De scheppende kracht van een voetbalwonderkind
Het is de zomer van 2024. Voetbalminnend Europa zit voor de buis. Een piepjonge debutant maakt zijn intrede op de groene rechthoek om Spanje naar de finale te loodsen. Een assist van Frankrijks chouchou Kylian Mbappé brengt Les Bleus na negen minuten op voorsprong. Twaalf minuten later doet de debutant de Franse euforie verdampen. Zijn goal is een parel, kunst zeggen sommigen. Op zijn shirt schittert de naam Yamine Lamal, een jongen van net geen zeventien uit de banlieus van de voormalige industriestad Mataró die op zijn tiende gespot werd door voetbalclub FC Barcelona. Na het kampioenschap wordt Yamine een vaste waarde in de kernploeg van Los Blaugranas en zien we hem bij ieder doelpunt een opvallend gebaar maken. Drie opgestoken vingers en een wijsvinger en duim in de vorm van een nul aan de linkerhand. En aan de rechterhand vier opgestoken vingers. Het geheel vormt een code: 304. Het zijn de laatste cijfers van het postnummer van de wijk Rocafonda in Mataró. Yamine, een Catalaanse jongen met een moeder uit Equatoriaal-Guinea en Marokkaanse vader, ontdekte er tussen de vele andere migrantenkinderen het leven en de voetbal. Het 304-gebaar is een hommage aan zijn origine. En dat zijn de buurt en zijn familie. Daarom is het voetbalwonder in Rocafonda niet alleen een wereldster, maar ook een symbool van hoop. De Catalaanse publieke omroep TV3 projecteerde die hoop in een mooie documentaire: Revolució 304. Maar ik ging voor dit artikel, in fijne compagnie van twee extra observerende ogen, ook zelf in de beduchte buurt speuren naar de impact van Yamine’s magische voettoets.
Wanneer we de wijk Rocafonda benaderen, krijgen we een ‘vreemde’ verwittiging
Africa 70%. De graffiti is onze eerste ontmoeting met Rocafonda, een stedelijke volkswijk zoals Spanje er vele heeft. De onsmakelijke krabbel lijkt een afbakening én een verwittiging: over de muur ligt een andere wereld. Een migrantenwereld. Migratie behoort tot het DNA van Rocafonda. De wijk is zo ontstaan. Met het zweet van Andalusische arbeidersmigranten die in de vroege jaren ´60 hun geluk in Catalonië zochten. Ze werden aangetrokken door de belofte op een beter leven. In het geïndustrialiseerde Catalonië was er werk en hoop. Ze werkten als fabrieksarbeiders, chauffeurs, conciërges, kleine zelfstandigen, poetssters, naaisters, klussers, huishoudelijke hulpjes… jobs die de meer begoede Catalaanse klassen niet wilden uitvoeren. En ze namen hun intrek in de talrijke goedkoop gebouwde betonnen blokken die bouwpromotoren toen rondom de oude steden neerpootten. Die waren lelijk, armtierig en ongezellig, maar transformeerden zich desalniettemin in warme sociale landschappen en in een nieuwe stedelijke identiteit, de hechting met de barrio (volkswijk). Ze waren als dorpen in een stadspak en boden knusheid, emotionele veiligheid en samenhorigheidsgevoel. Makkelijk was het leven er niet, maar de cafés, pleinen, winkeltjes, wasserettes en hobbyclubs zorgden voor publieke verbinding. Langzaam maar zeker gingen de migranten er zich thuis voelen en een eigen Catalaanse identiteit ontwikkelen. Francisco Candel, een migrant die het tot schrijver schopte, noemde ze els altres catalans, de ándere Catalanen. In zijn wondermooie gelijknamige boek vertelt hij met veel humor over hun hechtingsdrang en trotsgevoel, maar ook over de obstakels om echt te integreren in een Catalaanse maatschappij die hen bestempelde als xarnegos (vuile honden). Echter, in de eigen barrio, zoals Rocafonda er één was, konden ze gewoon zichzelf zijn: een collectief aan individuen die elkaar steunden en begrepen en vaak samen lak hadden aan hun misprijzende broodheren.
Fem barri (laten we een buurt bouwen)
Halfweg de jaren ´90 werden de van oorsprong Zuid-Spaanse migrantenwijken uitgedaagd door nieuwkomers uit Spanjes vroegere Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse kolonies. Ook zij werden aangetrokken door de belofte op een beter leven. Spanje zette toen voor de eerste keer de deur op een kier naar een arbeidsgeneratie van vreemde origine. Het deed dat echter niet met zorg. Veel migranten werkten met precaire contracten of in het zwart, de mannen in de bouw, de vrouwen in de informele poets- en bejaardenzorg. Ze vestigden zich in de Andalusisch getinte migrantenwijken van weleer, die eensklaps en onvoorbereid diverser en gekleurder werden. Niet alle locals onthaalden de transformatie enthousiast. Over de nieuwelingen werd afwijzend gesproken als moros en sudacas. Naarmate de instroom toenam, groeide ook de bezorgdheid over de identiteit van de barrio. Die leek uiteen te vallen in verschillende gemeenschappen, elk met hun afgezonderde ontmoetingsplekken, winkels, religieuze tempels en socioculturele gedragscodes. Gevoelens van nostalgie naar de ‘goede oude tijden’ en naar de vertrouwde homogene wijk vertaalden zich in – een irrationele – vrees overmand te worden. De politiek ging daar niet op in en begreep evenmin dat de Spanjaarden als volk geen enkele ervaring hadden met de aanwezigheid van niet westerse nieuwkomers. Er was ook nooit echt sprake geweest van enige empathie met Spanjes achtergestelde sociaaleconomische randsteden, precies de plekken waar de humane werkelijkheid zich het kwetsbaarst blootstelde aan de gevolgen van ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Spanje miste nog een andere boot in het afwezige immigratiebeleid. Het had beroep kunnen doen op de ervaring van de landen over de Pyreneeën, waar niet-westerse immigratie al decennialang een uitdaging was. En het had vooral veel kunnen leren uit de beleids- en integratiefouten die er met blijvende impact werden gemaakt. Maar men koos voor de eigen weg, die er eigenlijk geen was, of toch geen andere dan een onverschillige laissez faire laissez passer houding. Er telde maar één ding: Spanje economisch laten floreren.
Rond de eeuwwisseling beleefde de Spaanse economie de meest euforische groeifase uit haar geschiedenis. Maar die zorgde voor een enorm tekort aan arbeidskrachten. Iedereen bouwde, iedereen consumeerde, iedereen wilde een hap van de koek. Om het duizelingwekkende groeiritme vol te houden, had het land nood aan meer jong vers bloed en sterke armen. Het stelde de deuren nu wagenwijd open. Vijf miljoen nieuwelingen uit de hele wereld stroomden in nauwelijks tien jaar tijd Spanje binnen. Ze werkten in de bouw, in de fruit -en groententeelt, in de horeca, in de ouderenzorg en vulden overal de plaatsen in die de doorsnee middenklasse Spanjaard niet langer zelf wilde invullen. Ook dit bont allegaartje aan nieuwelingen zocht een onderkomen in de woonblokken aan de stadranden. Door overbevolking versmacht werden het sociale hogedrukketels. Wie het zich enigszins kon permitteren, liep er van weg. Vele oorspronkelijke Andalusische migranten keerden terug naar hun dorpen in Zuid-Spanje. Ze hoopten er in hun geboorteregio na jarenlange zware arbeid te genieten van hun pensioenjaren, maar hun massieve verhuis back home was ook een stadsvlucht uit de wijken die ze al een tijd niet meer als de hunne ervoeren. De overblijvers, meestal arm en van vreemde origine, hadden die optie niet. Het was te midden die dynamische smeltkroes dat wonderkind Yamine op 13 juli 2007 werd geboren. Een jaar later crashte de economie. De euforie van 2000 veranderde in 2008 in geen tel in een sociaal bloedbad. Yamine’s toekomst beloofde niet veel meer dan werkloosheid, kinderarmoede, delinquentie en onzichtbaarheid. Want dat was wat “Africa 70%” of de wijk Rocafonda werkelijk was, een raciale en sociale dumping plek. En toch was het ook een plek waar de bevolking op eigen kracht enorme inspanningen en opofferingen leverde om hun jongste inwoners perspectief te bieden. Het resultaat van die vitale veerkracht konden we tijdens onze wandeling doorheen de buurt voelen. Met Yamine als inspiratiebron. Dat lazen we heel manifest in de graffitiboodschap op de tribune van het lokale voetbalpleintje: in de wijk Rocafonda willen we meer Yamine Lamals en minder uithuiszettingen.
De magische voettoets
We beëindigden onze zoektocht naar Yamines voetdruk in Bar Parada, een klein typisch Spaans cafeetje recht tegenover het speelveld van CF Rocafonda. Binnen voerde de Chinese waardin een geanimeerd gesprek met een wat oudere Andalusische klant. De televisie vulde de rest van de ruimte. Buiten dronken twee Marokkaanse mannen koffie, elk op een alleenstaande stoel links en rechts van de inkom. Op het kleine terras genoten enkele Catalaanse vriendinnen van een verfrissend biertje. Ik bestelde onze drankjes en hapjes aan de toog. Mijn oog viel op een reeks loterijbiljetten die nonchalant naast de koffiemachine hingen. Het is een klassiek beeld in Spanje. Dan toch in dit soort volkse kroegen, wier sociale belang onmogelijk te overschatten is. De Chinese gemeenschap nam er vele van over. Ze behielden de dagmenu’s, de drankkaart, het interieur en de sfeer. Zonder hen was de typische Spaanse bar vandaag op vele plekken met uitsterven bedreigd. ‘Verkoop je de loterijbiljetten goed?’, vroeg ik aan de waardin. ‘Ik zou dat denken omdat deze plaats omwille van Yamine Lamal wellicht volk trekt. Hier een lot kopen brengt misschien wel geluk?’ verklaarde ik me nader. ‘Wat zou het! Hier komt niemand kijken,’ antwoordde ze laconiek.’ Diego de Andalusiër mengde zich in het gesprek. ‘Yamine is hier al veel te lang weg. En zijn vader, die hier nog maar pas is vertrokken, is un impresentable, een ruziestokertje.’ ‘En de voetbalclub? Komt Yamine hier nog wel eens langs?’ drong ik aan. ‘Dat is gebeurd’, antwoordde Diego. ‘Een keer of twee.’ De waardin bleef aan haar loterijbiljetten denken. ‘Ik denk dat ik ze weg ga doen. Ze verkopen voor geen meter,’ besloot ze. Buiten, vlakbij het terras, nestelde zich een groepje kleinere en jongvolwassen jongens op een vensterbank. Het piepkuiken onder hen pronkte met zijn veel te grote shirt van CF Rocafonda. De zorg die ze voor elkaar toonden, was innemend en geruststellend. Tijdens onze wandeling naar het treinstation ontmoetten we nog twee jonge rakkertjes met elk een bal in hun hand. Beretrots poseerden ze voor de graffiti 304. Of Yamine’s revolutie werkelijk bestaat, viel moeilijk op te maken uit onze korte excursie. Wat we wel te weten kwamen, is dat het beduchte Rocafonda geen gevaarlijke of grimmige buurt is, maar een plek waar mensen uit de wijde wereld elkaar kruisen en ontmoeten in een volkskroeg, op een voetbalveld of rondom een pleintje. En dat ze er samen zo goed en zo kwaad als mogelijk een leefbare gemeenschap proberen uit te bouwen. Telkens Yamine zijn magische voettoets bovenhaalt en scoort, worden ze aan die missie herinnerd en krijgt de hoop er een nieuwe boost.
Sarah De Vlam
Referenties:
Revolució 304, Sense Ficció, TV3, 18/3/2025.
Rocafonda, el barrio del 304 que hace Yamine Lamal, es ahora orgullo y reivindicación de los jóvenes, El País, 11/7/2024.