Het proces tegen Bouterse gaat 42 jaar terug in de tijd. De nacht van 8 op 9 december 1982 werd de meest dramatische in de toen nog zeer jonge geschiedenis van de Surinaamse republiek. Vijf jaar na de onafhankelijkheid in 1975 kwamen jonge militairen onder leiding van onderofficier Desi Bouterse aan het bewind. ‘Onze jongens’ die schoonschip wilden maken met de corruptie van de ‘oude politiek’ konden rekenen op de steun van de bevolking. Eerst was er sprake van ‘een ingreep’ in plaats van een staatsgreep, maar vanaf 1981 begon Bouterse een linkse koers te varen en werd het ineens ‘een revolutie’. Het regeren per decreet en het instellen van een avondklok viel bij vele Surinamers niet in goede aarde. De politieke tegenstellingen namen toe. Vanuit zeer diverse sectoren kwam er protest. De sfeer werd grimmiger. Einde 1982 escaleerde de situatie en op 8 december 1982 gebeurde dan het onvoorstelbare in het anders zo gemoedelijke Suriname. De gebouwen van vakbond ‘de Moederbond’, van twee radiostations en van de krant ‘De Vrije Stem’ werden in brand geschoten. Tijdens de nacht van 8 op 9 december 1982 brachten de militairen zestien personen naar Fort Zeelandia in Paramaribo: vijftien ervan werden vermoord. Alleen het leven van de vakbondsleider Fred Derby bleef gespaard. ‘Op de vlucht neergeschoten’ luidde de officiële versie, ‘moord’ de officieuze.
Om verjaring van de feiten te stuiten diende de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) net voor het jaar 2000, mede namens de nabestaanden van de slachtoffers, een verzoekschrift in bij het Hof van Justitie om een strafrechtelijke vervolging te doen instellen tegen de betrokken militairen. Er werd een vooronderzoek opgestart, maar de gerechtelijke molen draaide traag, zeer traag. Pas zeven jaar later, op 30 november 2007 begon het proces dat zedig het 8 decemberproces werd genoemd tegen 25 verdachten met Desi Bouterse als hoofverdachte. Na veel obstructie zowel van politieke als van juridische aard werd er pas twaalf jaar later – einde 2019 – een vonnis geveld: Desi Bouterse, op dat ogenblik nog president, werd veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf.
De tenlastelegging in deze zaak heette moord en uitlokking tot moord. In dit proces waren er, naast hoofdverdachte Desi Bouterse, nog 24 andere Surinamers, burgers en (ex)-militairen betrokken. De krijgsraad heeft, naast Bouterse, ook veroordelingen uitgesproken tegen zes ex-militairen. Benny Brondenstein, Ernst Gefferie en Iwan Dijksteel kregen elk 15 jaar cel opgelegd. Stephanus Dendoe, Kenneth Kempes en Luciën Lewis hebben elk tien jaar gekregen. In de burgerkamer zijn Etienne Boerenveen en Jimmy Stolk vrijgesproken, evenals Errol Alibux, Dick de Bie, Winston Caldeira, Wim Carbière, Orlando Heidanus, Iwan Krolis, Edgar Ritfeld en Imro Themen.
Touwtrekkerij
Dat was het einde van jarenlange touwtrekkerij tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht, bestaande uit vertragingsmanoeuvres van Bouterse raadsman, Irwin Kanhai, die alle juridische spitstechnologie uit de kast haalde om zijn cliënt untouchable te maken. Desi Bouterse had zich intussen verveld van militaire bevelhebber tot een gewiekste en charismatische politicus die de volkstaal sprak. Hij ontpopte zich tot een populist pur sang die op de partijbijeenkomsten van de NDP al zijn retorische registers wist open te trekken die hem in 2010 de verkiezingsoverwinning en meteen het presidentschap bezorgde.
Na zijn eerste verkiezing in 2010 tot president voelde Bouterse zich dus geruggensteund door een flink deel van de bevolking, maar toen in 2012 een ex-medestander getuigde dat Bouterse zélf aan de moordpartij van 8-9 december 1982 had deelgenomen, dienden enkele partijgenoten van hem in zeven haasten een wetsvoorstel in om een oude amnestiewet aan te passen. Dat was een eerste wit konijn dat uit de NDP-hoed werd getoverd. Vanaf toen kon Bouterse opnieuw gerust slapen, want door deze nieuwe situatie besloten de militaire aanklager én de krijgsraad de hete aardappel door te schuiven naar het Constitutioneel Hof. Het was aan die instantie om te oordelen of de nieuwe amnestiewet wel door de beugel kon, maar… in Suriname bestond dit Hof nog niet. Het was in oprichting en de regering-Bouterse had hiermee om begrijpelijke redenen geen haast. In afwachting daarvan schorste de krijgsraad, waarvoor Bouterse en zijn kompanen moesten verschijnen, het proces op.
In 2015 kon Bouterse zijn positie nog verstevigen want hij werd voor een tweede keer tot Surinaamse president verkozen, maar na een verzoek van de nabestaanden vond de hoogste Surinaamse rechter einde van dat jaar dat het proces tóch verder moest gaan. Van een Constitutioneel Hof was immers nog geen sprake en volgens de grondwet hebben nabestaanden recht op behandeling van hun klacht ‘binnen redelijke termijn’. De president van de krijgsraad vond trouwens dat de amnestiewet ingrijpt in een lopend proces, een wet trouwens waarvan de rechtsgeldigheid had moeten getoetst worden door een (nog altijd onbestaand) constitutioneel hof. Daarom moest het proces voort gezet worden en 30 juni 2016 werd de geprikte datum daarvoor. En toen haalde Bouterse alweer een wit konijn uit zijn hoed. Daarvoor deden hij en zijn adviseurs een beroep op artikel 148 van de Surinaamse grondwet dat luidt ‘De regering bepaalt het algemeen vervolgingsbeleid. In het belang van de staatsveiligheid kan de regering in concrete gevallen aan de procureur-generaal bevelen geven met betrekking tot de vervolging.’ Voilà, omwille van de staatsveiligheid moest dus de vervolging in de decembermoorden worden stopgezet.
Het werd een onverkwikkelijk steekspel tussen de rechtelijke en de uitvoerende macht die op 28 juni 2017 voorlopig in het voordeel van de rechtelijke macht werd beslecht, want de rechter eiste een gevangenisstraf van 20 jaar voor de huidige Surinaamse president Desiré Delano Bouterse voor zijn rol in de decembermoorden van 1982. ‘Nooit, nunca, never zal ik me laten opsluiten’, was de reactie van Bouterse al enkele jaren geleden.
Uiteindelijk riep het Openbaar Ministerie Bouterse, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe, Iwan Dijksteel en Ernst Gefferie op zich op 12 januari dit jaar te melden bij de Centrale Penitentiaire Inrichting Santo Boma en de Penitentiaire Inrichting Duisburglaan. Slechts Dendoe, Brondenstein en Gefferie gaven gevolg daaraan, Bouterse en Dijksteel niet. Later bleken er opeens vage afspraken met het Openbaar Ministerie te zijn dat Bouterse zich op 16 januari mocht melden bij het Zorghotel, maar ook dat bleek een grote grap. Want de eens zo sterke man van Suriname was allang op de vlucht geslagen. Hij en Dijksteel zijn voortvluchtig. Van hen is officieel opsporing gelast.
Hoewel het overduidelijk is dat de autoriteiten tekort zijn geschoten, weigert ook maar iemand daarvoor het boetekleed aan te trekken. President Chandrikapersad Santokhi is ook merkwaardig stil als het over zijn spoorloos verdwenen voorganger gaat. De ex-dictator, die op 20 december vorig jaar na een lang proces definitief tot twintig jaar cel werd veroordeeld voor zijn rol bij de Decembermoorden van 1982, hoefde niet dezelfde dag de cel in. “Met betrekking tot het gevorderde bevel tot gevangenneming van de verdachte door de vervolgingsambtenaar overweegt het Hof van Justitie dat dit onderdeel van het gevorderde zal worden verworpen. Immers, de vervolgingsambtenaar heeft geen gronden aangevoerd die een bevel tot gevangenneming in deze fase van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep zouden kunnen schragen. Voor zover de vervolgingsambtenaar ervan is uitgegaan dat de verdachte naar aanleiding van het requisitoir en de door haar voorgestelde straf terstond in voorlopige hechtenis diende te worden genomen, heeft de vervolgingsambtenaar verzuimd de daartoe benodigde gronden aan te voeren”, klonk de uitleg.
Uiteindelijk riep het Openbaar Ministerie Bouterse, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe, Iwan Dijksteel en Ernst Gefferie op zich op 12 januari dit jaar te melden bij de Centrale Penitentiaire Inrichting Santo Boma en de Penitentiaire Inrichting Duisburglaan. Slechts Dendoe, Brondenstein en Gefferie gaven gevolg daaraan, Bouterse en Dijksteel niet. Later bleken er opeens vage afspraken met het Openbaar Ministerie te zijn dat Bouterse zich op 16 januari mocht melden bij het Zorghotel, maar ook dat bleek een grote grap. Want de eens zo sterke man van Suriname was allang op de vlucht geslagen. Hij en Dijksteel zijn voortvluchtig. Van hen is officieel opsporing gelast.
Te gênant voor woorden
De Ware Tijd schrijft: ‘Het verbaast maar weinigen dat hij de benen nam nog voordat hij zich moest melden. Echter, veel mensen vinden het te gênant voor woorden dat hij zo eenvoudig weg kon komen. En daar kan het Directoraat Nationale Veiligheid (DNV) medeverantwoordelijk voor worden gehouden. Het is doorgaans deze organisatie die vluchtgevaarlijk gedrag moet onderkennen. Maar bij Bouterse werd dat niet afdoende gedaan, kennelijk hebben ze daar zitten slapen. Maar zolang onafhankelijk onderzoek geen klaarheid in deze zaak kan brengen, zal er altijd wel een zweem van verdenking blijven bestaan. Het is erg onwaarschijnlijk dat Bouterse geheel op eigen kracht onvindbaar kan blijven voor de autoriteiten. Het ligt voor de hand dat hij bescherming geniet van invloedrijke mensen of op zijn minst is geholpen door deze personen. Ook vanuit de NDP, waar toppers schijnen te weten waar hun gevallen voorzitter zich verschuilt. Het is op zich niet strafbaar dat ze dat niet willen verklappen. Maar zodra ze hand-en-spandiensten aan hem verlenen, overtreden ze de wet wel en kunnen zij worden vervolgd, omdat het ze medeplichtig maakt aan zijn vlucht. Dat geldt ook voor zijn vrouw Ingrid. Aangezien Bouterse niet meer de jongste – en zeker niet de gezondste – meer is, is het de vraag hoelang hij nog uit handen van justitie kan blijven zonder dat hij in de gaten loopt.’
Ook in het buitenland kijkt men met verbazing én argusogen naar hoe de Surinaamse rechtstaat door het ijs is gezakt. ‘Een voortvluchtige Bouterse is de zoveelste klap in het gezicht van nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden’, zo schreef de Nederlandse krant Trouw nog in een recent commentaar.
‘Zij hadden gedacht – en vurig gehoopt – dat het vonnis een afsluiting van een diepdonkere periode zou zijn. Het is onverteerbaar dat de nabestaanden nog altijd worden geconfronteerd met onzekerheid. Immers, een veroordeling heeft pas waarde als de straf daadwerkelijk wordt uitgezeten.’