Onderweg – via Lissabon – naar Brasília/Brazilië stoot ik op het recent ontstane debat over Europa. De Braziliaanse overheid meent, zoals de Verenigde Staten sinds de 19e eeuw, de ‘roeping te hebben om de wereld te voeden’. De Braziliaanse agro-industrie wil de wereldmarkten veroveren met zijn kippen, zijn rundvlees, zijn soja, zijn rietsuiker, zijn ethanol.
Competitief-zijn, in de vaart der volkeren. (1) Terwijl bij het begin van 2011 toekomstwensen werden gedeeld, verscheen een studie waarin de Brazilianen het volk blijkt te zijn met het meeste vertrouwen in (economische) vooruitgang. De Belgen en de Fransen behoren voor de nabije toekomst tot de meest pessimistische.
Brasília. Verwelkomingsoutdoor bij het buiten rijden van de luchthaven:
“Sr/a parlamentar, bem-vindo a Brasília,
Que o seu compromisso com a competividade brasileira seja lei”
CNI (Confederação Nacional da Indústria)
(Welkom, Mijnheer/Mevrouw de volksvertegenwoordiger,
dat uw engagement voor de Braziliaanse competitiviteit wet zij.”)
CNI (Nationale Confederatie van de Industrie)
Of: competiviteit als permanente economische Wereldoorlog? De lobbyisten in Brussel, Washington DC en Brasília zorgen er wel voor dat het vuur oplaait.
En toch, competitiviteit is al jaren een mantra in de Europese Unie. Het werd de maatstaf van alle dingen, alhoewel een definitie van dit toverwoord telkens opnieuw ontbreekt. Nochtans raakte het wervende woord bij ons vooral sinds de Lissabon Strategie (anno 2000) in gebruik: om van de Europese Unie ‘de meest competitieve economie ter wereld’ te maken.
Exportboost – exportbeest?
De Vlaamse regering wil niet onderdoen. Laten we’t even bij landbouw en voeding houden. In de beleidsverklaring van Minister-President en Minister van Landbouw Peeters luidt het in 2009: “Vlaanderen is binnen Europa één van de topregio’s op het vlak van landbouw. Dankzij onze kwaliteitsvereisten en diverse, vaak bovenwettelijke, kwaliteitssystemen behoren onze producten tot de Europese top. Op Nederland na heeft de Vlaamse land- en tuinbouw de hoogste netto toegevoegde waarde per hectare. Maar ook op het vlak van internationale handel van landbouwproducten scoort Vlaanderen bijzonder goed. Het agrohandelsoverschot van ruim 3,5 miljard euro is het vierde grootste van de EU. En op wereldvlak is België zelfs de zesde grootste exporteur van landbouwproducten. Vlaanderen is duidelijk een topregio voor landbouw en ik zal mij ten volle inzetten om deze positie te behouden en waar mogelijk te verbeteren.”
Zijn beleidsbrief van najaar 2010 stelt:
“De prioriteiten van de voedingsindustrie 2020 zijn gecentraliseerd rond het behoud en het versterken van de (internationale) competitiviteit van de voedingssector. De volgende prioriteiten werden bepaald:
– competitieve voedingsindustrie
– groei van de voedingsindustrie maximaliseren (‘exportboost’).”
Het zijn de twee eerste doelen in een lange rij.
Gaan we voor een exportboost of voor een op hol geslagen exportbeest? En vergeten we gemakshalve maar dat deze zogenaamde exportresultaten alleen maar mogelijk zijn door gigantische hoeveelheden/verspilling van fossiele brandstoffen en door de import van veevoedergrondstoffen van vér overzee?
Geen keuze?!
Het debat van de laatste dagen gaat over de Europese plannen van de Duitse bondskanselier Merkel en de Europese Commissie, die volgens critici het einde van ons sociaal stelsel zouden inluiden. Interessant dat er eindelijk, schoorvoetend, een discussie ontstaat over welk beleid Europa nodig heeft. Welke maatregelen moeten genomen worden om de toekomst van de eurozone te redden?
Maar ís er wel een echt debat, Politici als Dirk Sterckx (Open VLD) en Jean-Luc Dehaene (CD&V) komen doodleuk op TV ‘verduidelijken’ dat het eigenlijk niet om een keuze gaat. De hervormingen (hogere pensioenleeftijd, wijziging indexmechanisme, loonmatiging, etc.) die worden voorgesteld, zijn onvermijdelijk. Ze zijn nodig, ja, …om onze ‘competitiviteit’ te bewaren. Als we dat niet onder ogen durven zien, dan moet Europa het maar opleggen. “Wie dat bestrijdt, of alternatieven naar voor schuift, is een populist.”
Moet dat nu echt? Moet competitiviteit de finale doelstelling van alle beleid zijn? Hoever gaan we daar in? Mag ik het weer even op landbouw toespitsen? VODO (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling) vroeg me in 2009 een ontwerp van reactie op Peeters’ beleidsverklaring te schrijven. Het luidde: “Vodo vindt het terecht om op efficiëntie en competitiviteit te wijzen, maar hoe hoog moet de lat liggen? Vodo vreest dat men hierbij teveel rekent op superboeren. Op maat van wie is deze competitiviteit gestoeld? Soms hebben we de indruk dat de toekomst alleen nog voor zo’n superboeren is weggelegd. In het beleidsplan worden begrippen gebruikt als ‘groene groei’, die op lange termijn geen rekening houden met de absolute limieten (ecologisch en sociaal), die de eindige planeet ons oplegt. Er is op zijn minst een spanning tussen competitiviteit en duurzaamheid. Bij het noemen van competitiviteit wordt doorgaans onmiddellijk aan de prijs van een product gedacht. Het belangrijkste bij competitiviteit is niet de prijs, maar de relatie tussen de prijs en de kwaliteit van het product en hoe die tot stand komt.”
De vervuiling van Greenwashing
Er zijn zo van die woorden die onze taal vervuilen. Competiviteit is er de locomotief van. De wagons zijn: toename van de landbouwproductiviteit, efficiëntie, exportroeping, ABC (Agrobusinesscomplex), ‘duurzame’ kwaliteitsproductie ‘van bij ons’ (zonder te beschrijven dat dit dikwijls op roofbouw elders gestoeld is), innovatie, gewasbeschermingsmiddelen (i.p.v. pesticiden of simpelweg: vergif ), …
Een onderdeel van deze taalvervuiling is de oprukkende greenwash-praat van veevoeder- en andere industrieën. In het rijtje van vervuilers mogen daarom de containerbegrippen ‘duurzaam’ en ‘maatschappelijk verantwoord’ niet ontbreken. Of wat met het stelen van wat ons dierbaar is? Zo zag ik bij mij vertrek in de luchthaven van Zaventem een grote welkompancarte van Syngenta: ‘Biodiversity’. De chemiereus Syngenta zet zich dag en nacht in voor de biodiversiteit van onze planeet. Kan het nog grover? Ja, Monsanto is kampioen in vuile newspeak. In de luchthaven van Curitiba stalen ze de verbeelding van velen met hun ‘Imagine’-campagne. Het was niet toevallig enkele dagen nadat ze de Braziliaanse regering gedwongen hadden om de feitelijke situatie van clandestiene GGO-velden legaal te maken. Imagine: Monsanto is een weldaad voor de mensheid, want zij gaan het milieu beschermen en de honger uit de wereld helpen. Met Genetisch Gemanipuleerde Organismen op de akkers en Royalties in de maag van de boeren! De lobbyisten in Brasília, Brussel en Washington DC zorgen er voor dat deze leugen alomtegenwoordig is.
Inkomenssteun voor de competiviteit
De Brusselse lobbyisten zorgen ervoor dat de Raad van EU-Ministers de inkomenssteun na 2013 behoudt ‘omwille van de competiviteit’. Na de prijsafbraak van EG-Commissaris voor landbouw McSharry in 1992 worden boeren gedeeltelijk gecompenseerd door de beruchte inkomenssteun. Voor velen is dit nu een belangrijk onderdeel van hun inkomen. Om te overleven. De schande is wel dat drievierde van de Europese inkomenssteun bij minder dan één vierde van de boeren terecht komt. Bij de groten dus, die gedijen op de idée fixe van de Europese exportroeping. Het Europees Hof heeft nochtans al regelmatig de inefficiëntie van deze onheuse praktijken met ons belastingsgeld aangeklaagd. De huidige EU-Commissie wou deze onrechtvaardigheid en inconsequentie eindelijk bijsturen, want –inderdaad- hoe kunnen nu ‘competiviteit’ en ‘inkomenssteun’ samengaan?
De lobbyisten hebben het gehaald. Ze bevolken dan ook met 15.000 exemplaren de Brusselse kantoren.
Fair Trade Lokaal
Competiviteit en zijn wagons staan regelrecht tegenover het hoopvolle perspectief van ‘voedselsoevereiniteit’ en van ‘Fair Trade Lokaal’. De wereldwijde boerenbeweging Via Campesina is de moeder van het nieuwe concept voedselsoevereiniteit. Na de planetaire bijeenkomst ‘Nyeleni 2007’ in Mali, verzamelen we deze zomer met 800 grassroot-mensen in Oostenrijk voor Nyeleni-Europe (
http://www.nyeleni2011.net/ ). Wervel wil in Vlaanderen de kar trekken om eindelijk Fair Trade te vertalen in Noord-Noord termen. We willen bewaken dat het geen flauw afkooksel wordt van de criteria die voor Zuid-Noord Fair Trade gelden.Brazilië is in deze zoektocht niet alleen een baken van agressieve competiviteit, maar ook van een landelijke beweging voor ‘Economia solidária’. Een basis voor Fair Trade Local zeg maar, met voedselsoevereiniteit als een wezenlijk onderdeel ervan.
(Uitpers nr. 131, 12de jg., mei 2011)
Luc Vankrunkelsven, Luchthaven Lissabon, 15 maart 2011.
(1) Een boek dat in deze competitiedrift veel invloed heeft gehad, luidt: ‘Cadeias Produtivas no Brasil.
Análise da Competividade’ (Productieketens in Brazilië. Analyse van de competiviteit). Embrapa Comunicação para Transferência de Tecnologia, Fundação Getúlio Vargas en Ministério da Agricultura e do Abastecimento; Brasília – DF, 2001.