Napels werd tot begin dit jaar als voorbeeld gesteld van een geslaagde heropstanding. Na twee eeuwen van verval, was Napels weer een stad die mocht gezien en bezocht worden. De moordpartijen van dit jaar binnen de “camorra”, verzamelnaam voor de georganiseerde misdaad in die regio, werpen wel een zware schaduw over die heropstanding.
Vooral omdat daarmee duidelijk werd dat die camorrabenden kunnen gedijen midden problemen als enorme werkloosheid, verval van volkswijken, corruptie. De regeerders in Rome “herontdekken” heel even de oude onopgeloste problemen van de Mezzogiorno.
Bij dodelijke afrekeningen onder rivaliserende clans van de camorra zijn in 2004 meer dan 130 doden gevallen. Die clans vechten gewoon om de controle over huizenblokken en wijken. Want een wijk controleren, betekent ook dat de handelaars van die wijk pizzo, ‘beschermingsgeld’, aan de clan betalen, het betekent opbrengsten van sigarettensmokkel en vooral van de zeer winstgevende drugshandel.
Die camorra zit na jaren van maffiabestrijding en culturele heropstanding nog steeds stevig ingeplant in enkele van de grote volkswijken. De concurrentie spitste zich het voorbije jaar toe op twee van die wijken, Scampia en Secondigliano. Van daaruit controleert Paolo Di Lauro (bijnaam Ciruzzo o’ milionario), een belangrijk deel van de drugshandel in de stad. Zijn daginkomen ligt volgens een pentito op 500.000 euro. Per dag! Een van zijn grootste mededingers is de onlangs opgepakte Luigi Di Biasi, een boss uit de wijk Quartieri Spagnoli, smokkelaar in cocaïne die via Rotterdam naar de Baai van Napels komt.
Vanwaar vorig jaar ineens weer die oorlog binnen de camorra, na een betrekkelijke rust van tien jaar? Die oorlog is deels de nasleep van de ontmanteling van de oude gevestigde camorra clans in het begin van de jaren 1990. Door het wegvallen van de meer hiërarchische structuren, lag het terrein open voor relatieve nieuwkomers. De rust van de voorbije tien jaar is wel betrekkelijk, want het kwam al eerder tot reeksen dodelijke afrekeningen tussen clans die hun zones willen uitbreiden ten koste van anderen.
Vorige oorlogen
Sommige van die oude clans duiken toch weer op. Zo was er begin december 2004 de moord op Francesco Alfieri, broer van de legendarische camorrabaas Carmine Alfieri die in 1992 was aangehouden en een pentito, spijtoptant, werd. De camorra – en de Siciliaanse Cosa Nostra – kreeg het in die periode zwaar te verduren. In het zog van de operatie ‘Mani pulite’, Schone Handen, werden ook de politieke beschermers van die maffiagroepen hard aangepakt, wat het ineens veel gemakkelijker maakte om de maffiabazen zelf op te pakken. In Italië werd toen bewezen dat zelfs in een land waar maffiagroepen al generaties sterk ingeplant waren, ze toch met succes kunnen worden bestreden, op voorwaarde dat de politieke wil er is.
Alfieri was een van de topnamen van wat de “Nuova Famiglia” was, een bundeling van gevestigde clans die na de Tweede Wereldoorlog veel geld verdienden met sigarettensmokkel, bouwspeculatie, fruithandel, toerisme. Die families moesten in de jaren 1970 ineens opboksen tegen een nieuwkomer, Raffaele Cutolo. Die had een eigen groep opgericht, de “Nuova camorra organizzata” (NCO). De nieuwkomer boekte groot succes, hij had in korte tijd minstens 4.000 medewerkers, vooral jongeren uit de wijken met een jeugdwerkloosheid van 50% en meer.
Op 23 november 1980 werden Napels en zijn regio, Campanië, door een zware aardbeving getroffen waarbij meer dan drieduizend doden vielen. De regering in Rome verzekerde dat de daklozen snel weer onderdak zouden zitten en trok enorme bedragen uit voor de wederopbouw. Talrijke politici in Napels roken geld. Zij waren vaak al rijk geworden met bouwspeculatie (een prachtige film daarover: Le mani sulla città van Francesco Rossi) en hadden in dat kader al samengewerkt met de camorra. Vooral politici van de Democrazia Cristiana zagen brood in de wederopbouw, zij hadden immers hun mensen op topposities in Rome. Onder hen Antonio Gava, enkele keren minister van Binnenlandse Zaken en toen leider van de grootste fractie van de christen-democratie en Paolo Cirino Pomicino als minister van Begroting. Die politici hadden hun stemmen onder meer te danken aan de stemadviezen van camorrabazen in de wijken, dorpen en steden die ze voor een deel controleren.
De enorme inzet wakkerde de strijd binnen de camorra aan. In de periode 1981 tot 1983 viel er bij die concurrentiestrijd in de streek van Napels gemiddeld één dode per werkdag. Cutolo zat in de cel vanwaar hij zijn NCO bleef leiden, onder meer via zijn zuster. Maar zijn concurrenten slaagden er, met de hulp van hun politieke beschermers, in om de NCO uiteindelijk in het begin van de jaren 1990 buitenspel te zetten.
Maar toen kregen ze het zelf lastig, vooral toen met de operatie Schone Handen aan het licht kwam hoe politici en camorra afspraken hadden gemaakt om de buit van de “wederopbouw” onder elkaars bouwfirma’s te verdelen. Daar lijken ze nu, anno 2005, niet zwaar meer aan te tillen. Pomicino zat tot voor kort in de rechtse christen-democratische UDC (met afgewezen EU-commissaris Buttiglione), maar is onlangs met open armen ontvangen bij de Udeur-Ap, een kleine groepering die deel uitmaakt van zogenaamd centrum-links. Verscheidene linkse politici hebben bij dat nieuws toch wel even moeten slikken.
Ommekeer
In 1992 keerde het tij, maffiajagers en corruptiebestrijders konden eindelijk hun werk doen. In enkele maanden zaten kopstukken van Cosa Nostra en de camorra achter slot en grendel, meestal kort nadat hun bevriende politici, magistraten en politiechefs van hun voetstuk waren gehaald. In Napels bleek een politiechef jarenlang maffiabazen te hebben gewaarschuwd telkens er een operatie tegen hen op til was. Volgens enkele pentiti gebeurde dat op de wenk van minister van Binnenlandse Zaken Gava. De camorrabazen hadden ook kunnen rekenen op magistraten van de hoven van beroep en op een procureur. In 1984 had onderzoeksrechter Carlo Alemi ontdekt hoe de camorra in de justitiepaleizen van Napels de lakens uitdeelde, maar hij werd geschorst. Tien jaar later kwam dat “nogmaals” aan het licht.
Een andere politicus, de liberaal Francesco de Lorenzo, had het tot minister van Volksgezondheid gebracht. Hij raakte in moeilijkheden toen uitlekte dat hij massaal stemmen had gekocht en vooral zeer veel smeergeld had gekregen van de farmaceutische nijverheid om bepaalde dure producten op de lijst van terugbetaalbare geneesmiddelen te zetten.
Vanaf 1992 kwam daar dus verandering in. De christen-democratie verdween nagenoeg als partij, waardoor de Napolitanen eind 1993 voor de post van burgemeester de keus kregen tussen Alessandra Mussolini van de neofascisten en Antonio Bassolino van de ex-communistische PDS. Bassolino haalde het en werd met zijn nieuwe aanpak dra een van de populairste politici van Italië. Napels werd flink opgesmukt, althans het stadscentrum en de musea. Napels kreeg weer even het aanschijn van een kosmopolitische stad, zoals ze tot het eind van de 18de eeuw was geweest. Napels was tot dan eeuwenlang een van de bloeiendste steden van Europa. Maar de monarchie, gesteund door een parasitaire feodale klasse, had verhinderd dat de bourgeoisie invloed kreeg, pogingen daartoe werden in het bloed gesmoord. Toen de nieuwe Italiaanse staatsmacht na de eenmaking een onderzoek liet uitvoeren in de ‘Mezzogiorno’, stelde ze verbijsterd vast hoe daar een andere wereld lag, wat we nu “Derde Wereld” zouden noemen. Trouwens, een deel van de stad draagt vandaag de bijnaam “Terzo mondo“.
Met Bassolino zag het ernaar uit dat de stad na twee eeuwen onderontwikkeling uit de miserie zou geraken. Voor een deel is dat gelukt, maar de vernieuwing is aan veel Napolitanen voorbijgegaan. Toen de politieversterkingen eind 2004 werden uitgestuurd om een einde te maken aan de oorlog binnen de camorra, moesten brandweerlui op veel plaatsen muren en barricades opruimen om de doorgang naar de wijken van de camorra vrij te maken. Vanop balkons en uit vensters werden ze met allerlei projectielen bekogeld om duidelijk te maken dat ze – na jarenlange afwezigheid – niet welkom zijn.
Angst van de camorra? Voor een deel natuurlijk wel. Maar in die wijken zijn de camorrabazen vaak nog altijd de grootste werkgevers, ook al is het in de drugssmokkel. Met een jeugdwerkloosheid die rond 50% schommelt, hoeft het niet te verwonderen dat tienduizenden jongeren aangelokt worden door het gemakkelijke geldgewin – de inkomsten van Ciruzzo o’ milionario, volgens sommigen 500.000 euro per dag – spreken natuurlijk tot de verbeelding. Iemand met een nuttig diploma (financiële weten schappen bij voorbeeld) zal bij een camorrabaas al snel 1.000 euro per dag verdienen. Het zakencijfer van de verzamelde camorraclans van Campanië ligt volgens sommige schattingen op 25 miljard euro, waarvan twee derde in de drugssmokkel.
In talrijke wijken is er de voorbije tien jaar dus blijkbaar weinig ten goede veranderd. Dat geldt ook voor de betonwijken aan de rand van Napels waar de “urbanisten” er niet aan gedacht hebben ook te voorzien in winkels en recreatiemogelijkheden. Pentiti beweren dat in die wijken een vijfde van de bevolking van de camorra leeft en ervoor zorgt dat de andere vier vijfden hun mond houden. Waarom zouden die anderen hun mond open doen als ze niet zeker zijn dat de politieke overheid, de justitie en de politie de absolute wil hebben om die camorra te bestrijden?
Want of die wil er is, valt inderdaad sterk te betwijfelen. In de euforie over de heropstanding zijn die wijken aan nieuwe camorrabazen overgelaten. “De Napolitanen zijn verontwaardigd als Umberto Bossi van de Lega Nord over afscheiding spreekt. Maar ze hebben blijkbaar niet gezien dat in hun eigen stad zeven wijken zich hebben afgescheiden”, aldus Marco Demarco, directeur van de krant ‘Corriere del Mezzogiorno’.
Mezzogiorno
De camorraclans hebben ondanks het verlies aan politieke relais in alle stilte (en onverschilligheid?) hun economische macht hersteld. Dat ligt voor een deel aan de blijvende economische onderontwikkeling van de regio; het betekent ook dat de camorrabazen er alle belang bij hebben dat economische ontwikkeling uitblijft.
Ondanks meer dan een halve eeuw grootse plannen voor de ontwikkeling van de Mezzogiorno, blijven grote delen van het Italiaanse zuiden zware probleemgebieden, vooral dan die regio’s waar maffiagroepen stevig ingeplant zijn: Campanië, Calabrië, Sicilië en een deel van Apulië. In november trok president Carlo Azeglio Ciampi nog maar eens naar de Mezzogiorno om alarm te slaan, om voor de zoveelste keer in de geschiedenis van Italië te gaan vertellen dat de Mezzogiorno nationaal probleem nummer één is. In een parlementaire studie van 1876 werd dat ook al gezegd, maar 128 jaar later is het probleem verre van opgelost.
Voorwaarde nummer één voor een normale economische ontwikkeling is wel dat de politieke wil er is en blijft om de maffia grondig aan te pakken. Van de huidige centrale regering valt op dat vlak niet veel te verwachten. Marcello Dell’Utri, De stichter van Forza Italia, de partij van premier Silvio Berlusconi, is veroordeeld wegens medeplichtigheid met de Siciliaanse maffia, verscheidene politici van Forza Italia op Sicilië zijn in opspraak gekomen als beschermers van maffiosi.
Het probleem is alleen: valt er van centrum-links zoveel meer te verwachten? De regeringen van Romano Prodi en Massimo D’Alema blonken ook niet uit in maffiabestrijding. Dat iemand als Pomicino niet wordt weggehoond, tast de geloofwaardigheid van centrum-links inzake maffiabestrijding aan.
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)