BRAECKMAN, Colette, “De tweede onafhankelijkheid van Congo“, EPO, BERCHEM, 2010, 271 blz.
Colette Braeckman is ’s werelds best geïnformeerde journaliste over Congo en dat blijkt nog maar eens uit “De tweede onafhankelijkheid van Congo”, de vertaalde en aan de actualiteit aangepaste Nederlandse versie van
“Vers la deuxième indépendance du Congo”, dat verleden jaar verschenen is.Dank zij haar toegang tot bronnen die niemand anders heeft, vaak bij insiders uit de topregionen van de Congolese politiek, haar interviews met president Joseph Kabila én zijn ambtgenoot Kagame van Rwanda, haar terreinervaring en kennis van het land van in de tijd dat het nog Zaïre heette en dictator Mobutu er de plak zwaaide, kan zij zoals niemand de huidige situatie en de evolutie beschrijven en analyseren.
Wat we in “De tweede onafhankelijkheid van Congo” te lezen krijgen over zowel de laatste opstand van Tutsi-generaal Nkunda in de tweede helft van 2008 als het gezamenlijke optreden van het Congolese en Rwandese leger tegen de Hutu-rebellen in het voorjaar van 2009 en de boosheid van Kagame over Kabila’s oningeloste beloftes maar ook over de blunder van minister van Buitenlandse Zaken De Gucht, die tijdens een gesprek met Kabila uit een scherp geformuleerde, interne nota begint te citeren (wat hij overigens ontkent, herinner ik me), en over hoe Kabila zijn huwelijk tot een grondig doordachte politieke operatie omtovert, kun je nergens anders te weten komen. Op die momenten is Braeckman top, zoals ze dat zo dikwijls is.
Braeckman is een veelschrijfster – getuige daarvan haar boeken, het grote aantal artikelen van haar hand in Le Soir als Le Monde Diplomatique en haar ontboezemingen op haar blog – en dat speelt haar soms parten. Op twee manieren. Zo staan er storende fouten in haar boek. De rebel Mulele is niet vermoord in oktober 1964 – toen was Kasavubu president en Tshombe premier – maar wel degelijk twee jaar later, in 1966, op bevel van Mobutu die een jaar daarvoor de macht gegrepen had. Dat zet de moord in een heel andere context. De meeting van Bemba die op geweld eindigt, vond niet in augustus 2006 plaats (dus nà de stembusslag), zoals Braeckman op blz. 110 schrijft, maar wel degelijk in juli, aan de vooravond van de presidents- en parlementsverkiezingen, in een heel andere context dus. Gizenga, de oude lumumbist die onder Kabila een tijdlang eerste minister geweest is, is begin van de jaren negentig na een lange ballingschap niet naar Zaïre teruggekeerd naar aanleiding van een internationale conferentie maar wel degelijk ten tijde van de Nationale Conferentie, een mijlpaal in de recente geschiedenis van het land. De huidige senaatsvoorzitter Kengo wa Dondo was niet Mobutu’s laatste premier, dat was generaal Likulia. Kagame is nooit minister van Buitenlandse Zaken geweest van zijn land, wel van Defensie. Niet dat Braeckman dat niet weet, dat maak je me niet wijs, en op andere plaatsen in het boek is bv. de datum van Bemba’s slotmeeting correct vermeld, net als de functie van Kagame. Het zijn slordigheden die het boek, dat een handleiding zou moeten zijn voor de Congolese actualiteit van de laatste jaren, ontsieren. Dat die fouten bij de vertaling van “De tweede onafhankelijkheid van Congo” een jaar later niet gecorrigeerd zijn, heeft waarschijnlijk met overhaasting te maken.
Het moet me tussen haakjes van het hart dat ik bij het lezen van de Nederlandse versie veel te frequent de indruk had vertaald Frans onder ogen te krijgen in plaats van soepel, modern, journalistiek Nederlands. Dat is overigens bij uit het Frans vertaalde boeken die EPO op de markt brengt wel meer het geval. Ook is het me een raadsel waarom de voorzitter van de Nationale Verkiezingscommissie, abbé Malu Malu, in de Nederlandse versie het hele boek door, op de laatste bladzijden na, als abt door het leven gaat. Jammer is bovendien dat sommige zinnen niet glashelder weergeven wat de auteur bedoelt. Wie, buiten ingewijden in de Congolese politiek, kan er uit de opmerking over Kabila op blz. 111, “Intussen selecteert hij zijn beste luitenants waaronder Antoine Ghanda, de huidige Alexis Thambwe en vooral Olivier Kamitatu die de verkiezingscampagne zal leiden na zijn sporen te hebben verdiend als voorzitter van het overgangsparlement” afleiden dat Kabila die politici uit de oppositie losgeweekt heeft en ze sindsdien als medestanders aan zijn zijde heeft staan? Dat is niet onbelangrijk, want Kamitatu bv. was lange jaren de rechterhand van Kabila’s grote rivaal Bemba.
Braeckmans onstuitbare schrijfdrang heeft nog een tweede nadeel. Soms overstelpt ze de lezer met details en gaat dat ten nadele van het geheel. Dat is vooral te merken in het hoofdstuk over de samenwerking met China. Door de grote hoeveelheid cijfergegevens, de veelheid aan informatie waarmee ze als doordesemd grand reporter de lezer bedelft, verliest ze haar betoog uit het oog en verzuimt ze haar vermogen tot duiding aan te spreken. Dat is jammer, want als ze aan haar vlijmscherpe analyses begint, is ze op haar best. In de epiloog is ze prima op dreef maar dan komt de kat op de koord. Braeckman verknalt het door het optreden van het Congolese leger tegen de Hutu-rebellen te vergoelijken door het te vergelijken met de opmars van de geallieerden door Frankrijk in 1944. Daar gaat ze echt uit de bocht.
Dat is niet zomaar een uitschuiver. Braeckman zet het hele boek door, zij het meestal op een onderkoelde manier, Joseph Kabila uit de wind. Niet door dingen te verzwijgen, daarvoor is ze een te goede journaliste, maar nergens zet ze de rol van de president in wat er misgaat in de verf. De verantwoordelijkheid schuift ze in de schoenen van zijn “omgeving”, zijn “entourage” of de “clan” rondom hem. “(Bij de Congolese mensenrechtenactivisten) … zijn er dan ook veel die denken dat de contracten (met China, noot gp) de clan rond de president voordeel zullen opleveren“, schrijft ze op blz. 181. Ze legt de uitspraak in andermans mond en vermijdt de president in diskrediet te brengen. Die aanpak houdt ze geregeld aan, zoals op blz. 170 : “Paradoxaal genoeg besefte iedereen dat dezelfde autoriteiten die tijdens de overgangsperiode het merendeel van de contracten (met mijnondernemingen, noot gp) hadden ondertekend en ervan hadden geprofiteerd, nog altijd binnen de presidentiële meerderheid zetelen”. Joseph Kabila, fils ingénu, komt in het stuk niet voor.
Braeckman houdt het wat de president aangaat op bijna terloopse opmerkingen als “Mobutu bediende zich in de tijd van dezelfde methode om opposanten te executeren en hun stoffelijke resten te laten verdwijnen” (blz. 140), “wantrouwig geworden door zijn verdoken leven in het maquis, had de president voordien al binnen het leger en de veiligheidsdiensten parallelle structuren opgezet“(blz. 141), “de man die er niet voor terugdeinst geweld te gebruiken” (blz. 142), “Kabila bleef zijn persoonlijke contacten met de Hutuchefs … onderhouden” (blz. 151), zonder dat ze daaruit t.a.v. Kabila conclusies trekt. Er zijn altijd wel goede redenen om zo te handelen, laat Braeckman weten. Haar kritische zin waarmee ze zich bij haar lezers in België en Congo legendarisch gemaakt heeft, laat het op dat moment afweten.
Het is verrassend hoe goed Kabila telkens weg komt en hoe weinig diepgang Braeckmans analyse op zulke momenten vertoont. Nergens lezen we met zoveel woorden dat Kabila de eindverantwoordelijkheid draagt voor de operaties van het leger, ook als generaals en commandanten zich verrijken, zich in de eerste plaats toespitsen op de controle op mijnsites, in de slag gaan met de rebellen die ze verondersteld zijn te bestrijden en hun soldaten zich te buiten gaan aan mensonterende feiten. Braeckman geeft aan dat de internationale gemeenschap “het op poten zetten van een geloofwaardige internationale strijdmacht” verwaarloosd heeft maar vergeet Kabila in haar kritiek te betrekken en ten tweede aan te stippen dat het hem goed uitkomt dat in het oosten van zijn land het conflict maar niet van de baan raakt, zodat wie uit is op de onmetelijke bodemrijkdommen in dat gebied – en dat zijn àlle betrokken partijen ! – ongehinderd zijn gang kan gaan.
Hier en daar stuit ik op gaten in het Kabila-verhaal. Als de president na de afrekening door zijn Republikeinse Garde met Bemba’s lijfwachten van de verzamelde westerse ambassadeurs – 600 doden volgens hen, ik vind dat cijfer nergens in haar boek – het verwijt krijgt dat hij buitensporig veel geweld gebruikt heeft, is hij maandenlang niet meer on speaking terms met hen. Als ik dat 100% zeker weet, weet Braeckman dat ook. Ik had het graag in “De tweede onafhankelijkheid van Congo” gelezen. Ook over de achtergrond van het gedwongen ontslag van kamervoorzitter Kamerhe, lid van de presidentiële meerderheid maar te onafhankelijk in zijn handelen en te kritisch over de gezamenlijke Congolees-Rwandese operatie tegen de Hutu-rebellen, had ik graag in haar boek gelezen. Goed geïnformeerd als Braeckman is, kan ze haar lezers daarover ongetwijfeld veel vertellen maar ze doet het niet. Zoals ze licht zou kunnen werpen op Kamerhe’s opvolger, Boshab, voormalig kabinetschef van Kabila en gewezen secretaris-generaal van zijn partij, de PPRD genoemd in een corruptieschandaal maar altijd op de voorposten als de president hem nodig heeft.
“De tweede onafhankelijkheid van Congo” is geen hagiografie van Joseph Kabila, verre van. Maar Braeckman gaat wel ver in het goedpraten van ’s mans daden. We hadden haar bv. graag het rapport van de International Crisis Group van begin april zien becommentariëren, met uitspraken als : “Congo, waar de democratie tot stilstand gekomen is;de president en zijn omgeving hebben regering, parlement en gerecht gekortwiekt en gebruik gemaakt van de onder de elite heersende corruptie“. Slaat dat dan nergens op? Waarom doet Braeckman de striemende aanklacht van Human Rights Watch op het optreden van het Congolese leger af als “het leek wel een poging om het regime te destabiliseren“. Er is toch genoeg informatie in omloop die het hoge waarheidsgehalte van het rapport onderschrijft? Waarom moeten we bij herhaling, te pas en soms te onpas, te lezen krijgen dat Kabila in 2006 verkozen is? In haar mediaoffensief gebruikt de Congolese regering net dat argument om critici de mond te snoeren. Is het in de journalistiek dan niet meer gebruikelijk om ook de acties van verkozen leiders als Poetin, Sarkozy en Leterme onder de loep te nemen? Op die manier gooit Braeckman haar reputatie van degelijkheid te grabbel.
Colette Braeckman is ons na “De tweede onafhankelijkheid van Congo” een revanche verschuldigd, in de lijn van „De dinosaurus, het Zaïre van Mobutu”, „De wortels van het geweld, Rwanda, Burundi, Congo-Zaïre” en „Les nouveaux prédateurs : politique des puissances en Afrique”, stuk voor stuk bakens in wat er de voorbije decennia over Centraal-Afrika verschenen is.
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=951108&refsource=uitpers