Een conferentie heeft zich op 23 april in Brussel op initiatief van de Verenigde Naties over de toestand in en nabij Somalia gebogen. En die conferentie kwam tot de voor de hand liggende conclusie dat de piraterij bij de Somalische kusten veel te maken heeft met de toestand in dat land en dat daar moet worden ingegrepen.
Naast de voedselhulp moet er financiële hulp komen voor ontwikkeling. Het streefdoel: 200 miljoen dollar. Het lijkt bijna op een aprilvis: 200 miljoen dollar voor een land waar geen staat is, waar dagelijks honderden mensen letterlijk hun leven riskeren om er weg te geraken. Vlak na de conferentie kwam het bericht dat vele tientallen mensen alweer verdronken waren onderweg naar Jemen.
Aan de ene kant een bescheiden financiële hulp, onooglijk bij al die cijfers over rommelkredieten, aan de andere kant alweer wapengekletter. Als de voorbije 20 jaar iets duidelijk werd, is het wel dat militair ingrijpen van buitenaf niets uithaalt. Alle hoop is nu gevestigd, o ironie, op “gematigde islamisten” (dus: “gematigde extremisten”) om in Somalia tot enig staatsgezag te komen.
Somalia is momenteel wel een land, maar geen staat. Een land met één grote ethnie, de Somali’s, verdeeld in ontelbare clans die elkaar zelfs in de koloniale periode stevig bevochten. Soms lijkt het erop dat eeuwenoude clanoorlogen verder worden uitgevochten. Maar het gaat nu veel verder dan dat. Washington is bij voorbeeld zeer verontrust omdat het in Somalia een broeinest van terroristen ziet, een voedingsbodem waar Al Qaeda massaal mensen zou ronselen. En de piraten maken de zeevaart onveilig in een druk bevaren gebied van 2,5 miljoen km².
Opdeling
De Europese mogendheden verdeelden onder meer op de Conferentie van Berlijn van 1884 grote stukken van Afrika onder elkaar. Zowel de Britten als de Fransen en de Italianen hadden hun oog op dit gebied laten vallen. De Fransen namen Djibouti en omgeving, de Britten maakten van het noordelijk deel een protectoraat. De Italianen hadden het lastig, ze stuitten op zwaar gewapend verzet. Het was pas in 1925 en dus onder Mussolini, dat ze van het grootste overblijvende deel een kolonie konden maken. Ze hadden daarbij de ene clan tegen de andere uitgespeeld en zouden dat als kolonialisten blijven doen.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef noordelijk Somalia een Brits protectoraat tot 1960. De oude Italiaanse kolonie was door de Verenigde Naties onder Italiaanse voogdij geplaatst met als voorwaarde dat het gebied binnen de tien jaar onafhankelijk zou worden. In 1960 vormden de twee gebieden samen de onafhankelijke staat Somalia. Die was wel van een stuk Somalisch gebied geamputeerd; de Britten hadden de Ogaden, overwegend woestijn, in 1897 aan Ethiopië gegeven in ruil voor steun tegen opstandige Somalische clans. Dat leidde na 1960 tot zware spanningen tussen Somali’s en Ethiopiërs, die daarvoor ook al geen vrienden waren. De Ogaden is vandaag nog altijd bij Ethiopië.
Barre
In 1969 bracht een militaire staatsgreep generaal Siad Barre aan de macht. Het nieuwe regime, dat zich op het socialisme beriep, organiseerde een grootscheepse alfabetiseringscampagne. In enkele jaren steeg het percentage Somali’s dat kon lezen en schrijven van 5 tot 55%. Barre richtte zich aanvankelijk volledig op Moskou, maar in de oorlog van 1977-1978 tegen Ethiopië om de Ogaden, koos Moskou voor bondgenoot Ethiopië en keerde Barre zich tot Washington.
Na die oorlog werd het regime van Barre dictatorialer, wat bij diverse clans en in de steden meer en meer verzet opriep. Zware economische moeilijkheden, waaronder een galopperende inflatie, kwamen daar bovenop. Eind de jaren 1980 werkten diverse (door Ethiopië gesteunde) clans samen en verdreven ze Barre begin 1991. Daarop riepen de clanchefs van het noorden de onafhankelijke staat ‘Somaliland’ uit. Tot vandaag is dat een relatief stabiel en redelijk bestuurd gebied, maar de onafhankelijkheid ervan is door geen enkel ander land erkend.
In de rest was chaos troef. Diverse clanchefs werden krijgsheren met hun eigen milities, ze weigerden het nieuwe gezag te erkennen. Het kwam in de hoofdstad Mogadishu en elders tot hevige gevechten die de burgerbevolking zwaar troffen. Na een vergeefse poging van de Verenigde Naties, stuurden de Verenigde Staten troepen voor een operatie “Restore Hope” – Herstel de hoop. Daar kwam niets van terecht, het werd integendeel een rampzalige onderneming. De Amerikaanse troepen, die bij aankomst op talloze cameraploegen uit de ganse wereld botsten, verlieten het land in 1993 met stille trom, een chaos achterlatend waarin clanchefs elkaar in geweld de loef afstaken. De strijd tussen clans ging vaak zoals van oudsher over graaslanden, waterputten en vee. Maar in Mogadishu werd ook gestreden om de controle over de haven en de smokkelroutes.
Wetteloosheid beu
Net zoals in Afghanistan gebeurde met de Taliban, doken ook hier islamistische groepen op met de boodschap dat zij een einde zouden maken aan de wetteloosheid die het dagelijks leven zo moeilijk maakt. De “Unie van Islamitische Rechtbanken”, een verzameling van uiteenlopende groepen, ging in 2006 in de aanval tegen al die rivaliserende milities, vooral dan tegen een krijgsheer die het schoon weer maakte in Mogadishu.
Dat sloeg aan bij een zeer groot deel van de bevolking, zeker in de hoofdstad, dat al die wetteloosheid en willekeur van de krijgsheren meer dan beu was. Liever de sharia dan de wetteloosheid. De “Islamitische Rechtbanken” waren al snel de baas in Mogadishu en in het zuiden van het land, het meest bevolkte deel. Buurland Ethiopië en vooral Washington panikeerden. Met Amerikaanse steun viel het Ethiopisch leger het land binnen om de “Rechtbanken” te verdrijven, terwijl de “Voorlopige regering van Somalia” in het stadje Baidao onder Ethiopische bescherming een schijn van wettelijkheid ophield. Maar die regering controleerde niets en had alleen de internationale erkenning om overeind te blijven.
De Islamitische Rechtbanken werden uit Mogadishu verdreven, maar niet helemaal. Begin dit jaar trokken de Ethiopische troepen zich terug, hun operatie was mislukt. In de “Voorlopige regering” was het intussen één geruzie, waarop dan maar een voormalige leider van de Islamitische Rechtbanken, Sjeik Sharif Sjeik Ahmed werd gesmeekt om president te worden. Die sjeik vertegenwoordigt de zogenaamde “gematigden” binnen de islamisten, een “gematigd extremist”.
Hij bekwam alvast dat het “parlement” op 18 april, de sharia (islamitische rechtsregels) officieel installeerde. De islamistische milities willen meer, zij eisen het vertrek van alle buitenlandse troepen, ook al zijn dat slechts 3.400 weinig gemotiveerde Afrikaanse militairen. Bij de islamisten is intussen een radicalere beweging opgestaan, de Al-Shebab die grote delen van het zuiden controleert.
Ontredderd
De chaotische situatie van de voorbije jaren en de economische moeilijkheden, hebben er al vele honderdduizenden Somali’s toe aangespoord het land te verlaten. In naburig Kenia bevolken ze een van de grootste vluchtelingenkampen van de wereld. Honderdduizenden waagden en wagen hun geluk elders. Ze steken de zee over richting Jemen, waarbij er al honderden zijn verdronken. Anderen maken een tocht dwars door de Sahara om aan de Libische kust aan boord te gaan van vaak gammele boten. Ook op die tocht zijn er al zeer veel omgekomen.
De Somali’s die deze tocht riskeren, zijn meestal niet de allerarmsten, hun familie heeft vaak have en goed verkocht om de mensensmokkelaars te betalen zodat een van hen in het “beloofde land” geld zou verdienen om de familie in het thuisland overeind te houden.
(Uitpers, nr. 109, 10de jg., mei 2009)