Luis Ernesto Derbez, de Mexicaanse minister van Buitenlandse Zaken en voorzitter van de vijfde ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), besliste in Cancún een einde te maken aan deze internationale handelstop. Cancún was een mislukking. Er is inmiddels veel inkt over gevloeid, commentaren alom. De feiten even op een rij.
Europese diplomaten geven "off the record" grif toe dat de Amerikanen hebben aangestuurd op een mislukking in Cancún. Washington wilde geen enkele toegeving doen, want binnenkort beginnen de voorverkiezingen voor de presidentiële campagne. Bush junior heeft absoluut de stemmen nodig van de Amerikaanse boeren. Hij is destijds nipt verkozen met een verschil van 300.000 stemmen op zijn rivaal Al Gore. En dat verschil was in belangrijke mate te verklaren door manipulatie en fraude in de deelstaat Florida. In 2004 zullen alle stemmen voor George Bush tellen en dan kan hij reglementeringen van de WTO missen als kiespijn, zeker als ze ingaan tegen de belangen van de Amerikaanse kiezers. Deze redenering stemt overeen met een deel van de werkelijkheid, maar verklaart niet alles. Er zijn nog andere redenen voor het fiasco van Cancún. Een korte chronologie om de onderbreking van de WTO-top te verklaren en even in te gaan op de rol van de belangrijkste betrokken partijen.
1. De weg naar de mislukking
De ministerconferentie in Cancún was gepland van 10 tot 14 september. De top begon op 10 september, maar pas op 12 september ‘s avonds werd de eerste fase beëindigd, waarbij de respectievelijke standpunten werden uiteengezet en gereageerd kon worden op het ontwerp van verklaring van de voorzitter van de Algemene Raad van de WTO. Daardoor gingen bijna drie volledige dagen verloren, zonder dat het echt tot onderhandelingen kwam.
De uiteindelijke tekst werd volgens verscheidene delegatieleden verspreid op zaterdag 13 september tussen 11 en 14 uur, of 28 uur voor het aangekondigde einde van de conferentie. De delegaties lezen de tekst in de namiddag. De Europeanen – en meer bepaald het comité 133 – zijn globaal tevreden over dit document, maar op voorstel van de Europese Handelscommissaris, Pascal Lamy, wordt er aan deze tevredenheid geen uiting gegeven. Integendeel de tekst wordt bekritiseerd, omdat Europa nog meer uit de kan wil halen op het vlak van de landbouw.
De ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen zijn met verstomming geslagen door deze tekst, die zo de spot drijft met hun belangrijkste bekommernissen. Zij verzetten zich tegen de afdwingbare band die in de tekst wordt gelegd tussen de landbouw, de "nieuwe thema’s" (investeringen, concurrentie, openbare markten, bevordering van de vrije handel), de toegang tot de markt en tenslotte – en daar gaat het in wezen om – de terugkeer van het Multilateraal Akkoord over de Investeringen (MAI), dat in 1998 een eerste keer werd gekelderd. De vier Afrikaanse landen die hadden geëist dat de regels van de WTO zouden worden gerespecteerd in de katoensector, voelen zich diep gekwetst omdat hun eisencahier onontvankelijk wordt verklaard in de tekst. De Verenigde Staten vinden de tekst al bij al nog zo slecht niet, ook als is hij vatbaar voor heel wat verbeteringen. Tijdens de vergadering van de delegatieleiders, die van 19 uur tot 1 uur in de ochtend van zondag duurt, komen al deze standpunten op tafel. De algemene indruk is dat iedereen ontevreden is over de nieuwe tekst. De Europese diplomaten vinden het evident dat de conferentie wordt verlengd tot maandag en zelfs tot dinsdag. Op de vooravond van de voorziene slotceremonie wordt er nog steeds niet onderhandeld.
Zondagnacht om 1 uur 30 begint dan de eerste informele vergadering in de "green room". Er zitten negen delegaties aan tafel: Zuid-Afrika, Brazilië, China, de Europese Unie, India, Kenia, Maleisië, Mexico en de VSA. Er wordt alleen gepraat over de "new issues" (nieuwe thema’s). Deze vergadering duurt twee uur. De Europese Unie kondigt aan geen enkele toegeving te zullen doen over de "new issues", als de andere landen niet instemmen met het Amerikaans-Europese voorstel over de landbouw, dat volledig is geïntegreerd in de nieuwe ontwerptekst van de slotverklaring.
De Mexicaanse minister van Buitenlandse Zaken, Derbez, roept een nieuwe green room samen zondagochtend. 33 landen zijn uitgenodigd. Europees Commissaris, Pascal Lamy, aanvaardt twee toegevingen, die door de Mexicaanse voorzitter worden voorgesteld. Hij trekt twee van de vier nieuwe thema’s terug (investeringen en concurrentie). Maar om dit te kunnen doen, moet hij een nieuw mandaat krijgen. En dus wordt de green room een uur opgeschort.
Peter Carl heeft in naam van Pascal Lamy een onderhoud met het Comité 133. Hij vraagt groen licht voor een aanpassing van het mandaat. Alleen, het Comité 133 is niet bevoegd in deze zaak, wel de ministerraad. Er komt een procedure op gang om de diverse Europese ministers te raadplegen. Uiteindelijk wordt er beslist een ministerraad bij een te roepen.
De Afrikaanse ministers die aan de green room deelnemen beraden zich met de vertegenwoordigers van de minst ontwikkelde landen, de ACP-landen (Afrika, de Cariben en het gebied van de Stille Zuidzee) en met de Afrikaanse Unie. Volgens eerder gemaakte afspraken tussen deze landengroepen, krijgen ze een mandaat om de vier "new issues" te weigeren en dus niet in te gaan op de Europese toegevingen.
Inmiddels hervat de green room zijn besprekingen. De Afrikaanse landen leggen hun gemeenschappelijk standpunt uit. Zuid-Korea en Japan willen dat er over vier en niet over slechts twee "new issues" wordt onderhandeld. Voorzitter Derbez stelt vast dat elke consensus ontbreekt. Hij heft de vergadering op. Het is ongeveer 15 uur. De Europese Commissarissen Lamy en Fischler gaan naar de Europese ministerraad, waar ze een nieuw mandaat krijgen over de vier nieuwe thema’s. Derbez roept om 16 uur alle delegatieleiders opnieuw bijeen. Als de Europese Commissarissen aankomen, blijkt er een voorstel tot communiqué op de tafel te liggen. Daarin wordt het einde van de WTO-ministerconferentie aangekondigd. De tekst circuleert sinds zo wat een half uur.
Voor de Europeanen is de verrassing totaal. Zij rekenen op het uiteenspatten van de diverse allianties uit het Zuiden. Ze denken dat ze tot de finish kunnen onderhandelen om ’s nachts of de volgende ochtend een akkoord te kunnen afdwingen en zo via hun toegeving inzake de nieuwe thema’s meer te bereiken op het vlak van de landbouw. Dat kunnen ze dus vergeten, omdat de Mexicaanse voorzitter zich strikt houdt aan de afspraken van Doha, waar de vorige WTO-conferentie besliste dat er een expliciete consensus moest bestaan alvorens onderhandelingen te kunnen beginnen over de "new issues".
2. De oorzaken van het debacle
"Ik herhaal dat de Europese Unie in Cancún met veel goede wil heeft onderhandeld en nog bijkomende toegevingen heeft gedaan," verklaarde Pascal Lamy op 24 september in het Europees parlement. Een uitleg die tot de welbekende techniek behoort om de geschiedenis te herschrijven, op het ogenblik dat men zich moet verantwoorden voor de eigen verantwoordelijkheden voor een mislukking. Van een briljante intellectueel als Lamy kan men toch wel een iets grondigere analyse verwachten over de redenen van het debacle. Maar dat zou ons onvermijdelijk leiden tot een kritiek op de keuzen die Pascal Lamy heeft gemaakt, daarin sinds 1990 gevolgd door de vijftien Europese regeringen. Maar dat is ondenkbaar voor een Europese Commissie, die even koppig blijft als het Vaticaan over de onfeilbaarheid van de paus.
Pas zondag, de laatste dag van de ministerconferentie, op het ogenblik dat een fenomenale coalitie van 90 landen zich tegen de Europese Commissie verzet, doen de Europeanen toegevingen over de voorstellen, die zij er sinds Seattle trachten door te drukken. Van woensdag tot zondag hielden de Europeanen het been stijf en verhinderden ze de start van echte onderhandelingen.
Ik zie vijf element die Cancún kunnen verklaren en die kunnen worden samengevat onder de titel: de bouw van de muur van wantrouwen.
- de manier waarop de verklaring van Doha tot stand kwam
- de werking van de WTO
- het zogenaamde "programma van Doha voor de ontwikkeling"
- de imperiale arrogantie van de rijke landen
- de ongelijkheid van regels die "voor iedereen gelijk zijn"
Men moet zich herinneren dat de vierde ministerconferentie van Doha (november 2001) werd gekenmerkt door de mislukking van de voorgaande WTO-top in Seattle en door de gebeurtenissen van 11 september 2001. Het was ondenkbaar de WTO in gevaar te brengen. Er moest een akkoord komen. Er werd zelfs beweerd dat een akkoord in Doha "een bijdrage zou zijn in de strijd tegen het terrorisme". Dat betekent in de visie van de huidige Amerikaanse regering – hierin bijgetreden door de Europese Commissie: "wie op een mislukking aanstuurt in Doha, belet de strijd tegen het terrorisme".
Om hun doel te bereiken hebben de Westerse landen blok gevormd. Zij gebruikten procedures, die indruisten tegen de regels van de WTO, om een eigen tekst te brouwen en op te leggen. Daarbij deden ze dan wat beloften aan de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen, die door de media sterk werden uitvergroot. Maar voor het eerst botsten ze op een sterke weerstand van de landen van het Zuiden. Deze eisten dat de beloften, die in 1994 werden gedaan en nooit werden gehouden, eindelijk zouden worden ingelost. Maar de Westerse landen konden dit verzet breken door alleen maar in te stemmen met een uitstel van de nieuwe onderhandelingen over de "new issues". Zo ging het er in Doha aan toe: de ontwikkelingslanden wilden – in de context van 11 september – niet de verantwoordelijkheid van een mislukking dragen. De rijke landen, zoals later duidelijk is gebleken, drongen aan op onderhandelingen over materies, waarvoor de ontwikkelingslanden slechts vragende partij waren in de mate dat het Noorden zou instemmen met een akkoord in Doha, dat als eerste verdienste zou hebben gehad de WTO weer op de rails te krijgen, na de mislukking van Seattle.
De goedkeuring van de verklaring van Doha is er dan ook gekomen met volstrekt tegenstrijdige bijbedoelingen van de enen en de anderen. Wat her en der werd gepland maakte in de toekomst geen schijn van een kans om aanvaard te worden. Van bij het begin was de verwezenlijking van het programma van Doha problematisch. In Cancún moest halfweg het parcours de geboekte vooruitgang worden gemeten.
Niemand zal ontkennen dat het onmogelijk is om met 146 – en binnenkort 148 – lidstaten te beslissen. Maar de manier waarop de rijke landen deze moeilijkheid hebben omzeild, de manier waarop zij ook het principe van beslissingen via consensus en van "een staat – één stem" naast zich neerleggen, hebben de WTO omgevormd tot een instrument ten dienste van de rijke landen en hun bedrijven. En dat met het grootste misprijzen voor het vooropgestelde doel: de wereldhandel omkaderen en regelen. De WTO is het werktuig bij uitstek voor de globalisering.
De leiding van de WTO, de vertegenwoordigers van de VS, de Europese Unie, Canada en Japan hebben voortdurend alle landen gemarginaliseerd, die zich niet op hun lijn wilden opstellen. De voorstellen, die dit viertal formuleert, worden nagenoeg systematisch in de officiële teksten opgenomen, die als basis dienen voor de onderhandelingen. Dat is nooit het geval voor de documenten, die de ontwikkelingslanden op tafel leggen.
Toen in april 2002 een groep van ontwikkelingslanden een geheel van gematigde voorstellen formuleerde voor de hervorming van de WTO, werden ze met veel geraas verworpen door Amerikanen en Europeanen. Gelijkaardige voorstellen in augustus van dit jaar waren hetzelfde lot beschoren. Telkens beroept de Europese Unie zich op de noodzakelijke flexibiliteit om het status-quo in stand te houden.
De WTO is een oligarchie, een schimmige organisatie. De ontwikkelingslanden, die er het talrijkst zijn, worden er voortdurend het slachtoffer van manipulaties en druk (1). Wat deze landen hier moeten ondergaan, staat volledig haaks op het officiële discours over het belang van de handel als instrument voor ontwikkeling. Deze landen geloven niet langer de beloften, die hen in het Westen worden gedaan. Meer en meer gebruiken ze het Latijnse spreekwoord: "Timeo Danaos et dona ferentes" ( "ik vrees de Grieken, ook als ze cadeaus doen").
Geen enkele verbintenis van het "programma van Doha voor de ontwikkeling" werd nageleefd. Dat geldt voor de afbouw van de landbouwsubsidies, de toegang tot basisgeneesmiddelen, de bijzondere voorkeursbehandeling, de uitvoering van de bestaande handelsakkoorden, de opening van de markten voor niet-landbouwproducten of de hervorming van het orgaan voor geschillenregeling. De ontwikkelingslanden wilden voor een reeks van deze dossiers een concretisering van de beloften van Doha. Na 22 maanden onderhandelen is hier absoluut niets van in huis gekomen.
Integendeel, met bijzonder agressieve aandrang, stond de Europese Unie erop dat de voorwaarden zouden worden gecreëerd voor de start van de onderhandelingen over de "new issues" in Cancún. Voor het landbouwdossier legden Amerikanen en Europeanen een voorstel neer, waarin de verbintenissen van Doha werden herschreven. Er stond geen letter in over verplichte, becijferde of gedateerde resultaten.
Daarop ontstond er een gestructureerde reactie van de ontwikkelingslanden, aangevoerd door Brazilië, China en India. Zij formuleerden een tegenvoorstel, dat de steun kreeg van een groep landen, die een permanente coalitie willen uitbouwen, die 52% van de wereldbevolking vertegenwoordigt. Hun weigering om te buigen voor de manoeuvres en voorstellen van het Westen wekte de woede van Peter Lang. De vertegenwoordiger van Pascal Lamy stak zijn ontgoocheling niet onder stoelen of banken en werd zelf ronduit grof. Het Europese neokolonialisme toonde zijn ware gelaat. De maskers werden afgegooid. Voor de ontwikkelingslanden werd een en ander extra duidelijk: het programma van Doha voor de ontwikkeling was louter zand in de ogen.
Slechts tien dagen voor Cancún werd er een minimumakkoord bereikt over de toegang tot geneesmiddelen. Het is een akkoord dat onwerkbaar is en geen enkele oplossing biedt voor de reële problemen. Sommige Afrikaanse afgevaardigden hadden toen woedetranen in de ogen. Hun regeringen stonden onder immense druk van de Europeanen om niet langer te knokken voor een toepasbare tekst over de geneesmiddelen. De Afrikanen gaven uitdrukking aan hun immense wrok en frustratie. En die waren ze in Cancún nog niet vergeten.
Niemand heeft beter de belangrijkste oorzaak voor de mislukking van Cancún verwoord als James Wolfensohn, de president van de Wereldbank. "Wat in Cancún is gebeurd moet een alarmsignaal zijn. Want de ontwikkelingslanden – meer dan drie miljard menselijke wezens – vinden het concept over onderhandelen onaanvaardbaar, waarbij van hen alleen maar verwacht wordt dat ze antwoorden op voorstellen van de rijke landen," zo verklaarde hij in Dubaï op 23 september.
Tijdens de onderhandelingen, die aan Cancún voorafgingen, en tijdens de conferentie zelf hebben de rijke landen, de leidende instanties van de WTO en de organisatoren van de conferentie het grootste misprijzen aan de dag gelegd voor de standpunten van de landen uit het Zuiden. Deze landen hebben voortdurend hun opvattingen herhaald, ook op het hoofdkwartier van de WTO in Genève. De nieuwe ontwerptekst voor de slotverklaring van Cancún, die op zaterdag 13 september werd voorgelegd, was een echte kaakslag voor hen. Men kon niet beter de hooghartigheid illustreren, waarmee er op hun verzuchtingen wordt neergekeken.
De Verenigde Staten toonden hun grootste misprijzen voor de miljoenen katoenboeren uit West-Afrika. De prijzen die zij ontvangen voor hun katoen kunnen niet op tegen die van het Amerikaanse katoen, aangezien de Amerikaanse regering haar 25.000 katoenboeren onder de subsidies bedelft.
De Europese Unie stelde zich uiterst arrogant op door te blijven hameren op haar eis dat de onderhandelingen over de "new issues" moeten van start gaan, eventueel in twee fasen. En dat terwijl de minst ontwikkelde landen tijdens hun top in Dakha (Bangladesh) in mei laatstleden, de Afrikaanse Unie in Mauritius in juni en de ACP-landen in Brussel in augustus, deze nieuwe onderhandelingen van de hand hadden gewezen. In Genève hadden ze dit standpunt herhaaldelijk uiteengezet tijdens de voorbereidende onderhandelingen voor de top in Cancún. En op 12 september hadden deze drie groepen van landen dit nog eens expliciet gedaan in een officieel bij de WTO geregistreerd document. Daarin wezen ze erop dat er geen uitdrukkelijke consensus bestond, zoals vereist in de verklaring van Doha. In de slotverklaring van Cancún werd dit alles zonder meer van tafel geveegd.
De ontwikkelingslanden hebben op consequente en coherente wijze hun belangentegenstellingen opgeborgen om front te vormen. De grote primeur in Cancún was precies dat zij allianties aangingen. De bekendste van deze bondgenootschappen is de Groep22 (in Cancún nog de Groep21. Aangezien er steeds meer landen zullen aansluiten wordt het binnenkort gewoon de G20+). Deze landengroep zette zijn inspanningen van Genève voort om te blijven reageren tegen de Amerikaans-Europese landbouwvoorstellen. Ook de alliantie van minst ontwikkelde landen, ACP-landen en lidstaten van de Afrikaanse Unie heeft zich aanzienlijk versterkt tegen de politiek om de "new issues" (allemaal of gedeeltelijk) op te leggen.
Deze coalities hebben het misprijzen en het sarcasme opgewekt bij Amerikanen en Europeanen. In zijn dagelijkse nieuwsbrief vanuit Cancún deed Pascal Lamy, op 13 september heel ironisch over deze groepen. Hij belichtte voornamelijk hun onderlinge geschillen, in plaats van de strategische motieven van hun aanpak te erkennen. Het klopt dat deze landen tegenstrijdige belangen kunnen hebben. Het is waar dat hun voorstellen voor de landbouw doorgaans bedoeld zijn voor hun eigen agrobusiness en niet voor hun lokale kleine boeren. Niettemin zijn zij de uitdrukking van een gevoel van solidariteit tussen de landen van het Zuiden. En die solidariteit verdient respect en erkenning. Wat de Europese Unie botweg weigert.
Op de ochtend van de laatste conferentiedag, na een nachtje van informele vergaderingen, waarbij de rijke landen weer alles in het werk stelden om hun doel bereiken, kon een groep van Afrikaanse parlementairen de maagpijn niet meer aan en ook de nieuwe tekst van de slotverklaring was hen te veel. Zij publiceerden volgende verklaring: "Wij, Afrikaanse parlementairen, klagen de onderhandelingen binnen de WTO aan, die gekenmerkt zijn door flagrante manipulaties vanwege de ontwikkelde landen en door een totaal misprijzen voor de belangen en de meningen van de Afrikaanse landen. Wij verwerpen het volstrekte gebrek aan doorzichtigheid, die is gebleken uit een onderhandelingsproces, dat zich in de green room afspeelde (informele vergaderingen van slechts een beperkt aantal landen). Hierdoor zijn onze ministers verplicht in te stemmen met oplossingen die de belangen van de ontwikkelde landen beschermen, terwijl de belangrijke verzuchtingen van de ontwikkelingslanden totaal worden miskend."
Vooral de Europese Unie en (in iets mindere mate) de Verenigde Staten hebben de frustraties en vernederingen niet begrepen, die de ontwikkelingslanden al zo lang oplopen, tot op het punt dat ze overgaan in actief verzet. In Cancún ontstond er een nieuwe politieke realiteit. En die hebben Europees Commissaris, Pascal Lamy, en VS-minister van Handel en toponderhandelaar bij de WTO, Robert B. Zoellick, niet begrepen. De Europeanen zijn gewoon hun oude recepten blijven gebruiken: druk en koehandel. Alsof er niets veranderd is. Hun arrogantie heeft nu de limiet bereikt. Cancún was de overwinning van al diegenen, die sinds Marrakesj werden vernederd.
Op het vlak van de rechten (fundamentele mensenrechten, sociale rechten, milieurechten…) is gelijkheid een absoluut gebod. Als echter op het domein van de handelsrelaties landen van een verschillend ontwikkelingsniveau aan dezelfde regels worden onderworpen, creëert men automatisch ongelijkheid. Immers, men legt een concurrentie op tussen sterke en zwakke partijen. Vandaar ook de dringende eis van de ontwikkelingslanden tot maatregelen, die op elk van de door de WTO behandelde terreinen de “bijzondere en gedifferentieerde behandeling" tot algemene wet verheffen
Deze eis werd nooit geformuleerd (omdat er sinds 1994 nooit werd op in gegaan). Men weigert deze eis gewoon. Dat is de reden waarom de ontwikkelingslanden elke uitbreiding van de WTO-regels van de hand wijzen, omdat ze hierdoor automatisch worden onderworpen aan nieuwe ongelijke behandelingen.
Dat vraagstuk vormde de kern van het formidabele verzet van deze landen in Cancún. Het is van vitaal belang voor de toekomst van de WTO en de akkoorden, die zij beheert. Het belangrijkste probleem waarmee de WTO voortaan zal worden geconfronteerd is de toenemende ongelijkheid van het ontwikkelingsniveau van haar lidstaten. Die ongelijkheid neemt toe naarmate er nieuwe minst ontwikkelde landen (Cambodja, Nepal) tot de WTO toetreden. Voorstellen over de "new issues", die met klem en agressiviteit door Europa worden gedaan, zijn van een ongelooflijke ongerijmdheid.
Zelfs de Financial Times, die moeilijk verdacht kan worden van enige sympathie voor interventionisme of protectionisme, schreef op 23 september: "Het is absurd om, zoals de Europese Unie dit doet, regels op te leggen op zo’n complexe domeinen als concurrentie en investeringen, aan landen, die zo arm zijn dat ze niet eens de middelen hebben om een diplomatieke vertegenwoordiging bij de WTO te bekostigen. Als die regels enige plaats zouden verdienen binnen de WTO, zijn het alleen de rijke landen die de vrijheid mogen hebben om ze al dan niet toe te passen. Deze flexibiliteit weigeren zal alleen maar leiden tot een herhaling van de impasse, die uiteindelijk Cancún gekelderd heeft."
Een authentiek internationaal handelssysteem vereist een nieuw vertrouwen, dat gebaseerd is op nieuwe regels, die aan elk volk de kans bieden om de handel te gebruiken voor zijn ontwikkeling en niet langer een handel te ondergaan ten voordele van degenen, die al ontwikkeld zijn. Deze verzuchting hebben Amerikanen en Europeanen niet begrepen. Tenzij ze er bewust boor hebben gekozen ze te ontkennen.
3. De gevolgen van een mislukking
De mislukking van Cancún is het begin van een ernstige crisis binnen de WTO. Die kan een heilzame invloed hebben, maar ze kan ook fataal zijn. Heilzaam in het geval ze uitmondt in een grondige hervorming van de werkingsmethoden van de WTO en van de inhoud van de akkoorden, die deze organisatie geacht wordt op te volgen. Fataal indien de rijke landen volharden in hun politiek om de WTO te gebruiken als machtsinstrument ten dienste van hun ondernemingen tegen de rest van de wereld. Of als hefboom om de menselijke relaties te onderwerpen aan het neoliberaal en individualistisch model. Fataal ook wanneer de Verenigde Staten en de Europese Unie de WTO blijven voorbijsteken met bilaterale en regionale akkoorden, die ingaan tegen de bestaande WTO-akkoorden.
a- dreigende "terugkeer" naar bilateralisme en regionalisme
De Amerikanen zijn van een brutale eerlijkheid, die alvast de verdienste heeft zeer duidelijk te zijn. De Amerikaanse minister van Handel, Robert B. Zoellick, zei dat de VS nog over andere middelen beschikken om de vrije handel snel vooruit te doen gaan. Met zijn gekunstelde formuleringen, die typisch zijn voor het dubbele discours van de Europeanen, zegt Pascal Lamy dat "hij de prioriteit die de Europeanen aan het multilateralisme geven wil verifiëren." De commentatoren begrepen al snel dat hier openlijk gedreigd wordt om het multilateraal kader te verlaten, omdat dit gunstig is voor de zwakke landen. Men geeft met andere woorden de voorkeur aan bilaterale en regionale akkoorden. Is deze dreiging pertinent? Voorkomt het multilaterale kader van de WTO het machtsmisbruik van de rijke landen? Biedt het bestaan van multilaterale akkoorden enige bescherming tegen bilaterale of regionale akkoorden? Het antwoord is in alle geval "neen". Het bewijs is al herhaaldelijk geleverd: binnen de WTO overheersen de rechtsverhoudingen niet, wel de krachtsverhoudingen. De gelijkheid tussen de WTO-lidstaten is louter formeel. De Verenigde Staten en Europa hebben de interne verhoudingen binnen de WTO veranderd in bilaterale relaties. Het was wachten op Cancún vooraleer de ontwikkelingslanden voor de eerste keer hier een krachtig antwoord tegen vonden.
De dreiging van een "terugkeer" naar het bilateralisme kan voor hen geen verrassing zijn. Want het bilateralisme heeft nooit opgehouden te bestaan. Sinds de oprichting van de WTO zijn er ontelbare bilaterale akkoorden afgesloten over materies, die reeds onderdeel waren van multilaterale akkoorden. En toch gingen deze bilaterale akkoorden een eind verder. Op het vlak van de investeringen of de intellectuele eigendomsrechten bijvoorbeeld eisen de Verenigde Staten en de Europese Unie veel meer dan de akkoorden van de WTO. De bilaterale akkoorden van Europa met Zuid-Afrika, Chili of de ACP-landen, in het kader van de Conventie van Cotonou, of de onderhandelingen met MERCOSUR bewijzen dit ten voeten uit.
Het multilateralisme, zoals dat vandaag gebruikelijk is in de wereldhandel, biedt geen enkele bescherming tegen de uitwassen van het bilateralisme.
b- de toekomst van het "programma van Doha voor de ontwikkeling"
Wat wordt er van het "programma van Doha voor de ontwikkeling"? Zal de streefdatum van 1 januari 2005 worden gehaald?
Drie WTO-akkoorden zijn niet verplicht verbonden met dit programma van Doha: het Akkoord over de Landbouw, het Algemeen Akkoord over de Handel in Diensten en het Akkoord over de TRIPS (met de handel verbonden intellectuele eigendomsrechten). Zij vormen het onderwerp van permanente onderhandelingen. In Cancún kwam er geen ministeriële verklaring over deze drie dossiers. De onderhandelingen in Cancún zorgden niet voor een specifieke oriëntatie of bijzondere impulsen. De onderhandelingen kunnen gewoon worden voortgezet. Op het vlak van de landbouw loopt de vredesclausule eind dit jaar af. De VS en de Europese Unie wilden deze vrede verlengd zien. Maar dat ging niet door aangezien de oorspronkelijke slotverklaring van Cancún niet werd goedgekeurd.
De machtigste lobbies uit de dienstensector wezen er met nadruk op dat de mogelijkheden om de onderhandelingen over deze sector verder te zetten gaaf blijven. "Wij betreuren dat een belangrijke kans is verkwanseld om de handel in diensten en in andere sectoren te liberaliseren," zei Robert Vastine op 16 september. Hij is de voorzitter van de machtige "Coalition of Service Industries" in Washington. Volgens Vastine "betekent de onmacht van de ministerconferentie in Cancún om een consensus te bereiken over een bijkomende liberalisering van de handel niet dat het werk niet kan worden voortgezet voor wat het aanbod van diensten betreft." Hij onderstreepte dat de passages over het GATS in de ontwerptekst van de slotverklaring in Cancún op een ruime instemming konden rekenen van diverse delegaties. Vastine herinnerde eraan dat er in oktober een bijeenkomst is gepland van de Raad voor de Diensten van de WTO. "Daar zullen we het huidige aanbod kunnen onderzoeken en kunnen we vooruitgaan".
In het slotcommuniqué van Cancún, dat door de delegatieleiders werd goedgekeurd, staat de oproep om uiterlijk op 15 december een vergadering te beleggen van de Algemene Raad van de WTO ("op een hoog niveau"). Daar zal men de gevolgen van de mislukking van Cancún onderzoeken en beslissingen nemen over het vervolg voor de andere punten van de agenda van Doha, die nog geen oplossing hebben gevonden. Met andere woorden de "new issues" zullen weer snel op tafel komen, want ze zijn een integraal onderdeel van het programma van Doha. De volgende weken zullen we weten welke lessen zijn getrokken uit het debacle van Cancún.
c- de werkzaamheden van de WTO
Na de voorbereidende werkzaamheden voor de top in Cancún en na het verloop van de conferentie zelf, is volgende vraag gewettigd: staan we aan het begin van nieuwe krachtsverhoudingen? Men mag, of liever, moet het hopen. Maar alvorens hierop positief te antwoorden, wachten we toch beter de eerstkomende maanden af. Zij zullen ons de bevestiging of de ontkenning geven op deze vraag. En deze vraag is enkel van belang als alle acteurs in hetzelfde stuk blijven meespelen. Als de coalities, die voor en tijdens de top in Cancún op het voorplan traden, blijven bevestigen, dan hebben we een nieuwe situatie. En daardoor zullen de rijke landen worden gedwongen echte onderhandelingen te accepteren, met een heel andere aanpak, dan we tot hiertoe hebben gezien. Als alles volgens dit scenario verloopt, is er enige reden tot optimisme over een echte hervorming van de WTO en de WTO-akkoorden, die moet leiden tot een authentieke regulering van de wereldhandel. Maar we dromen best niet te snel…
4. Een bedreiging voor het post-Cancún-tijdperk…
Voor al wie uitziet naar een maatschappij, waarin de openbare diensten kwaliteitsinstrumenten zijn voor de solidariteit; voor al wie eist dat Europa daadwerkelijk solidair is met de andere volkeren, is het gevaar nog niet geweken. De mislukking van Cancún verandert niets aan de akkoorden van Marrakesj. Er verandert niets aan de arrogantie en het cynisme van de Europese Commissie, aan haar politieke onverantwoordelijkheid en aan haar schimmigheid als organisatie.
Wij mogen het post-Seattle-tijperk niet uit het oog verliezen. De internationale, sociale bewegingen noch de ontwikkelingslanden zijn toen bij machte gebleken de mislukking van Seattle optimaal te benutten. Wij, militanten, hebben toen te veel de stunt van Seattle gevierd en te weinig het vervolg voorbereid. Wij hebben ook onze invloed op deze mislukking overschat. De meerderheid van ontwikkelingslanden heeft toen eens te meer geloof gehecht aan het mea culpa van de regeringen uit het Noorden. Ze bleven wantrouwig staan ten opzichte van bepaalde folkloristische aspecten van bepaalde initiatieven van de andersglobalistische beweging. En na enkele vage formules als "wij hebben de les begrepen en zullen veranderen", hervatte de Europese Commissie haar neoliberale kruistocht met een nooit geziene heftigheid. De macht van de zakenwereld, de vastberadenheid van de regeringen van de rijke landen en 11 september 2001 hebben Doha mogelijk gemaakt.
Na Doha was de post-Seattle-euforie bij de andersglobalisten snel verdwenen. Er werd niet stil gezeten tijdens de twee daaropvolgende jaren. In Cancún speelden drie factoren een belangrijke rol: een toenemende ervaring, meer zin voor organisatie bij de ontwikkelingslanden, een minder hooghartige en meer discrete en doeltreffende samenwerking van bepaalde NGO’s met deze landen. Dat alles heeft de nieuwe neoliberale ambities afgeblokt. En op dit elan moeten we doorgaan.
Na de mislukking van Cancún kan niemand er nog omheen: voordat er nieuwe onderhandelingen worden gestart, moet de werking van de WTO grondig worden hervormd om de organisatie doorzichtiger te maken en te democratiseren. Vervolgens moet de plechtige belofte, die in 1994 in Marrakesj werd gedaan en nooit werd gehouden door de geïndustrialiseerde landen, dringend worden nageleefd: een evaluatie van de economische, sociale, culturele en ecologische impact van de bestaande handelsakkoorden. Daarboven moet er een evaluatie komen van de gevolgen van bepaalde akkoorden (meer bepaald het GATS en het TRIPS-akkoord) voor de democratie en de fundamentele mensenrechten.
Voor ons, Europeanen, vereist dit drievoudige doel een uiterst belangrijke politieke beslissing: de herziening van het mandaat, dat in 1999 voor de onderhandelingen binnen de WTO werd gegeven aan de Europese Commissie, en meer bepaald aan Commissaris voor Handel, Pascal Lamy. Bovendien moet er binnen de Europese instellingen meer transparantie en democratische controle komen. Vandaag zijn die volstrekt onbestaande.
De bevoegdheden van de WTO moeten tot hun strikte essentie worden teruggebracht: de regulering van de internationale handel. Dat betekent op de eerste plaats een regelgeving voor de internationale handelspraktijken, in plaats van een deregulering van de staten en hun ondergeschikte machtsorganen. De regulering van de wereldhandel vereist ook aangepaste maatregelen om de activiteiten van de multinationale ondernemingen te omkaderen, om de fiscale paradijzen strikt te controleren en om de vrijhandelszones (oorden van rechtsonzekerheid en openlijke slavernij) aan ethische en maatschappelijke normen te onderwerpen. De WTO moet elke bevoegdheid worden ontnomen over dossiers als de landbouw, de diensten, de octrooien. Een hiërarchie van de normen van het internationaal recht moet dringend worden uitgewerkt door de internationale gemeenschap.
In de aanloop naar de ratificatie van nieuwe akkoorden moeten de parlementen van de lidstaten van de Europese Unie en het Europees parlement direct worden betrokken bij alle internationale onderhandelingen over thema’s die een beslissende invloed kunnen hebben op ons maatschappelijk model en de organisatie van de intermenselijke betrekkingen. De burgers moeten kunnen beschikken over een Europese wetgeving, die hen de toegang tot informatie verzekert over alle belangrijke dossiers, die bepalend zijn voor de toekomst van hun maatschappelijk leven.
Deze veranderingen in Europa vallen onder de verantwoordelijkheid van de 15 regeringen en parlementen. Het is onze prioritaire taak hiervoor de nodige eisen te stellen en hiervoor alle mogelijke inspanningen te leveren. Wij moeten ervoor zorgen dat dit de echte inzet wordt voor de onmiddellijke toekomst, voor de Europese verkiezingen. Onze opinies moeten weerklinken tijdens de debatten over de Europese Conventie.
Het is aan ons, niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, bewegingen en verenigingen om de politieke partijen en de verkozenen voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Zij zijn ons verantwoording verschuldigd. Wij mogen niet langer vertrouwen hebben in de sussende woorden van diegenen die het privé belang dienen en ons telkens opnieuw bedriegen. En we moeten hun waakhonden binnen de media niet langer krediet geven.
Cancún moet voor ieder van ons een aanmoediging zijn om ons niet in slaap te laten wiegen of de mobilisatie te laten verslappen. Wij zijn op de goede weg, maar het grootste deel van de rit moet nog worden uitgereden.
(Uitpers, nr. 47, 5de jg., november 2003)
Raoul Marc Jennar is onderzoeker bij Oxfam-Solidariteit in Brussel.
(1) Deze manipulaties en druk worden uitstekend beschreven in een recent boek: Fatouma Jawara en Aileen Kwa, "Behind the Scenes at the WTO. The Real World of International Trade Negociations", Zed Books, Londen, 2003.