Het zit er alweer flink tegen in Spanje: het Catalaanse parlement heeft met een zeer ruime meerderheid de hervorming van het autonomiestatuut goedgekeurd, en daar is niet iedereen tevreden mee.
Het nieuwe Estatut, dat de bevoegdheden van de autonome regio regelt, wordt nu besproken in het centrale parlement en dat lijkt een zaak van lange adem te gaan worden. De belangen zijn immers groot en de gevolgen voor Spanje moeilijk te voorspellen.
Het initiatief voor de omstreden herziening van het Estatut kwam er van de drie grootste Catalaanse partijen, het links-republikeinse Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), de Partit dels Socialistes de Catalunya (PSC) en de grootste oppositiepartij, het gematigd nationalistische Convergència i Unión (CiU). Een opmerkelijk trio, want voor het ERC van de omstreden partijleider Josep Carod-Rovira lijkt de hervorming a priori te weinig ambitieus, de socialisten steunen het initiatief terwijl de partijgenoten in Baskenland gelijkaardige pogingen boycotten en het CiU ten slotte heeft in de bijna 30 jaar dat het in de regionale regering zat nooit geijverd voor een nieuw statuut en springt nu pas op de vernieuwingskar. Dat de PSC het ERC nog wat verschuldigd is sinds die de socialist Pasqual Maragall meehielp opklimmen tot regioleider en de vrees van het CiU voor de nakende wijziging van het kiessysteem in Catalonië, dat in het nadeel kan spelen voor die partij, zijn binnensmonds geformuleerde argumenten die wellicht een even grote doorslag hebben gegeven als de onmiskenbaar dringende behoefte om het gedateerde Estatuut te moderniseren.
Het voorstel wordt nu behandeld in de Cortes Generales (nationale parlement), een procedure die maanden kan duren, en heeft al tot verhitte discussies geleid. Twee heikele punten van het debat behelzen de fiscale autonomie en de omschrijving van Catalonië als een natie.
Dat Catalonië de volledige controle wil hebben over het innen van de belastingen binnen zijn grondgebied is een doorn in het oog van de armere regio’s in Spanje zoals Extremadura en Andaloesië. Zij konden in het verleden steevast genieten van solidariteitstransfers, geld dat het rijke, industriële Catalonië tradioneel afstond aan de arme, rurale streken. Niet verwonderlijk, want tijdens de donkere jaren van het franquisme trokken heel wat arbeiders en boeren van Zuid-Spanje richting Catalonië op zoek naar betere levensomstandigheden. Die geldstromen komen nu dus in het gedrang.
De omschrijving van Catalonië als natie, op zich een louter semantische kwestie, is dan weer een twistpunt voor de talrijke españolisten, met voorop de voornaamste landelijke oppositiepartij, de Partido Popular (PP) van ex-premier Aznar. Volgens de PP, dat het sowieso al niet begrepen heeft op regionale initiatieven van welke aard dan ook, druist het voorstel voor een Nou Estatut in tegen de Spaanse grondwet en staat de eenheid van Spanje op de helling. Volgens Aznar, die officieel met pensioen is maar achter de schermen de touwtjes nog stevig in handen heeft binnen zijn partij en in verscheidene belangrijke media, stevent het land zelfs af op een “balkanisering”, met de regeringspartij van premier Zapatero als voornaamste boosdoener.
Naar aloude Spaanse gewoonte wordt er in het parlement en in de media dus alweer volop met modder gegooid; dat niet alleen het Estatut, maar ook de Spaanse grondwet aan herziening toe is lijkt aan de meeste politici voorbij te gaan. Die grondwet werd exact 30 jaar geleden opgesteld als compromisoplossing tussen alle democratische partijen na de dood van Franco in 1975, en is sindsdien nagenoeg onaangeroerd gebleven. De autonomieën ontstonden toen regio’s als Catalonië, Euskadi (Spaans Baskenland) en Galicië opkwamen voor de erkenning van hun rechten en identiteit, in de nadagen van de dictatuur, daarna kregen ook de andere regio’s een zekere vorm van zelfbestuur toebedeeld, o.m. op vlak van onderwijs, cultuur, taal, infrastructuur en ordehandhaving. Toen Aznar komaf probeerde te maken met die tendens reageerden de streken waar het regionale bewustzijn het grootst is, Euskadi en Catalonië, kordaat: zowel het plan Ibarretxe in Euskadi als de hervorming van het Estatut in Catalonië ontstaan in die periode als reactie op het agressieve centralisme van de PP. Beide projecten houden volgens tegenstanders te weinig rekening met de Spaanse context – de Spaanse intellectueel Suso del Toro heeft het zelfs over “politiek autisme”. Het plan Ibarretxe, waarin geijverd werd voor een “Baskische vrijstaat geassocieerd aan Spanje” stierf een vroege juridische dood omdat het document strijdig zou zijn met de Spaanse grondwet.
Tegenstanders van de hervorming van het Estatut proberen nu met dezelfde argumenten het Catalaanse initiatief vroegtijdig de kop in te drukken, voorlopig zonder veel succes. Premier Zapatero heeft intussen de handen vol met het in het gareel houden van zijn partijgenoten, die er vaak tegengestelde visies op nahouden. Volgens hem moet er gesleuteld worden aan het nieuwe Estatut maar is er toch “geen weg terug” in dit cruciale debat. Indien het Estatut het Spaanse parlement overleeft kan de Catalaanse bevolking een oordeel vellen via een referendum. Het mogelijke succes van het Catalaanse initiatief zou dan in een later stadium uitbreiding kunnen vinden: van de 17 autonome regio’s hebben er al een tiental te kennen gegeven een verruiming van de autonomie te ambiëren en ook uit Vlaams-nationalistische hoek is er meer dan gewone interesse.
(Uitpers, nr. 70, 7de jg., december 2005)