Het enthousiasme was groot toen eind vorige eeuw plots een wereldwijde beweging ontstond tégen het neoliberalisme, tégen de zogenaamde ‘vrije handel’ en tegen de soberheidsprogramma’s van de internationale financiële instellingen.
De echte start, zo wordt algemeen aangenomen, was de ‘battle of Seattle’, in 1999, bij een ministeriele vergadering van de Wereldhandelsorganisatie. De weeën waren al veel eerder begonnen, met een ‘tegen-top’ bij de bijeenkomst van de Wereldbank en het IMF in Berlijn en een top van de zeven armste landen in Parijs in 1989, bijvoorbeeld. Zowat overal in de wereld kwam protest op gang tégen de besparingen en tégen de economische en politieke hervormingen, tégen het neoliberalisme en het kapitalisme.
In 1997 werd in Frankrijk ‘ATTAC’ boven de doopvont gehouden, geïnspireerd door de mensen van Le Monde Diplomatique. Het groeide snel uit tot een Europese beweging, o.m. in Vlaanderen met Eric Goeman en Jaap Kruithof.
In 2001 werd in Porto Alegre een eerste Wereld Sociaal Forum georganiseerd, eveneens met de journalisten van Le Monde Diplomatique en de Braziliaanse voorstanders van Presidentskandidaat Lula da Silva. Het werd in de jaren daarop een onverwacht groot succes waar de belangrijkste progressieve intellectuelen en politici uit de hele wereld aan deelnamen.
Het voorbeeld werd in diverse regio’s gevolgd, er ontstond ook hier een Europees en een Belgisch Sociaal Forum, initiatieven die echter een nog snellere dood kenden dan het WSF.
De vraag moet terecht gesteld worden waarom al deze erg goed bedoelde initiatieven met een enorm potentieel aan verzet en organisatie een zo kort leven beschoren was.
Het korte leven van het andersmondialisme
De beweging – die nooit een beweging is geweest – was per definitie zeer divers en die diversiteit werd ook gekoesterd. Het besef dat alle vormen en uitingen van links bij elkaar kwamen en onmogelijk op korte tijd tot een ééngemaakt programma konden komen, heeft ertoe geleid dat ook vrije loop werd gelaten aan alle bewegingen die wél dachten er het hoge woord te kunnen voeren en een eersterangs- zoniet dominante rol te kunnen spelen. Die machtspelletjes gebeurden op alle niveaus, van lokaal tot mondiaal en zijn wellicht onvermijdelijk. Ze kunnen echter onmogelijk dé verklaring voor het falen van het verzet zijn.
De reden die het meest wordt aangehaald door onderzoekers is het moeilijke samengaan van sociale bewegingen en NGO’s. De eersten zouden radicaler zijn en de anderen té geïnstitutionaliseerd. Wie actief was, op diverse niveaus, in de beweging kan dit makkelijk tegenspreken. Sommige ‘bewegingen’ zijn erg geïnstitutionaliseerd, terwijl sommige ngo’s behoorlijk radikaal kunnen zijn. En dat ‘revolutionairen’ en ‘reformisten’ één organisatorisch dak moesten delen leidde inderdaad wel vaak tot botsingen, maar nooit tot onoverkomelijke tegenstellingen.
Een tweede reden die succes veel meer in de weg stond noem ik de ‘oogkleppen’ van de brede linkerzijde. De al vermelde machtspelletjes leidden tot spanningen. Er was bovendien geen gedeeld begrip van wat ‘mondialisering’ of ‘globalisering’ betekende. Voor sommigen was het gewoon ‘kapitalisme’ – en je kon toch niet pleiten voor een ‘anders-kapitalisme’, toch? Voor anderen was het de wereldwijde uitbreiding van een neoliberaal systeem dat uniforme kapitalistische praktijken invoerde. Bovendien, wie deelnam aan internationale bijeenkomsten werd al gauw tot de ‘elite’ gerekend. Het besef dat een andersmondialiseringsbeweging nooit enkel op lokaal of enkel op mondiaal vlak kon bestaan ontbrak volledig.
Dat al deze verschillende visies naast elk aar bestonden kan niet verbazen. Wel onvergeeflijk is de vaststelling dat nooit enige poging werd ondernomen om de plooien glad te strijken, om naast alle verschillen in visie en ideologie ook te zoeken naar wat al die verschillende organisaties desondanks met elkaar verbond.
Binnen het Wereld Sociaal Forum werd na enkele jaren duidelijk dat dat ook nooit de bedoeling was geweest. Men wilde een ‘beweging van bewegingen’ zijn zonder zelf aan enige organisatie te denken. De fora moesten een festival van de diversiteit zijn zonder te zoeken naar een gemeenschappelijke factor. Van een gemeenschappelijke analyse, laat staan een strategie was dan ook geen sprake. De intellectuelen haakten ontgoocheld af, al moet gezegd dat ook zij geen toonbeeld van democratische inspraak waren. Hun ‘Manifest van Porto Alegre’ of hun ‘Verklaring van Bamako’ verdween meteen in de prullenmand. Teksten van mannen in achterkamertjes vonden bij niemand genade.
Tel daar tenslotte het gebrek aan middelen bij. In de eerste jaren waren er wel enkele grote financiers, van Braziliaanse banken tot Noordamerikaanse stichtingen, maar zij waren beslist niet te vinden voor antikapitalistische retoriek. Enkele grote NGOs tenslotte hadden ideologische bezwaren, en de invloed van grote religies en/of de angst voor antizionisme vallen niet te ontkennen.
Het Wereld Sociaal Forum bestaat nog steeds en tracht al jaren aan zijn doodstrijd te ontkomen. Maar wat is er mogelijk als er geen enkel gemeenschappelijk standpunt kan ingenomen worden? Als enkele bejaarde initiatiefnemers hun veto blijven stellen tegen alles wat politiek is? Wat is de zin van een apolitieke mondiale bijeenkomst? Met het instellen van een permanente assemblee van het WSF wordt nu getracht toch een politieke rol te spelen, maar het valt af te wachten of de nodige dynamiek nog kan ontstaan en ontwikkeld worden.
De wereld verandert
Ondertussen is de wereld ook grondig veranderd en het is niet zeker dat de nieuwe bewegingen die ondertussen zijn ontstaan een betere strategie kunnen uitwerken.
Wie het kapitalisme één en onhervormbaar noemt, zal moeten vaststellen dat een orthodoxe marxistische analyse niet langer alles kan uitleggen. Het neoliberale kapitalisme was al anders dan het keynesiaanse kapitalisme van na de tweede wereldoorlog. Vandaag spreken economen van een rentenierskapitalisme waarin niet langer enkel de productie maar vooral de financiële sector voor winstaccumulatie zorgt. De dienstensector heeft een nooit eerder gekende groei gekend waardoor het proletariaat nog nauwelijks mogelijkheden heeft zich te organiseren. Het neoliberalisme zit ook in elk van ons, het individuele – en de identiteit – halen het van collectieve benaderingen. Voor een sociaal pact is in het huidige kapitalisme geen plaats meer. De overheid wordt nog wel geacht te zorgen voor extreem arme mensen, maar eigenlijk zijn de rijken zich gewoon uit de samenleving aan het terug trekken en wordt de groter wordende onderlaag aan zijn lot overgelaten. Aan die onderkant zelf is de ideologie zo goed als verdwenen, drugs en alcohol bepalen de overlevingsstrategieën. De recente rellen in Frankrijk zijn er een vreselijk symbool van.
De politieke wereld is zo goed als machteloos geworden en dat zien de mensen maar al te duidelijk. De financiële sector bep aalt wat er met een begroting mag gebeuren en naar wie de beperkte middelen moeten gaan. Er wordt nu gezegd dat we moeten kiezen tussen een sociaal beleid of een milieubeleid, zogenaamd omdat op een onbewoonbare planeet geen pensioenen of gezondheidszorg meer nodig zijn. Het is één van die valse waarheden waar nog té veel mensen inlopen, terwijl ondertussen de militaire uitgaven de pan uitrijzen. Er zal nooit een breed gedragen milieubeleid komen als niet eerst de sociale problemen van mensen worden opgelost.
Het is logisch dat dit nieuwe kapitalisme, daar door enkele economen al een nieuw feodalisme wordt genoemd, andere oplossingen vergt dan twintig, dertig jaar geleden.
De voorlopige antwoorden van veel sociale bewegingen zijn niet echt bemoedigend. Té veel aandacht gaat naar kleinschalige initiatieven, van sociale en solidaire economie, naar boerenmarkten en ruilmarkten en lokale munten. Deze initiatieven zijn zonder meer bijzonder nuttig, en kunnen het leven van veel mensen verbeteren. Of ze ook de wereld kunnen verbeteren is een andere vraag. De groene beweging draagt hierin een grote verantwoordelijkheid, door wel de individuele reiziger met zijn vliegvakantie met de vinger te wijzen, maar blind te blijven voor de grote spelers van bijvoorbeeld de digitale sector. De energietransitie botst op het dilemma van enerzijds een grote behoefte aan nieuwe en oude grondstoffen en anderzijds een terechte strijd tegen milieu- en gemeenschapsvernietigende mijnbouw. De antwoorden blijven uit.
Een nieuwe strijd
Het kan vandaag niet langer de bedoeling zijn om enkel ‘het kapitalisme’ te bestrijden. Er is in eerste instantie een grondige en nieuwe analyse nodig van wat dit kapitalisme vandaag betekent en anderzijds een verbreding van de strijd voor niets minder dan het redden van de mensheid zelf. Het is inmiddels duidelijk dat dit niet zal kunnen door een ‘ontwikkeling van de productiekrachten’.
Dit is zeer zeker een taak van een ecologisch bewuste linkerzijde die streeft naar overleven en emancipatie, met sociaal en ecnomisch welzijn voor alle mensen.
Veel economische en politieke internationale instellingen zijn vandaag eveneens machteloos geworden of hebben nooit echte macht kunnen opbouwen, denk aan de Verenigde Naties. Toch kunnen hun fundamenten hun nut nog bewijzen want een ‘tabula rasa’ heeft nog nooit tot een werkbare strategie geleid. Respect voor universele en ondeelbare mensenrechten, met inbegrip uiteraard van economische, sociale en culturele rechten, kan ons een heel eind op weg helpen.
Er zijn vandaag verschillende initiatieven die werken aan nieuwe mondiale bewegingen. In Cuba ontstond een ‘netwerk voor de verdediging van de mensheid’, Yanis Varoufakis lag aan de basis van ’Progressive International’, Ashish Kothari streeft naar eenmaking van zijn ‘tapijt van alternatieven’ en nog vele andere thematische fora en bewegingen.
Geen enkele beweging zal echter slagen als geen rekening wordt gehouden met de noodzaak om verschillende politieke niveaus, van lokaal tot nationaal tot regionaal en mondiaal, met elkaar te verbinden. Evenmin zal er succes zijn als men zich niet bewust is van de grote diversiteit en behoefte aan culturele en lokale identiteiten samen met de noodzaak om binnen die diversiteit te zoeken naar wat alle mensen en gemeenschappen bindt. Dat is een lange termijn opdracht die van essentieel belang is om tot een organisatie met één stem te kunnen komen. Eenheid in verscheidenheid werd dit vroeger genoemd, het blijft van essentieel belang om een strategie te kunnen uitwerken.
Een aantal begrippen, zoals burgerschap en emancipatie kunnen hun nut blijven bewijzen, andere zullen een nieuwe of duidelijker inhoud moeten krijgen, zoals soevereiniteit en het zelfbeschikkingsrecht van volkeren. De onderlinge afhankelijkheid van alle mensen en volken is en blijft een feit dat moet erkend worden. De dekoloniseringsbeweging heeft ons al een heel eind op weg geholpen om tot rechtvaardiger relaties tussen volkeren te komen, het is een weg die blijvend gevolgd moet worden.
Het doel moet blijven om een nieuwe machtsrelatie op te bouwen en het huidige machtsmonopolie van het financieel kapitaal te breken. Het doel kan echter niet zijn om een zo radikaal als mogelijke stem te laten horen, wel om één duidelijke stem aan het woord te laten, een stem die een zo breed als mogelijke achterban vertegenwoordigt. Dat vergt moeilijk overleg en compromissen, maar het is een essentiële voorwaarde.
Het vergt ook dat we afstand nemen van de al te talrijke mystieke en spirituele en anti-wetenschappelijke initiatieven die vandaag proberen goedgelovige zieltjes te winnen. Het is niet met een ode aan het oosten en het westen en het zuiden en het noorden dat succes dichterbij zal komen. Ook de moderniteit moet niet met de grond gelijk worden gemaakt.
Wat is uiteindelijk de bedoeling? Te komen tot een wereld in vrede met zichzelf. Daar kan op alle niveaus aan gewerkt worden en kan in deze tijd van nieuwe oorlogen bijzonder doeltreffend zijn. Ook lessen trekken uit wat in het verleden is gelukt en niet is gelukt. De andersmondialiseringsbeweging heeft gefaald, laat ons daar eerlijk in zijn. De vakbondsbeweging van meer dan een eeuw geleden heeft succes gekend, met vallen en opstaan. De sterke vakbonden die er vandaag nog zijn, zouden er nooit zijn gekomen zonder een besef aan noodzakelijke organisatie, eveneens van lokaal tot mondiaal.
Vrede is een prachtig doel, waar niemand zich kan tegen verzetten, ook al zullen er duizend alternatieven uit de bus komen om ze te bereiken. Het doel van een nieuwe beweging moet zijn om deze alternatieven te laten bloeien en tegelijk te zoeken naar wat hen bindt, van sociaal tot milieubeleid, van economische democratie tot verdraagzaamheid en ontwapening.
Theoretisch zou het moeten kunnen. Wie wil erin geloven en aan werken?