De Morgen van 28 september 2005 pakt uit met een spectaculair bericht: de Cubaanse president Fidel Castro liet in 1973 zijn Chileense evenknie Salvador Allende vermoorden! Tot vandaag werd aangenomen dat Allende zelfmoord pleegde tijdens de bestorming van z’n paleis door Pinochets troepen, maar volgens een nieuw boek hebben Cubaanse agenten Allende vermoord toen die op het punt stond zich over te geven, en wel op bevel van Castro zelve die de Chilaanse president te ‘soft’ zou hebben bevonden.(*)
Het is een adembenemend verhaal dat volgens redacteur Lode Delputte blijkbaar meer dan het voordeel van de twijfel verdient. De eerste titel boven zijn artikel luidt ‘Nieuw boek werpt ander licht op dood van Chileense president’, de tweede titel is een citaat en staat tussen aanhalingstekens: ‘Castro liet Allende vermoorden’. Delputte schrijft dat Alain Ammar en Jacobo Machover, de auteurs van het boek, zich voor hun baanbrekende conclusie ‘beroepen op accuraat speurwerk’. De rest van het artikel is een droge samenvatting van de stelling van de auteurs, zonder contextualisering en met maar één kleine bedenking van Delputte -een half zinnetje midden in zijn tekst dat dit soort van stellingen ‘moeilijk te staven’ is. Voor De Morgen is het duidelijk dat met dit boek bakens worden verzet. Wat is ervan aan?
Ik kan me niet over het boek uitspreken, want ik heb het nog niet gelezen. Ik beperk me dus tot een kritiek van het artikel. Als Delputte het boek accuraat samenvat (daar mogen we van uitgaan) en ‘Daniel Alarcón Ramírez’ (sic voor Dariel Alarcón Ramírez, alias ‘Benigno’) één van de twee sleutelgetuigen in het boek is om te stellen dat Castro Allende heeft vermoord, dan moeten we automatisch vraagtekens plaatsen bij de waarde van dat boek. Want Benigno, ooit een medewerker van Che Guevara maar sinds een tiental jaar woonachtig in Parijs, is een ordinaire leugenaar, gedreven door een persoonlijke kruistocht tegen de Cubaanse revolutie.
Zo beweert Benigno in zijn boek Vie et mort de la révolution cubaine (een afrekening met zijn vroegere vaderland, dat hij in 1996 publiceerde) dat hij met Che Guevara in 1965 in Congo was en er getuige was van het onmenselijk harde optreden van Guevara tegen de Cubanen die er tegen het regime van Tshombe en Mobutu vochten. Zo zou Guevara een Cubaan, die een affaire met een Congolese vrouw had, gedwongen hebben met haar te trouwen. De man in kwestie, die in Cuba al getrouwd was, zou daarop zelfmoord hebben gepleegd. Guevara zou zich zelfs tegen het begraven van z’n lichaam hebben verzet: de man had volgens hem geen recht op een graf… Het is een schokkende getuigenis, ware het niet dat geen enkele Cubaan op missie in Congo zelfmoord heeft gepleegd, en ware het niet dat… Benigno nooit met Che in Congo is geweest. Dariel Alarcón Ramírez vertelt overigens wel meer onzin. Zo beweert hij dat Che Guevara en Fidel Castro’s broer Raúl in maart 1965, kort voor Guevara’s vertrek naar Congo, bijna met mekaar op de vuist gingen (en suggereert hij dat onenigheid tussen beide mannen aan de basis ligt van Che’s vertrek, of beter: van Che’s ‘vlucht’ uit Cuba). Spijtig voor Benigno’s reputatie, maar Raúl Castro was in Europa in de periode dat Che in Cuba zijn vertrek voorbereidde…(**)
In Vie et mort… beweert Benigno ook dat hij op een of ander moment in het verleden de chef was van Guevara’s lijfwacht, de nationale directeur van Cuba’s gevangenissen, een lid van Castro’s persoonlijke escorte en een Cubaanse soldaat in Angola. Het zijn allemaal verzinsels, het ene al ongeloofwaardiger dan het andere, en dat verklaart waarom zijn boek in de VS, met uitzondering van artikels in de Miami Herald, amper aandacht kreeg. Dit zijn gekende feiten voor iedereen die een beetje deze zaken volgt.
Dat Alain Ammar en Jacobo Machover zich toch op Benigno’s verklaring beroepen om hun zware beschuldiging aan het adres van Castro te staven, doet vragen rijzen over de wetenschappelijke waarde van hun boek. Benigno heeft in zijn Vie et mort… overigens met geen woord gerept over die vermeende moord van Castro op Allende, hoewel Pinochets coup in zijn boek wordt vermeld en Castro’s misdaden de rode draad van het boek zijn. In 1996 was hij de moord ‘vergeten’, pas in 2005 duikt ze op… Het vermoeden is legitiem dat aan de basis van deze nieuwe ‘onthulling’ niet geheugenverlies ligt, maar een op hol geslagen fantasie aangedreven door anti-castristisch revanchisme.
Maar misschien levert de andere ‘sleutelgetuige’ in het boek van Ammar en Machover een onweerlegbaar bewijs? Die tweede getuige is Juan Vives, net als Benigno een uitgeweken Cubaan die een kruistocht tegen Castro voert. Zijn ‘bewijs’? Vives beweert dat hij meer dan 30 jaar geleden met een Cubaan uit de entourage van Allende heeft gesproken die hem het verhaal van de bestelde moord vertelde. Deze bewering moet met de grootst mogelijke omzichtigheid worden benaderd, niet alleen omdat ze niet verifieerbaar is, maar ook omdat dit verhaal aan alle kanten rammelt. Vives’ Cubaanse gesprekspartner uit de entourage van Allende (die vandaag niet kan spreken omdat hij in een Cubaanse gevangenis zit) zou met zijn getuigenis eigenlijk zichzelf hebben beschuldigd, wat bijzonder vreemd is. En er rijzen nog meer vragen. Waarom zouden de Cubanen Allende ‘doorzeefd’ hebben en daarna het wapen op zijn dode lichaam hebben gelegd om zijn zelfmoord te ensceneren? Een zelfmoord ensceneer je toch met één schot en niet met een salvo? En waarom bleef deze onthulling voor de CIA 32 jaar lang verborgen, hoewel de VS actief betrokken was bij de coup in Chili, goede maatjes was met Pinochet en altijd op vinkenslag ligt om Castro een (ideologische) loer te draaien?
Juan Vives’ onlangs verschenen boek El Magnifico leert dat hij systematisch uit hetzelfde vaatje tapt als Benigno: niet verifieerbare beschuldigingen, met slechts één bedoeling: Fidel Castro in diskrediet brengen. In dat boek beweert hij onder meer dat de Vietcong tijdens de Vietnamoorlog Amerikaanse gevangenen aan Cuba leverde. Men ziet niet goed in wat dat Castro zou kunnen opbrengen – tenzij een wereldwijde veroordeling en de toorn (en maatregelen) van Washington. (In El Magnifico komt hij bijna 45 jaar na de feiten ook tot het besef dat de beroemde Guevara-poster die fotograaf Korda van de Cubaanse Argentijn heeft gemaakt, eigenlijk van zijn hand is… Korda is dood, en kan hem natuurlijk niet meer tegenspreken)
Delputte schrijft dat het boek van Ammar en Machover ‘Fidel-fans zal doen steigeren’. Mijn artikel heeft niet tot doel Fidel Castro in bescherming te nemen, maar de wetenschappelijke waarde van de stellingen die in zijn artikel zijn uiteengezet te toetsen. Wel: de verhalen van Benigno en Vives en de staat van dienst van deze mannen zijn niet van aard om de auteurs van Cuba Nostra veel krediet te geven. Maar dat krediet krijgen ze in De Morgen wél, en de krant staat daarmee niet alleen. In een documentaire uitgezonden door Dokwerk (‘Afscheid van een revolutie’, VPRO, 9 maart 2005) kreeg Benigno een hele uitzending lang een platform om allerlei vage beweringen, verzinsels en leugens de wereld in te sturen. En in de boeken van ‘serieuze’ auteurs zoals de Guevara-biografen Jorge Castañeda en Pierre Kalfon mag Benigno zonder enige tegenspraak om het even wat beweren – ttz. alles wat Castro en Guevara in een slecht daglicht stelt. Het lijkt wel een constante in ons mediacircus: als Cuba op de hak kan worden genomen, gelden andere normen dan journalistieke deontologie en wetenschappelijke onderzoekscriteria.
Ludo De Witte
(Uitpers, nr. 68, 7de jg., oktober 2005)
Noten
(*) Alain Ammar en Jacobo Machover, Cuba Nostra, les secrets d’état de Fidel Castro, Plon, 2005
(**) Voor een deconstructie van Benigno’s verhaal, zie het werkelijk fantastische boek Conflicting Missions van Piero Gleijeses. Gleijeses is professor aan de Johns Hopkins Universiteit van Washington. Hij kreeg voor de research voor dit boek over de rol van Cuba in Afrika toegang tot Cubaanse archieven. Conflicting Missions. Havana, Washington, and Africa 1959-1976, The University of North Carolina Press, 2003 (Paperback); 576 p.