Telkens de regering van Evo Morales in Bolivia stappen zet om haar verkiezingsbeloften uit te voeren, is er beroering in Brazilië. Na de aankondiging van de nationialisering van de olie en het gas in mei was er een algemene verontwaardiging. Brazilië hangt immers in zeer sterke mate af van de import van brandstoffen, vooral gas, door zijn semi-staatsbedrijf Petrobrás. En onlangs kondigde de regering van Morales aan dat ze over zal gaan tot de “tweede landbouwhervorming” – de eerste had plaats in 1953.
Tijdens de hervorming van 1953 werden aanzienlijke stukken land uitgedeeld aan de inheemse landbouwgemeenschappen in het westen en in de Boliviaanse Altiplano. Maar in de loop der jaren, en met de steun van de opeenvolgende regeringen, is er latifundio (grootgrondbezit) ontstaan in het oosten van het land, het rijkste deel ook van Bolivia, waar zich af en toe opwellingen van streven naar autonomie voordoen. In het westen daarentegen heeft er zich minifundio (kleingrondbezit) ontwikkeld. De stukken worden, onder meer door verdeling bij erfenissen, kleiner en zijn dikwijls nog nauwelijks groot genoeg om een familie te onderhouden.
Vandaag bestaat het oosten vooral uit grootgrondbezit en het grootste deel van de eigenaars zijn Brazilianen. Die zijn begin de jaren 1990 naar Bolivia gekomen omdat de grond er zeer goedkoop was, weinig of niet bebouwd en omdat de zeer arme en niet georganiseerde boeren hem voor twee keer niets verkochten. Bovendien hebben deze Brazilianen dikwijls hun grond, of de uitbreiding van hun grondbezit, op frauduleuze manier verkregen, zonder rekening te houden met de Boliviaanse wetten.
Het doel van de tweede hervorming is de niet-productieve eigendommen af te schaffen. De onteigening kan onder de Boliviaanse grondwet, als de eigendommen geen economische of sociale functie vervullen. Het gaat om twee soorten grondbezit. De eerste soort bestaat uit grote eigendommen, die verkregen werden tijdens de perioden van dictatuur en die nog altijd onproductief zijn. De tweede soort betreft frauduleus verkregen grond, die dient voor speculatieve doeleinden.
In een land waar volgens de cijfers van 2003 nog altijd meer dan 40% van de bevolking in landelijke gebieden woont, zijn 87% van de voor landbouw geschikte gronden in de handen van 7% van de eigenaars (die samen ten hoogste bestaan uit een honderdtal families). De resterende 13% zijn in de handen van miljoenen boeren. De concentratie van het grondbezit is in Bolivia nog groter dan in Brazilië. Zowat 4 miljoen mensen hebben geen land.
De grote Braziliaanse landeigenaars hebben bijna een monopolistische controle over de bebouwbare gronden. Ze zijn tevens de voornaamste eigenaars van de bedrijven die zaaigoed en pesti- en herbiciden verkopen. Ten slotte zijn het ook zij die geld lenen aan de kleine landbouwers.
Deze rijke en machtige grootgrondbezitters zijn al in opstand gekomen tegen deze landbouwhervorming. Daarbij krijgen ze de steun van de Braziliaanse pers, die partij heeft gekozen voor de landgenoten. De Braziliaanse Beweging van landloze Landarbeiders (MST) daarentegen betuigt haar solidariteit met de regering van Evo Morales. Ze heeft al via één van haar vertegenwoordigers, João Pedro Stédile, op de slotzitting van de tegentop Enlazando Alternativas II in Wenen in mei, laten weten dat president Morales kan rekenen op de medewerking van de Braziliaanse landlozen en dus geen beroep hoeft te doen op de Bolivaanse ordestrijdkrachten om de Braziliaanse grootgrondbezitters in Bolivia te onteigenen.
Het is te vrezen dat er een periode van sterke spanningen aanbreekt, want de Boliviaanse “landrevolutie”, zoals ze ook wordt genoemd, botst met tegengestelde opvattingen over de landbouw, over het grondbezit en over de maatschappij in het algemeen.
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)
Bron: Info Terra (http://www.france-fdh.org/terra), nr. 69, juli 2006.
Via: Réseau d’information et de solidarité avec l’Amérique latine (www.risalcollectifs.net)