Publicaties over Latijns-Amerika worden almaar schaarser. Dit subcontinent is uit de actualiteit verdrongen. In boekhandels vind je, behalve over Cuba en een beetje Venezuela, vrijwel niets in de rekken. Publicaties over Bolivia zijn nog schaarser, zeker in een andere taal dan het Spaans. Daarom hieronder een kleine inventaris van werken die beschikbaar zijn in het Nederlands, Frans en Engels en waarvan sommige nog maar alleen tweedehands te vinden zijn.
Nederlands
Recentelijk verschenen er enkele publicaties van internationaal bekende linkse intellectuelen, die in hun werk zijdelings aandacht besteden aan Bolivia. De Canadese andersmondialiste Naomi Klein schreef in 2007 met De shockdoctrine een boek dat na haar No logo ook aan een succesvolle tocht om de wereld begon, ook in het kleine Nederlandstalige gedeelte ervan. Het centrale thema van dit boek is een zorgvuldig opgebouwde aanval op wat Klein de shockdoctrine noemt, die werd opgesteld en uitgedragen door de Chicago boys onder leiding van de goeroe van het neoliberalisme, Milton Friedman. Zij beschrijft in dit boek zeer uitvoerig op welke plaatsen in de wereld en onder welke omstandigheden de Chicago boys deze radicale economische aanpak hebben toegepast. Het Chili onder Pinochet, maar ook Irak, Rusland, Polen, Zuid-Afrika, New Orleans na Katrina en … Bolivia leverden een geschikte voedingsbodem van ontwrichting op om met ‘een schone lei’ te kunnen beginnen. In hoofdstuk 7 ‘De nieuwe wetenschappelijke shock’ wordt het Bolivia van 1985 opgevoerd, dat toen een economische shocktherapie toegediend kreeg die in de literatuur van neoliberale signatuur algemeen als een groot succes wordt omschreven. In een subhoofdstuk ‘Economische oorlogvoering vervangt dictatuur’ laat zij geen spaander heel van die appreciatie en beschrijft ze hoe de jonge Jeffrey Sachs de ideeën van zijn baas Milton Friedman doordrukte en vooral welke gevolgen ze gehad hebben voor het land.
De Zwitserse VN-vertegenwoordiger Jean Ziegler besteedt in zijn laatste werk De haat tegen het Westen veel aandacht aan de case Bolivia, een land dat hij blijkbaar van nabij heeft gevolgd. Volgens hem is Bolivia onder Morales een mooie illustratie van de vlam “die misschien binnenkort de wereld in lichterlaaie zal zetten” en die hij voornamelijk situeert in Zuid-Amerika en het Caribische gebied. Misschien zal zijn enthousiasme nu al wel lichtjes afgekoeld zijn, want hij schreef dit boek voordat de regering-Morales in 2010, 2011 en 2012 zwaar onder druk kwam te staan. De auteur beschikt over interessante achtergrondinformatie rond de zogenaamde nationaliseringsoperaties van de regering in 2006. Ook over het oosten van het land, en dan voornamelijk Santa Cruz de la Sierra, weet hij boeiend materiaal bij elkaar te brengen, maar je merkt toch in heel het boek dat het werk blijft van een buitenstaander, die vaak met een al te rooskleurige bril naar de ontwikkelingen in het land kijkt.
Ook Noam Chomsky is in zijn laatste werk Hoop en vooruitzicht, waarin hij het voornamelijk over ontwikkelingen in Latijns-Amerika heeft , bijna lyrisch over wat er in Bolivia onder Morales gebeurt. Evo Morales en het Boliviaanse volk zijn dragers van Chomsky’s hoop. En daar zijn goede redenen voor die hij deskundig weet op te sommen en die ik na mijn reis in 2011 naar Bolivia grotendeels kan beamen. Toch zit er naar mijn gevoel een addertje onder het gras. Het valt mij op dat linkse intellectuelen zoals Noam Chomsky, maar ook Marta Harnecker, Naomi Klein, Raúl Zibechi en Jean Ziegler, vanuit hun abstracte politieke analyses, maar ook vanuit hun eigen ideologische opstelling, een overtrokken beeld schetsen van de ontwikkelingen in Bolivia en van de rol die Evo Morales daarin speelt. Het proceso de cambio zoals het in Bolivia heet, is een zeer moeizaam proces dat verloopt met veel vallen en moeizaam weer opstaan. Er zijn goede redenen om dit proces ook van binnenuit met zeer veel aandacht te volgen, zeker ook als het minder goed gaat. Misschien is er in al die juichende analyses iets te veel wishful thinking en iets te weinig ‘terreinkennis’ aanwezig. De linkerzijde moet zich hoeden voor overtrokken verwachtingen, zoals rond het Sandinistische Nicaragua of het Tanzania van Nyerere in de jaren zeventig van vorige eeuw, want daar wordt niemand beter van.
In Het Barbie dossier, het vierde Reich, vertaling uit het Engels van Hitler’s legacy, brengen de journalisten Magnus Linklatter, Isabel Hilton en Neal Ascherson van The Observer en Sunday Times zeer gedetailleerd in beeld wie de nazi Klaus Barbie was, welke contacten hij onderhield met de CIA, hoe hij in Bolivia is terechtgekomen en welke rol hij gespeeld heeft tijdens de militaire dictaturen in de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw. Het grootste gedeelte van dit boek speelt zich af in Bolivia, waar Klaus Barbie een groot deel van zijn leven onder de schuilnaam Klaus Altmann woonde, en geeft zeer goed de historische context weer van het land tussen 1951, het jaar van zijn aankomst, en 1982, het jaar dat hij werd uitgeleverd aan het Franse gerecht als ‘beul van Lyon’.
In De cocaïneleugen, de vertaling van Big White Lie, doet Michael Levine een boekje open over de manier waarop de DEA, de Amerikaanse drugsbestrijdingsorganisatie, te werk ging in Latijns-Amerika en dan voornamelijk in Bolivia. De man is goed geïnformeerd want hij werkte 25 jaar lang als deepcover agent voor de DEA. In het hoofdstuk ‘De cocaïnecoup’ vertelt hij uitvoerig hoe kolonel Arce-Gomez in 1980 een bloedige coup pleegde met behulp van Klaus Barbie, waarbij onder meer de geliefde vakbondsman Marcelo Quiroga vermoord werd. Hoewel Levine op de cover van het boek poseert als een James Bond en een aantal bladzijden van het boek eerder op een avonturenroman lijken, is het toch een sterk gedocumenteerde aanklacht tegen de CIA.
Een klassieker is zijn genre is natuurlijk ook het boek van de onlangs gestorven mijnwerkersvrouw Domitila de Chungara Mag ik zo vrij zijn…, dat in 1980 door het jonge Kritak in het Nederlands werd uitgegeven, maar dat nu alleen nog maar te vinden is als historisch curiosum in tweedehandsboekhandels.
In mijn Abya-Yala, dagboek van een tegendraads reiziger, dat verscheen in 1993, is het langste hoofdstuk gewijd aan Bolivia. Daarover schreef de Nederlander Ralph de Vries voor het Nederlandse tijdschrift Biblion de volgende korte recensie: “Abya-Yala is een reisverslag, in logboekvorm, waarin een tocht van bijna één jaar door Midden- en Zuid-Amerika wordt beschreven. De reis gaat via Mexico naar Guatemala, El Salvador (kort), Honduras (kort), Nicaragua, Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili en Argentinië. De auteur heeft zich goed voorbereid; zijn kennis van het gebied en zijn bewoners is evident. Er is vooral aandacht voor politieke en sociale processen. De beschrijvingen zijn aangenaam subjectief. Het boek doet zeker niet onder voor De oude Patagonië-expres van Theroux, wat toch een grote verdienste is. Drie korte vraaggesprekken (met een Vlaamse ex-priester in Mexico, een Vlaamse antropoloog in Bolivia en een Boliviaanse trotskist) en een verklarende woordenlijst completeren het geheel.”
In 1997 verscheen van mij De pijn van Pachamama, Boliviaanse aantekeningen, dat nog steeds een van de weinige boeken in het Nederlands over Bolivia is. F.J. Hellemons schreef daarover voor Biblion: “Dit boek van de hand van de Vlaamse journalist Walter Lotens is gebaseerd op diens reiservaringen in Bolivia, aangevuld met vakliteratuur. Lotens doet in een droge, zakelijke stijl verslag van zijn ontmoetingen met verschillende Bolivianen (en aldaar verblijvende Belgen): journalisten, mijnwerkers, geestelijken, gevangenen etc. Hierbij maakt hij duidelijk dat het hele land doordrenkt is van corruptie en dat de mensenrechten met voeten worden getreden. Dit heeft zijn weerslag op de politiek en de economie, die voor een groot deel bepaald worden door externe factoren, ofwel de V.S. en haar politiek t.o.v. de cocateelt. De teksten van dit boek vormen een schrille tegenstelling met die uit de kleurrijke reisgidsen, maar de uitgave is desalniettemin een aanrader voor reizigers e.a. die wat dieper op de toestand van dit land willen ingaan. Achterin een klein notenapparaat, woordverklaringen, een uitgebreide lijst van geraadpleegde literatuur en afkortingen plus enkele nuttige adressen.”
Werk van meer wetenschappelijke aard werd in het begin van de jaren negentig geleverd door de West-Vlaming Boris Todoroff , die als taalkundige naar Bolivia ging, daar Aymara studeerde en een aantal verhalen over vossen bundelde, dat een zeer mooie inkijk biedt in de heel bijzondere manier van denken van de Aymara’s. Deze bijzondere invalshoek werd gebundeld in een zeer mooi, maar amper nog te vinden nummer van het Brugse tijdschrift Kruispunt Summier.
De Gentse antropoloog Koen De Munter, nu werkzaam als docent aan een Chileense universiteit, deed geruime tijd veldwerk in El Alto, de overwegend Aymara bovenstad van La Paz en publiceerde daarover voornamelijk in het Spaans. In De culturele eeuw dat hij samen met antropoloog Rik Pinxten schreef, evenals in Mensen van Rik Pinxten verschenen deelstudies van hem in het Nederlands.
Hét standaardwerk over een kleine Aymara-dorpsgemeenschap, in het Nederlands geschreven, is de antropologische studie van Gilbert Pauwels, die hij maakte in de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Dorpen en gemeenschappen in de Andes is een zeer gedetailleerd historisch-antropologisch onderzoek naar de Aymara’s van het dorpje Turco in de buurt van Oruro, waar als minderheidsgroep ook Uru’s woonden. Tot op vandaag is deze oblaat-antropoloog zeer actief in Oruro, van waaruit hij voor een Nederlandstalig lezerspubliek geregeld ‘Andeskrabbels’ schrijft op www.mo.be. Hij is in mijn ogen op dit ogenblik de beste bron om Bolivia een beetje van binnenuit te kunnen volgen. Wie het reilen en zeilen van CEPA – in het Spaans dan – wil blijven volgen, kan Chiwanku lezen op www.cepaoruro.org.
CATAPA (www.catapa.be) werkt onder meer samen met CEPA in Oruro. CATAPA staat voor Comité Académico Técnico de Asesoramiento a Problemas Ambientales, letterlijk Technisch Academisch Comité voor Bijstand bij Milieuproblemen. Het is een jonge vrijwilligersbeweging, voornamelijk in het Gentse maar niet alleen, die werkt rond (anders)globalisering en duurzame ontwikkeling in Latijns-Amerika en die daarbij focust op de problematiek van mijnbouw. CATAPA ondersteunt boerengemeenschappen die bedreigd worden door mijnbouwmultinationals.
In het verleden was het Bolivia Centrum Antwerpen (BCA), waar heel wat informatiebrochures over Bolivia werden gemaakt, een zeer belangrijke bron van kennis over het Andesland, maar na het verdwijnen van BCA als ngo is dat materiaal jammer genoeg niet meer beschikbaar. In de bibliotheek van de Latijns-Amerikafederatie in Antwerpen (www.federacionlatinoamericana.com) is een deel van het boekenbestand van BCA terechtgekomen.
ENCOD, de European Coalition for Just and effective Drug Politics (www.encod.org), met hoofdzetel in Antwerpen en met als drijvende kracht Joep Oomen, geeft geregeld bulletins uit rond drugbeleid in Europa, waarin ook Bolivia en het cocablad niet onvermeld blijven.
De vereniging ‘Vrienden van het cocablad’ (coca2009@encod.org) wil helpen om de legale markt voor cocabladeren te vergroten, en een systeem mogelijk maken waarmee een kleine hoeveelheid cocabladeren gekocht kan worden voor het persoonlijk gebruik van de leden. Met gebruik van wettelijke middelen en respect voor de regels van de ’eerlijke handel’ willen ze samenwerken met cocaboeren in Peru, Colombia en Bolivia die bereid zijn te voldoen aan de geldende eisen wat betreft milieu en volksgezondheid. Ook zij brengen geregeld informatie, ook in het Nederlands, over de wetgeving ter zake.
Frans
Het Centre Tricontinental (kortweg Cetri) waarvan François Houtart de oprichter is, brengt al jaren Alternatives Sud uit. In deze reeks van thematische boeken bundelen de samenstellers des points de vue du Sud. Dat doen ze ook in volume 16-2009/3 onder de vragende titel La Bolivie d’Evo, démocratique, indianiste et socialiste? Na een inleiding van François Polet volgen acht bijdragen van Boliviaanse intellectuelen, die proberen in te gaan op deze zeer relevante vraagstelling. Het boek wordt afgesloten met een lang interview afgenomen door de Boliviaanse sociologe Maristella en de Argentijnse journalist Pablo Stefanoni, die al jaren in Bolivia woont en werkt.
Nous serons des millions is niet alleen de gevleugelde uitspraak van de Aymaraheld Túpac Katari, maar ook de titel van een dun, maar zeer boeiende boekje van de Boliviaanse politicoloog Hervé Do Alto en van de Argentijn Pablo Stefanoni, die tot februari van 2011 hoofdredacteur was van de Boliviaanse editie van Le Monde Diplomatique. Het is vertaald uit het Spaans en draagt als ondertitel Evo Morales et la gauche au pouvoir en Bolivie. In enkele korte hoofdstukken – het boekje telt slechts 121 bladzijden – schetsen de twee auteurs op een zeer heldere en problematiserende manier de maatschappelijke ontwikkelingen die zich in Bolivia hebben voorgedaan tussen 2000 en 2007.
De Franse socioloog en professor aan de universiteit van Lille, Jean-Pierre Lavaud, volgt al jaren de ontwikkelingen in Bolivia. De meeste van zijn wetenschappelijke publicaties handelen over dat land. Samen met de etnologe Isabelle Daillant bundelde hij een groot aantal artikels van Franse onderzoekers die focussen op de manier waarop men in Bolivia tracht etniciteit op te nemen in de officiële volkstellingen. Vandaar de overkoepelende titel: La catégorisation ethnique en Bolivie, labellisation officielle et sentiment d’appartenence.
Engels
Een klassieker in zijn genre is het werk van de Amerikaanse historicus Herbert S. Klein die in 1992 Bolivia, the evolution of a multi-ethnic society schreef. Het is en blijft een standaardwerk waarin de auteur een uitvoerige schets brengt van de economische, sociale, culturele en politieke evolutie sinds de aankomst van de eerste mensen in de Andes tot 1992. Het is Klein die de nationale revolutie van 1952 de meest dynamische sociale en economische revolutie noemt sinds de Mexicaanse revolutie van 1910. Het is jammer dat hij geen vervolg heeft geschreven waarin de ontwikkelingen van de voorbije twintig jaar beschreven worden.
Een andere klassieker die je ergens tweedehands op de kop moet tikken is Rebellion in the veins, ook in het Spaans vertaald, van de Engelse socioloog James Dunkerley die verbonden is aan de universiteit van Londen. Het boek dateert al van 1984 maar is ongetwijfeld een standaardwerk voor Engelstalige lezers die uitvoerig geïnformeerd willen worden over de woelige periode van dertig jaar die Bolivia beleefde tussen de nationale revolutie van 1952 en de herdemocratisering in 1982 na jaren van bloedige dictatuur.
Een heel andere benadering werd gevolgd door de Nederlandse macroeconoom Pitou Van Dijck, die de samensteller is van de reader The Bolivian experiment: structural adjustment and poverty alleviation. Deze reader, waaraan vijftien auteurs meewerkten, overwegend Nederlanders, is het resultaat van een CEDLA-conferentie over structural adjustment and poverty alleviation, in 1996 gehouden in Amsterdam. De auteurs spitsen zich toe op de nieuwe economische politiek die op 29 augustus 1985 brutaal geïntroduceerd werd door de regering Paz Estenssoro en die ingefluisterd werd door het IMF waarin de jonge Chicago boy Jeffrey Sachs een belangrijke rol speelde. In internationale kringen werd deze shocktherapie algemeen als een economisch succes beschouwd. De auteurs van dit boek onderzoeken de gunstige effecten maar ook de tekortkomingen van deze radicale ingreep. Het boek verscheen in 1998 en is intussen al lang achterhaald door de nieuwe politieke feiten in Bolivia, maar het blijft een interessant document om het denken rond economische groei en armoedebestrijding in die periode beter te leren begrijpen.
Het is opvallend dat er sinds de Morales-periode – vanaf 2006 dus – veel meer werken in het Engels over Bolivia zijn verschenen. De golf van solidariteit en sympathie vanuit de linkerzijde van over heel de wereld zal hieraan zeker niet vreemd zijn.
De Amerikaanse mensenrechtenactivist Jim ‘Jaime’ Shultz richtte in Cochabamba een democracy center op en informeerde van daaruit in het Engels en het Spaans een ruime achterban over ontwikkelingen in Bolivia sinds de zogenaamde wateroorlog van Cochabamba in 2000. Zijn boek Dignity and Defiance, Stories from Bolivia’s Challenge to Globalization, dat ook in het Spaans verscheen en dat hij samen met Melissa Crane Draper schreef, is zonder meer uitstekend en dat wordt trouwens ook bevestigd door Naomi Klein in De shockdoctrine. Buiten hun gedetailleerde terreinkennis – de auteurs zijn ooggetuigen van de belangrijkste sociale conflicten in het Bolivia van het voorbije decennium – plaatsen de auteurs en hun medewerkers de ontwikkelingen in Bolivia ook in het internationale plaatje van de globalisering, waarin zowel het neoliberale economische model, gepromoot door de Wereldbank en het IMF, belicht wordt, als de strijd van de nieuwe sociale bewegingen die volgens hen passen in een wereldwijde andersglobalistische beweging.
Jeffery R. Webber, hoogleraar aan de School of Politics and International Relations van de Queen Mary University in London schrijft in zijn uitstekende From Rebellion to Reform in Bolivia uit 2011 dat er overeenkomsten zijn tussen de politiek in het Bolivia onder Morales en het ANC in Zuid-Afrika van de jaren negentig van de vorige eeuw, waarin de inheemse emancipatie ook losgekoppeld werd van de socialistische uitgangspunten. Voor Bolivia gingen tussen 2000 en 2005 beide aanspraken samen, maar in de laatste jaren wordt volgens hem duidelijk prioriteit gegeven aan de inheemse bevrijding of dekolonisatie en wordt de socialistische invulling op de lange baan geschoven. Webber gelooft ook volstrekt niet in wat Linera het ‘postneoliberalisme’ noemt. Na de orthodoxe neoliberale politiek die door de Chicago boys in de jaren tachtig van vorige eeuw werd ingevoerd, is er volgens hem vanaf 1990 in verschillende landen van Zuid-Amerika een afzwakking ontstaan van de rigide toepassing van structurele aanpassingsprogramma’s. Die afzwakking heeft geleid tot wat hij het ‘neostructuralisme’ noemt. Dat is voor Webber een soort van afgezwakt neoliberalisme waarin de staat meer op de voorgrond treedt als moderator om lassentegenstellingen leefbaar te houden, waardoor de productieverhoudingen ongestoord kunnen blijven wat ze waren. Volgens Webber evolueerde de MAS tussen 2000 en 2005 van een radicale anti-imperialistische en antineoliberale boerenbeweging tot een reformistische politieke formatie die afstand nam van de straatacties en die geleidelijk onder invloed kwam van een stedelijke middenklasse van mestiezen.
Het eerste boek in het Engels van de Uruguyaanse politieke analist Raúl Zibechi, die onder meer werkt voor het gerenommeerde tijdschrift Brecha, dat in het Engels als Dispersing Powers, social movements as anti-states forces vertaald werd, is een historische analyse van de sociale strijd in Bolivia. De auteur focust voornamelijk op de kracht van de collectiviteit in de Aymaragemeenschappen van het land. Hij doet dat voornamelijk aan de hand van de manier waarop de Aymara’s zich in El Alto, de satellietstad van la Paz, hebben georganiseerd. Volgens hem gaat het hier om een nieuwe manier om aan politiek te doen waarbij de staat niet langer de motor voor sociale verandering is. Deze strijd kan sociale bewegingen in heel de wereld inspireren die niet op de centralistische manier van een klassieke leninistische voorhoedepartij radicale sociale veranderingen willen realiseren.
Het zeer recente Bolivia, the strength of political courage, 35 years of CIPCA history van de Nederlandse Vera Gianotten vertrekt vanuit een heel andere invalshoek. Deze Nederlandse ontwikkelingswerker met dertien jaar ervaring op het terrein van plattelandsontwikkeling in Latijns-Amerika was van zeer nabij betrokken bij het Boliviaanse CIPCA, wat staat voor Centro de Investigación y Promoción del Campesinado (Centrum voor onderzoek en promotie van de boerenstand). CIPCA, ontstaan in 1970 onder impuls van drie Jezuïeten, met name Luis Alegre, Xavier Albó en Francisco Javier Santiago, bestond in 2005 35 jaar en dat was de directe aanleiding voor het schrijven van dit boek. De bedoeling van Gianotten was om de geschiedenis van CIPCA te schrijven als een case study van een ngo in Bolivia en, bij uitbreiding, in heel Latijns-Amerika. In die zin is het geen specifiek verhaal, maar een algemeen geldend verhaal, temeer omdat CICPA ontstaan is tijdens de jaren van militaire dictatuur in Bolivia en zo de weg naar de democratie mee heeft afgelegd. Het kleine clubje dat in een achterafstraatje van La Paz begon, is in al die jaren uitgegroeid tot een volwassen organisatie waar 110 mensen werken, verspreid over het hoofdkwartier in La Paz en over zes regionale centra. Het boek bestaat uit drie grote hoofdstukken ‘Recuperating democracy (1971-1987)’, ‘Consolidating democracy (19872005)’ en ‘Debates of yesterday, today and tomorrow’. Het boek sluit dus af op het ogenblik dat er met het aantreden van Evo Morales een volledig nieuwe periode aanbreekt in de Boliviaanse geschiedenis. Uit de beschrijving van Gianotten blijkt duidelijk dat een ngo als CIPCA, samen met nog zovele andere, een belangrijke rol heeft gespeeld in het politieke emancipatieproces van de Bolivianen.
(Uitpers nr. 143, 13de jg., juni 2012)
Dit is een voorpublicatie uit Walter Lotens, Pijnen van een Pachakuti. Bolivia onder Evo Morales, Brussel, Academic & Scientific Publishers, 20012.