Ongeveer 250 000 mensen stierven tijdens het bloedige interetnisch conflict tussen Bosnische Moslims, Kroaten en Serviërs. 2 100 000 mensen gingen op de vlucht. De Dayton Akkoorden(1) (december 1995) maakten een einde aan de oorlog in Bosnië maar bestendigden de interne verdeeldheid door twee deelstaten te creëren: de Bosnische Servische Republiek Srpska en de Kroatische moslimfederatie van Bosnië-Herzegovina (BiH)(2). In dorpen en steden doorheen Bosnië leven de mensen meer gescheiden dan vroeger.
Voor de oorlog kende Bosnië het grootste aantal interetnische huwelijken. Vandaag trouwen Moslims, Serviërs en Kroaten niet meer onder elkaar en in de drie leefgemeenschappen onderwijzen de scholen hun eigen versie van de geschiedenis. In Sarajevo, vroeger een multi-etnische stad, is er met moeite nog een winkel die door een Serviër wordt uitgebaat. De inwoners van de Servische deelstaat Srpska beschouwen zichzelf eerder deeluitmakend van het naburige Servië dan van Bosnië. De Kroaten in Herzegovina, de andere deelstaat van Bosnië beschouwen zich als Kroaten die in een verkeerde natiestaat zijn geïsoleerd. Die mengeling blijft ontvlambaar. Het probleem van de twee miljoen vluchtelingen is onoverzichtelijk. Ongeveer 10%(3) keerde terug, de overigen zijn ingetrokken in de huizen van andere vluchtelingen doorheen gans Bosnië of verblijven nog in vluchtelingenkampen: “In Bosnië zijn er tien jaar na de oorlog nog talrijke vluchtelingenkampen die goed bevolkt zijn en helaas nooit meer in de belangstelling komen. Een kleine zijweg leidt ons naar het vluchtelingenkamp van Mihatovici, waar nu nog 2 500 vluchtelingen verblijven…..Meer dan 10 jaar later is er voor veel vluchtelingen nog niets veranderd. Ze leven nog steeds in even tijdelijke omstandigheden. Het water wordt nog altijd met emmers en kruiken bij de centrale waterput gehaald. Mensen zitten nog steeds wezenloos en werkloos voor zich uit te staren. …De hulp komt niet meer zo gul, het voedsel is schaars.” (p135). De werkloosheid loopt op tot 40% en kleinschalige corruptie blijft wijdverspreid.
De journaliste Jennie van Lerberghe ging tien jaar na de gebeurtenissen terug naar Sarajevo, Vukovar en Srebrenica, naar de “plaats van ellende en onmacht”. Ze slaagde erin de vrouwen die ze tijdens de Balkanoorlog (vanaf 1991) leerde kennen terug te contacteren. Maar de vrouwen waren eerst terughoudend:”Tien jaar na de oorlog hebben we de energie niet meer om daar nog over te spreken” schrijft Dunka Markovicc vanuit Zagreb (Kroatië). “De oorlog is voorbij, het zou veel beter moeten gaan maar ik ken heel wat jongeren die zonder werk zitten. Heel wat mensen uit Bosnië komen naar Kroatië omdat het hier al wat beter gaat. Ze vragen om een huis of appartement , waardoor de prijzen fel omhoog gaan en voor ons onbetaalbaar worden….” (p 24. ) Jennie reisde naar Zagreb en later naar Bosnië-Herzegovina en luisterde naar hun verhalen. Tien jaar later is de onmacht bijzonder groot. Hun verhalen zijn vervuld van het verleden en met weinig zicht op de toekomst en de onverschilligheid waarmee men met het Srebrenica-drama omgaat is huiveringwekkend. De dood van 10 000 mensen gedurende de drie jaar durende Servische bezetting van Sarajevo en de afslachting in juli 1995 van 8000 moslim mannen en jongens door Serviërs in Srebrenica blijft in het collectieve geheugen gegrift.
Het Internationaal tribunaal in den Haag en de EU verhogen de druk voor de uitlevering van de oorlogscriminelen. Paddy Ashdown de hoge vertegenwoordiging van de internationale gemeenschap in Bosnië-Herzegovina (BiH) heeft 50 ambtenaren oneervol ontslag doen nemen om de Serviërs te verplichten hun verantwoordelijkheid voor de moordpartij in Srebrenica op te nemen. Uiteindelijk heeft de Servische president van Bosnië, Dragan Cavic toegegeven dat in Srebrenica duizenden Bosniërs geliquideerd werden “op een manier die in ernstige overtreding zijn met het internationaal humanitair recht”, een omschrijving die de woorden slachting en volkerenmoord vermijden. In maart 2005 heeft de Bosnisch-Servische gemeenschap (waarin Srebrenica ligt) een lijst vrijgegeven met 800 namen van de daders. Zulke documenten zijn schaars en komen uiteindelijk laat om nog een verzoening van binnenuit tot stand te brengen. Maar elke gemeenschap heeft haar eigen herinnering.
Krajina
“Naar gelang de oorlog vorderde werden niet alleen de misdaden van de Serviërs maar ook die van de Kroaten duidelijk. .In de Krajina, Kroatië, waar voornamelijk Serviërs wonen, ging men meedogenloos met de bevolking om. Het was voor Ana en haar groep niet na te vertellen, tenzij met diep schaamrood op de wangen.”(p50).
“Dragana Vukovic is 26 jaar, heeft net haar studies rechten in Belgrado afgemaakt en wil haar verhaal vertellen. Een verhaal waar nog nooit iemand de tijd voor nam. Het verhaal van een Servisch meisje dat voor de Balkanoorlog in Krajina, Kroatië, woonde. Een meisje dat ook het slachtoffer werd van etnische zuiveringen. Dit keer Kroaten tegen Serviërs. Het is het zoveelste indringend verhaal van verkrachting, van rennen voor je leven, van een moeder die beestachtig werd vermoord.” (p132)
In augustus 1995 organiseren de Kroaten “Operatie Storm”. 200 000 Serviërs die in de Kkrajina wonen vluchten voor het oprukkend Kroatisch leger, dat president Tudjman sinds 1991 had opgebouwd tot een leger dat over gevechtsvliegtuigen, tanks en zwaar wapengeschut beschikte. Het meeste geld kwam uit de Kroatische diaspora maar sommige wapens kwamen ook vanuit Iran en andere landen van het Midden Oosten als deal voor de wapensmokkel doorheen Bosnië naar andere bestemmingen. Al de wapentransfers gebeurden in overtreding met het VN-wapenembargo dat voor alle vroegere Joegoslavische republieken gold. De VN-veiligheidsraad trad niet op.
Het offensief in de Krajina duurde drie dagen. De journalist Robert Fisk kon in september 1995 een vertrouwelijk rapport van de EU over de gebeurtenissen in Krajina inkijken: “…velen werden in de rug of in het hoofd geschoten of hadden de keel overgesneden, anderen werden verminkt. Slechts 5 procent van de oorspronkelijke Servische bevolking is nog aanwezig. … De misdaden werden uitgevoerd door het Kroatische leger, de Kroatische politie, en Kroatische burgers.”
Internationale Gemeenschap: verdeel en heers.
In februari 2005 verklaarde Paddy Ashdown dat zijn taak in BiH zich beperkt tot “vredeshandhaving” en tot “de ondersteuning van de lokale autoriteiten voor de opbouw van duurzame staatsinstellingen, respect voor democratische wetgeving en hervorming van de economie.” Maar sinds het einde van de oorlog pompte de internationale gemeenschap ongeveer 3,7 miljard euro in de Bosnische economie. Analisten zeggen dat een groot deel van het geld werd verspild. Bij rampen en conflicten worden de slachtoffers overspoeld met hulp, haast verstikt onder de goede bedoelingen. Heel lovend, maar daarna? Tien jaar later bijvoorbeeld? Wat zie je dan? Daarom ging ik terug. ……….Het verleden verstikt nog steeds de toekomst, maakt het onmogelijk om normaal te leven. En het roept vragen op als de Bosnische Ermin zegt: ‘en waar is al dat geld dat destijds voor Sarajevo bestemd was, gebleven? Waarom controleert het Westen dat niet?’”. (p9). De geldstroom naar Bosnië kende een hoogtepunt vlak na de Akkoorden van Dayton maar verminderde sindsdien gestaag. De internationale gemeenschap verhoogt de druk op Bosnië om naast het uitleveren van zijn oorlogscriminelen zich als een goede leerling van de Wereldbank en zijn geldschieters te gedragen. Het lidmaatschap van de EU en de NAVO- club hangen ervan af. Heropbouw van economie en financiën moeten leiden tot de integratie in de Europese Unie.
In zijn verslag over zijn missie in BiH klinkt Paddy Ashdown optimistisch want, zegt hij “… je vindt er een land dat zijn verleden achter zich wil laten en dat uitkijkt naar een beloftevolle toekomst als integraal deel van Europa. Huizen, bruggen en wegen zijn grotendeel hersteld.”(4) “Bosnië is een deprimerend land, een schandvlek op de Europese kaart. Als we niet voortdurend voor mijnenvelden worden gewaarschuwd, kijken we tegn ruïnes aan, of tegen een sombere leefwereld.” (p123)
Paddy Ashdown is één van de politici die pleiten voor een nieuw Dayton Akkoord (een soort Marshall plan) om de natie economisch en financieel afhankelijk te maken van het Westen en zijn kredietverleners. “Er is niet zoveel veranderd. Er is eenvoudigweg geen Bosnische economie Je ziet wel grote bankinstellingen die zich voorbereiden. Misschien is dat een teken van hoop? Ikzelf ben heel pessimistisch. Bosnië is een land zonder toekomst”. (Mizara Musovic in Tuzla, p.135
Het verleden kan niet zomaar opzij gezet. Jennie Van Lerberghe schrijft respectvol en laat ons op een heel toegankelijke manier zien hoe moeilijk de vrouwen het hebben om dagdagelijks met de realiteit om te gaan: het macabere werk van opgraven en identificeren van hun dierbaren is nog volop aan de gang. “In het boek ‘Kroniek van Onmacht’ getuigen deze vrouwen hoe fataal het kan aflopen als er slordig en onachtzaam met het verleden en het heropbouwproces wordt omgegaan, Daarom is het meer dan ooit nodig om samen met de ‘eerste’ hulp ook een toekomstperspectief te bieden en een kans op deelneming aan de heropbouw van een samenleving. Maar al te vaak worden vrouwen daarbij over het hoofd gezien.”(p141)
Is er een kroniek van hoop?
Alle gemeenschappen in het voormalige Joegoslavië hebben de oorlog te verwerken en dat heeft zijn tijd nodig. De kroniek van onmacht en verbittering in het boek staat schril in contrast met het optimisme van de vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap over de toekomst van Bosnië- Herzegovina. De kroniek van hoop is bijzonder klein: “De samenleving is hier heel hard. We hadden gehoopt dat het na de oorlog misschien wat zou beteren, maar dat is niet zo. ….Bang voor de beschuldigende blik van de moslimbevolking, bang voor de beschuldigende blik van de Servische bevolking, waarvan sommigen het ons kwalijk nemen dat we met iedereen omgaan. Vooral voor de kinderen is het leven hier hard. …Daarom zijn we in 1998 met deze organisatie gestart, we wilden aan de kinderen een veilige en vriendelijke samenleving aanbieden. Tot voor kort werkten we samen met een moslimorganisatie in Tuzla maar er was teveel onenigheid en onbegrip van weerskanten. We zijn gesplitst.” Zegt Mirjana Jakonivlic van de organisatie Amica(5) in Srebrenica (p.130)
Vandaag nog beschrijft een lid van het Kroatische parlement, Vladimir Seks, de ‘Operatie Storm’ als een “lichtende overwinning” voor het Kroatisch leger. “We herinneren ‘Operatie Storm’ met fierheid en waardigheid” zei hij in een toespraak tijdens de herdenkingsceremonie op 5 augustus 2005.
Tien jaar later zijn de Serviërs nog altijd verdeeld over de volkerenmoord in Srebrenica. Velen willen de gruweldaden minimaliseren door te stellen dat de Serviërs evenveel hebben geleden. In het Servische parlement werd in juli 2005 een minuut stilte gehouden voor de slachtoffers van Srebrenica. Alleen vertegenwoordigers van de regerende coalitie waren op de herdenking in Srebrenica aanwezig. Parlementsleden van de democratische en radiale partijen waren afwezig. De genocide aan de drempel van Europa zal nog een lange nasleep hebben. De internationale gemeenschap draagt een grote verantwoordelijkheid omdat ze de interne verdeeldheid heeft bestendigd. De Dayton akkoorden hebben separatisme en nationalisme verstevigd ten koste van integratie. Een duurzame vrede behoort nog niet tot de kroniek van de hoop.
(Uitpers, nr. 68, 7de jg., oktober 2005)
Voetnoten
(1) De Dayton Akkoorden voorzagen ook in de oprichting van een Hoge Vertegenwoordiging van de Internationale Gemeenschap, sinds mei 2002 ingevuld door de Britse politicus Paddy Ashdown. Hij heeft uitgebreide bevoegdheden om politieke of economische beslissingen door te voeren boven de hoofden van de Bosnische autoriteiten.
(2) Elke staat beschikt moet over hun eigen politie, leger en bureaucratie beschikken. Daarnaast is er een centrale regering met een drieledig presidentschap die de Kroaten, de Serviërs en de Moslims moeten vertegenwoordigen, twee eerste ministers en een leger van internationale agentschappen die tot op vandaag het werkelijke bestuur uitmaken. Sinds december 2004 nam de Eufor de vredesmissie van de NAVO over.
(3) Bron: BBC news 02/12/2004. De ramingen lopen fel uiteen naargelang de bron. Paddy Ashtown, de hoge vertegenwoordiging van de Internationale Gemeenschap in Bosnië-Herzegovina, zei in februari 2005 dat er reeds meer dan 1 miljoen vluchtelingen naar hun huis zijn teruggekeerd. (Mission Implementation Plan for 2005).
(4) Mission Implementation Plan for 2005, februari 2005
(5) Amica is een Servische vrouwenorganisatie die met kinderen werkt. Tijdens en na de oorlog werkten ze samen met een Noorse organisatie Save the Children. Nog tot het einde van het jaar hebben ze wat geld, dan zijn de bronnen en de interesse opgedroogd en moeten ze afhaken. (Kroniek van de onmacht, p129)