De "internationale gemeenschap" die vrede en stabiliteit brengt na een "humanitaire interventie"? We hebben in Europa al enkele experimenten lopen, namelijk op het grondgebied van het vroegere Joegoslavië – Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Macedonië.
Meer dan zeven jaar na het afsluiten van de Dayton-akkoorden is er in Bosnië inderdaad betrekkelijk vrede. Verder zijn er weinig redenen tot juichen, blijkt uit de verslagen van instanties van die "internationale gemeenschap" zelf en van mensenrechtenorganisaties.
In Bosnië verblijven 12.000 militairen van de Navo en 500 politiemannen die de EU begin dit jaar stuurde ter vervanging van een internationale politiemacht. Sinds Dayton 1995 heeft de "internationale gemeenschap" al meer dan vijf miljard euro uitgegeven om Bosnië leefbaarder te maken na meer dan drie jaar van oorlogen waarin àlle strijdende partijen zich schuldig maakten aan slachtpartijen – niet alleen de Servische. Maar hier zouden we opnieuw het proces moeten maken van de meeste westerse media die meededen aan een omvangrijke propagandaoorlog. Ook de waarheid was een van de grote slachtoffers in die oorlog.
De geldstromen hebben vooral de corruptie en de fraude aangewakkerd, aldus Bosnische en buitenlandse waarnemers. Het Helsinki Comité, dat ijvert voor mensenrechten en democratische vrijheden, maakt een sombere balans op. De economische heropleving blijft uit, onder meer door de corruptie, er zijn nauwelijks productieve investeringen (wel in de maffieuze economie), de werkloosheid blijft zeer hoog (tot 40 %), de jongeren zijn naar het buitenland of trachten weg te komen.
Etnische verzoening stond in 1995 ook op het programma, maar daar is nog niets van in huis gekomen. Bij de verkiezingen van oktober 2002 viel vooral het lage aantal kiezers en het succes van de respectieve nationalisten op. Nochtans heeft de "internationale gemeenschap" hier zeer uitgebreide bevoegdheden. Paddy Ashdown, de Britse politicus die in toepassing van Dayton de baas is van het protectoraat, kan elke hoge politieke benoeming verbreken en allerlei institutionele hervormingen gewoon opleggen. Ondanks al die middelen is het resultaat niet hoopgevend.
De eerste jaren hielden de Amerikanen zich met de zaken bezig. De diverse milities werden deels ontwapend en de militieleden met wat geld (rond 5.000 euro) de baan opgestuurd. De meesten zitten nu in zogenaamde privé bewakingsdiensten, een soort paramilitaire groepen die zich op grote schaal bezighouden met winstgevende activiteiten: drughandel, vrouwenhandel en prostitutie, wapensmokkel, afpersing, altijd klaar om hun vroegere bazen, die in dezelfde branches zitten, weer te dienen.
In Ashdowns omgeving zegt men nu dat diens voorganger, Wolfgang Petritsch, en de Amerikanen zich teveel blindstaarden op verkiezingen als remedie voor alle kwalen. Maar bij elke verkiezing daalde het aantal kiezers omdat de ontgoocheling steeds groter werd.
Nu moeten we ons toeleggen op economisch herstel en op de strijd tegen de georganiseerde misdaad die deze economie grotendeels beheerst, luidt het.
Vrouwen te koop
Bosnië is de jongste tijd vooral in het nieuws gekomen als een van de draaischijven van de zeer winstgevende vrouwenhandel. In een rapport van Human Rights Watch van eind 2002, wordt gewezen op het groot aantal vrouwen dat vrouwenhandelaars vanuit Roemenië, Moldavië, Oekraïne en Rusland naar Sarajevo en andere plaatsen overbrengen, meestal om ze te verkopen aan binnen- en buitenlandse bordeelhouders. Alleen al voor Bosnië kwamen 227 bars en nachtclubs op een lijst van de internationale politiemacht als plaatsen waar slavinnen worden tewerkgesteld.
Die bordeelhouders ontnemen de vrouwen en meisjes (vanaf 13 jaar, aldus de Internationale Organisatie voor Migratie) alle documenten en sluiten ze meestal op om ze te doen werken voor de kosten van overbrenging, aankoop en huisvesting… Geweldpleging is schering en inslag.
Uit diverse rapporten van de internationale politiemacht en van ngo’s wordt duidelijk dat de bazen van deze criminele netwerken niets te vrezen hebben. De bestaande wetten worden nooit toegepast, er is geen enkele bescherming voorzien voor de slachtoffers, laat staan voor mogelijke getuigen. Lokale politieofficieren zijn zeer vaak medeplichtig; ze werken als lijfwachten van bordeelhouders en tippen hen als er al eens een razzia zou worden gehouden. Ze zorgen vaak ook voor valse documenten om bij de in-, uit- en doorvoer van vrouwen te gebruiken. Vrouwen die konden ontkomen vertelden hoe ze dikwijls diensten moesten verlenen aan politiechefs die de bazen in ruil natuurlijk ook diensten verleenden.
Human Rights Watch meldt ook dat leden van de internationale politiemacht bij die handel zijn betrokken. Idem voor Amerikaanse bedienden van Amerikaanse basissen in Bosnië. Maar telkens een van die bedienden in het gedrang kwam, vertrokken ze binnen de kortste keren naar de VS. De meeste gevallen waarin bleek dat internationale vredehandhavers bij die uitbuiting van vrouwen betrokken waren, zijn in de doofpot beland. Kortom, de grootscheepse vrouwen- en meisjeshandel die vooral vanaf 1995 volop bloeit, is door de internationale troepen- en politiemacht zeker niet gestopt. Wel integendeel, luidt de bitere commentaar van ngo-medewerkers, want precies door de aanwezigheid van die militairen en politiemannen is de markt van de seksindustrie zoveel groter geworden.
Intussen wordt steeds duidelijker dat de nog veel grotere militaire aanwezigheid van de zogenaamde "internationale gemeenschap" in Kosovo ook niet zo positief is. Daarover een verslag in Uitpers van april.
(Uitpers, nr. 39, 4de jg., maart 2003)