
Iedereen gewonnen?
Met andere woorden: in het regionale parlement hebben de independentistische partijen onmiskenbaar de overwinning behaald. Maar even onmiskenbaar hebben ze niet de helft-plus-een van de stemmen achter zich, die ze nodig zouden hebben in een referendum. Grote opluchting dus bij de tegenstanders van afscheiding: zie je wel, daar bestaat geen meerderheid voor. Van een krant als El Pais (ooit burgerlijk-progressief, nog steeds kwaliteitskrant, en altijd al rabiaat tegen regionale autonomiebewegingen) verbaast dat niet. Verrassend is veeleer dat de uitgesproken linkse en autonomistische CUP precies dezelfde analyse maakte, en meteen liet weten dat nu van een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring geen sprake kan zijn.
Maar of hiermee, zoals enkele door wensdenken geïnspireerde opiniemakers schrijven, het onafhankelijkheidsstreven nu eens en voorgoed van tafel kan worden geveegd, is maar de vraag. Want jawel: een referendum is één ding, verkiezingen een ander. Niemand kan in ernst de stemmenverdeling uit deze verkiezingen zomaar projecteren in een uitspraak pro en contra onafhankelijkheid. Met name in ‘Cat-Pot’, de gelegenheidscoalitie rond ‘podemos’, zitten ook aardig wat voorstanders van onafhankelijkheid. Alleen gold voor hen een andere prioriteit: het verjagen van Mas uit de Catalaanse en Rajoy uit de Spaanse regeringszetels.
Zo krijgt de uitslag ook een bredere dan louter ‘communautaire’ dimensie. CUP heeft al laten weten dat de partij – onmisbaar voor een independentistische meerderheid – niet wil weten van Mas als minister-president. En in conservatieve Spaansgezinde kringen klinkt steeds luider de vraag of de onverzettelijke Rajoy nu niet beter zou opstappen.
Spanje
Zo duikt de omvattende Spaanse dimensie op in de analyse van de Catalaanse verkiezingen. Uiterlijk in december moeten hoe dan ook verkiezingen plaatsvinden voor het nationale Spaanse parlement. Misschien worden die dan beter ook vervroegd, zo heet het, aangezien een aangeslagen Rajoy tot dan in feite een regering van lopende zaken leidt. Niemand minder dan de grote baas van El Pais ziet zoiets als “een volstrekt nutteloos interregnum” dat “totaal onverantwoord” zou zijn. Ook R
ajoy’s voorganger Aznar liet al een duidelijke waarschuwing horen.
Vooral is echter duidelijk dat deze verkiezingen in het hele traditionele spectrum een aantal betekenisvolle verschuivingen hebben teweeggebracht.
Het wordt vooral uitkijken naar de beide nieuwkomers die sinds enkele jaren in geheel Spanje in opmars zijn. Podemos hoeft niet nader te worden voorgesteld. In de specifieke ‘pseudo-plebiscitaire’ Catalaanse campagne zat de partij erg gewrongen, en daar heeft ze ook de tol voor betaald. Geen wonder dat men op nationaal niveau voorzichtig omspringt met de Catalaanse situatie, en vooral mikt op een forse heropleving wanneer de komende nationale verkiezingen wél over sociaal-economische thema’s zullen handelen. Merkwaardig is wel dat Podemos op nationaal niveau een ernstige bedreiging is voor de sociaal-democratische PSOE, terwijl op Catalaans niveau de sociaaldemocraten zich door een uitgesproken pro-Spaanse opstelling behoorlijk wisten te handhaven tegenover een nochtans even Spaansgezind Podemos.
Ciudadanos is een ander paar mouwen. Het opduiken van die partij en haar recente successen voorspellen – met de Catalaanse uitslag voor ogen – weinig goeds voor de conservatieve Partido Popular. Met haar goed-ogende jonge leider heeft de partij zich succesrijk weten op te werpen als nieuwe en beloftevolle centrumpartij, als ‘aflossing van de wacht’ tegenover de conservatieve Partido Popular, die nog altijd – en niet zonder reden – wordt beschouwd als ‘erfgenaam van het Franco-regime’.
Ironisch is het wel: zowel Ciudadanos als Podemos gaan er prat op dat hun succes het einde betekent van het Spaanse ’tweepartijenstelsel’, maar veel wijst er op dat ze goed op weg zijn om gewoon in de plaats te treden van de oude glories PSOE en PP. Met dit verschil dat ze uitgerekend tegenover regionale autonomiebewegingen een omgekeerde houding aannemen tegenover elkaar én tegenover de oude ‘groten’. Beide nieuwkomers zijn uitgesproken pro-Spaans, maar Podemos is daarin stroever dan de PSOE, Ciudadanos lijkt pragmatischer dan de PP. Snuggere conservatieven weten immers dat “alles moet veranderen opdat alles hetzelfde zou blijven”.