Een rapport van ‘Oil Change International’ onthult de bedrijven en landen die medeplichtig zijn aan de genocide in Gaza via het aanleveren van de brandstof die nodig is om de Israëlische oorlogsmachine draaiende te houden.
Ondanks de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) van januari 2024, dat het “plausibel is dat Israël genocide pleegt” in Gaza, en ondanks de adviserende opinie van hetzelfde Hof in juli dat de bezetting van Palestijns gebied onwettig is, blijven landen en bedrijven Israël van de nodige olie voorzien om zijn bloederige activiteiten voort te zetten. Tussen 21 oktober 2023 en 12 juli 2024 signaleerden de onderzoekers 65 scheepsladingen aan fossiele brandstofproducten voor Israël.
Bij de lucht- en grondaanvallen van de Israëlische strijdkrachten in de volledig belegerde en afgesloten Gazastrook zijn sinds 7 oktober al meer dan 40.000 Palestijnen omgekomen (het werkelijke dodental ligt ongetwijfeld veel hoger). De tolerantiedrempel van de toekijkende wereld werd al heel lang overschreden. De beelden van uit elkaar gerukte lichamen, verweesde kinderen vol bloed, overbevolkte medische posten en tentenkampen vol hongerige interne vluchtelingen zijn verschrikkelijk. De genocidale machine blijft echter onverminderd verder malen.
Tegelijkertijd blijven mensen op straat komen om hun verontwaardiging en woede te uiten, en druk te zetten op hun regeringen om een einde te maken aan de gruwel. Activisten -zeker in de VS en het VK- eisen daarbij de stopzetting van de levering van wapens. Tot nog toe ging er minder aandacht naar de energieketen die de vernietiging van Gaza mogelijk maakt. Zonder de aanhoudende aanvoer van bommen kunnen er geen luchtaanvallen worden uitgevoerd, maar dat geldt evengoed voor de brandstof die de gevechtsvliegtuigen in staat stelt om op te stijgen, of die nodig is om gepantserde voertuigen en tankers te opereren.
Fossiele brandstofleveranciers -zowel landen als bedrijven- zijn dus belangrijke facilitators van het oorlogsgeweld. 35% van de ruwe olie die aan Israël wordt verstrekt, komt van zes grote internationale oliemaatschappijen: Chevron (8%), BP (8%), ExxonMobil (6%), Shell (5%), Eni (4%) en TotalEnergies (5%). In het licht van de uitspraak van het ICJ zouden deze bedrijven volgens verschillende rechtsgeleerden aansprakelijk gesteld kunnen worden voor medeplichtigheid aan genocide.
VS nummer 1
De grootste medeplichtige aan de Israëlische genocide -op diplomatiek, militair en financieel vlak- is zonder enige twijfel de Verenigde Staten. Het is dan ook niet verrassend dat dit land een belangrijke leverancier is van JP8-brandstof voor gevechtsvliegtuigen. De ladingen JP8 komen van de Valero-raffinaderij in Corpus Christi, Texas. Begin augustus meerde de ‘Overseas Santorini’ -een van de belangrijkste tankers voor de levering van vliegtuigbrandstof uit de VS- nog aan in de Israëlische haven van Ashkelon met een lading van 300.000 verse vaten. Dat is goed voor ongeveer 12.000 tankbeurten voor F-16 gevechtsvliegtuigen.
Maar de VS is lang niet het enige land dat de Israëlische strijdkrachten van brandstof voorziet. Met 28% van het totaal is Azerbeidzjan de grootste leverancier van ruwe olie aan Israël, dat zelf raffinaderijen heeft, maar het ruwe product moet invoeren. Het goedje wordt aangevoerd via de Baku-Tbilisi-Ceyhan pijplijn, die geëxploiteerd wordt door oliereus BP. In de Turkse haven Ceyhan wordt de Azerbeidzjaanse olie in tankers geladen en van daaruit gaat het richting Israël. Kazachstan is een andere belangrijke leverancier van ruwe olie (22%).
Gabon is de grootste Afrikaanse exporteur van ruwe olie naar Israël (22%), maar er zijn ook leveringen vanuit Nigeria en Congo-Brazzaville. De Europese landen die de genocide in Gaza faciliteren door Tel Aviv van ruwe olie en geraffineerde olieproducten te voorzien zijn Italië, Albanië en Griekenland. Cyprus en Griekenland staan ook toe dat de olietankers bestemd voor Israël er tussenstops maken.
Misschien wel de meest verrassende facilitator van de genocide via de levering van ruwe olie is Brazilië. President Lula da Silva heeft de Israëlische acties in Gaza immers al meermaals vurig veroordeeld. Toch nam zijn land sinds het begin van de oorlog 9% van de ruwe olie-export naar Israël voor zijn rekening. Daarnaast leverde Brazilië in april ook een tanker vol stookolie. Een Braziliaans olie-embargo zou luider spreken dan woorden. Lula zou een voorbeeld kunnen nemen aan het steenkoolembargo dat de Colombiaanse president Petro begin juni heeft ingesteld tegen Israël. (De Colombiaanse steenkool stond voordien in voor 50% van de totale Israëlische import.)
Het doorknippen van de energietoevoer kan even belangrijk zijn als een wapenembargo in de strijd om een einde te maken aan de genocide in Gaza en het Israëlisch apartheidsregime.
BDS oproep
De BDS-beweging (boycot, desinvestering en sancties), Palestijnse solidariteitsgroepen, vakbonden en milieuorganisaties roepen dan ook al een tijdje op tot een mondiaal energie-embargo tegen Israël.
Daarnaast zouden landen, maar ook olie- en gasbedrijven, ter verantwoording geroepen moeten worden voor hun rol in het bestendigen van het dodelijk geweld en de vele mensenrechtenschendingen gepleegd door de Israëlische strijdkrachten in de Gazastrook.