Er gaat bijna geen maand voorbij of ergens in Groot-Brittannië ontspoort een trein. De oorzaak? Formeel meestal het gevolg van defect materiaal. In feite is de oorzaak de neoliberale ideologie volgens dewelke ook goed werkende staatsbedrijven moeten worden geprivatiseerd en dus winst – liefst zoveel mogelijk – moeten opleveren voor de nieuwe eigenaars, ook al kost dat mensen het leven.
Het laatste ongeval in de reeks had plaats op 26 november toen bij Glasgow een trein uit de sporen ging op een traject dat minder dan een week eerder “was nagekeken en veilig verklaard”. Het onderzoek wees uit dat de oorzaak van het ongeval te wijten was aan “zeer slecht onderhouden dwarsliggers”.
De erfenis van de Britse conservatieve oud-premier Margaret Thacher weegt nog zwaar door in het Verenigd Koninkrijk, ook al is de oppositie inmiddels er aan de macht. Een ex-oppositie die niet meer “Labour”, maar “New Labour” heet. Haar leider Tony Blair zegt een “derde weg” te bewandelen, maar voor wie hem van dichterbij bekijkt lijkt hij verdacht veel op Thatchers neoliberale weg.
Onder Thatcher werd begonnen met de grote privatiseringen. Zo werd de waterbedeling van de hand gedaan. Met alle gevolgen vandien. Omwille van de poen geen kwaliteit meer, geen systematisch herstel van de leidingen – zodat op bepaalde plaatsen meer dan de helft van het water onder weg verloren ging – en snelle verkoop van waterwinningsgebieden aan bouwpromotoren zodat hier en daar watertekorten ontstonden. Maar de maatschappijen maakten mooie winsten en de bedrijfsleiders, dikwijls de vroegere staatsambtenaren, kregen elke maand riante lonen op hun bankrekening gestort naast talrijke voordelen in natura en onkostenvergoedingen.
Toen in de 19de eeuw werd begonnen met de aanleg van spoorlijnen, waren dat privélijnen met verschillende spoorbreedten, ander materiaal enz. Kortom, een warboel. Daarom werden deze eeuw, zoals in België, al die verschillende spoorwegmaatschappijtjes opgekocht en in nationale spoorwegmaatschappijen ondergebracht. Niemand die zich nu de vraag stelt of het opnieuw opdelen van het netwerk in aparte lijnen geen nadelen heeft: denk maar aan de administratieve rondslomp over de verdeling van de prijs van een kaartje als iemand een traject wil afleggen dat over twee of meer maatschappijen loopt. De vraag naar efficiëntie is echter taboe: de ideologie van de privatisering mag niet worden ondermijnd.
In Groot-Brittannië werden de gevolgen al meteen zichtbaar. Vele machinisten werden ontslagen om kosten te besparen, de anderen moesten maar meer uren rijden. Met als gevolg veel vertragingen of gewoonweg geen trein als een bestuurder bv. wegens ziekte niet kwam opdagen. Kaartjesknippers en controleurs? Ook liefst zo weinig mogelijk. De klachten zijn dan ook schering en inslag.
Ook aan rollend en vast materiaal kan omwille van de lieve centen niet al te veel aandacht worden besteed. Zo was er in 1994 21.500 man beschikbaar voor het onderhoud van de sporen, met onder meer visuele controle. Vier jaar later waren er maar 15.500 meer. Een besparing van 6.000 lonen dus op vier jaar tijd. Aangenomen mag worden dat de “manager” die al deze mensen op straat heeft gezet aan het einde van elk jaar flinke “productiviteitsbonussen” zal hebben geïncasseerd. Visuele controle van de staat van rails en dwarsliggers is vervangen door machinale controle – die onvoldoende is zoals uit de reeks ongevallen blijkt. Maar winst primeert op het leven van de “klanten” – en daar zijn bovendien toch verzekeringen voor? Of niet?
Merkwaardiger nog aan het verhaal is dat de opgedeelde Britse spoorwegen de regering nu meer kosten dan toen de staat het netwerk uitbaatte, beheerde en onderhield. Kapitalisten nemen immers liever geen risico met hun geld en in de overnamecontracten werd een royale staatssubsidiëring bedongen!
Eerder dit jaar zei “rode” Ken Livingstone, die door Tony Blair uit New Labour werd gezet omdat hij absoluut aan de strijd voor het burgermeesterschap van Londen wou deelnemen – wat hij met succes deed -, dat “kapitalisme dodelijker is dan Hitler”. Hij citeerde Sudan George (“de economiste, niet de actrice”) die berekende dat er sinds 1981 15 tot 20 miljoen mensen onnodig stierven ten gevolge van het internationaal financieel systeem.
“Het internationaal financieel systeem doodt elk jaar meer mensen dat Wereldoorlog Twee. Maar Hitler was ten minste gek”, zei hij. (The Times, 11.04.00).
Dat laatste weet men in het voormalige communistische Oostblok inmiddels al lang. Zo is de levensverwacht van een Rus tussen 1980 en 1995 van 62 tot 58 jaar gedaald. Armoede, ziekte, alcoholisme zijn wijdverspreid in de ex-communistische landen. Maar er lopen vast en zeker massa’s economisten rond die kunnen uitleggen dat het “voor het eigen goed” is van de berooide en verpauperde burger dat alles moet worden ontmanteld wat niet rendabel is, en de rest maar zo snel mogelijk moet worden geprivatiseerd, ook al zijn het gangsters en/of voormalige apparatsjik’s die voor een prikje met prachtige stukken gaan lopen.
(Uitpers, december 2000)