Proceso de cambio
Refounding the nation of het herstichten van de staat – Bolivia is van 1825 onafhankelijk van Spanje – is het nationaal project van de regering-Morales en zijn MAS-partij (Movimiento al Socialismo). Het beschrijven van dat ambitieuze proces is het opzet van dit boek en dat is al bijna even ambitieus. Vooral omdat het, zoals de auteur schrijft, over een regering gaat die een nieuw nationaal project wil installeren in een land dat 500 jaar gebukt ging onder kolonialisme en uitbuiting en die in haar officieel politiek discours een traditioneel marxistisch taalgebruik vermengt met inheemse concepten en een anti-imperialistische retoriek. Bolivia is een interessante case study omdat het Andesland, zoals eerder Cuba, een mooi voorbeeld is van wat mogelijk is in samenlevingen die niet het liberale westerse model volgen. De focus van dit boek ligt op het actuele Bolivia en de aanloop naar 2006, het ogenblik dat Evo Morales de eerste inheemse president van zijn land werd. Veel verder dan 1982, het jaar dat er in Bolivia terug sprake is van een parlementaire democratie na jaren van militaire dictatuur, wordt er door Artaraz niet teruggaan in de geschiedenis. Het stelt hem echter in staat om het aan de macht komen van de MAS en Evo Morales en het proceso de cambio onder zijn bewind te schetsen. Artaraz doet dat in zeven goed gestoffeerde en gestructureerde hoofdstukken.
Neoliberaal proefkonijn
In een eerste hoofdstuk The economic birth pains of poor countries gaat hij even terug in de tijd tot 1952, het jaar van de nationale ‘revolutie’ tegen de heersende oligarchie om aan te geven dat in de drie decennia tot 1980 economisch een vorm van staatskapitalisme ontwikkeld werd dat de stempel droeg van de CELAC-econoom Raúl Prebisch en de dependency school. Volgens zijn theorie was voor arme landen een zekere vorm van protectionisme nodig om zich economisch te kunnen ontwikkelen. Importsubstitutie om te kunnen industrialiseren moest in de plaats komen van het tot dan toe dominante exportmodel van grondstoffen. In dat hoofdstuk beschrijft Artaraz uitvoerig hoe er zich in de jaren tachtig, onder invloed van de Chicago boys, een paradigmaverschuiving voordeed waardoor een zeer strenge neoliberale monetaire economische politiek gelanceerd werd waarvan Bolivia in 1985, na het Chili van Pinochet, een van de eerste proefkonijnen werd. Het is deze shocktherapie die in Bolivia tot een sociale ravage heeft geleid die nieuwe sociale bewegingen in leven heeft geroepen die de opkomst van de MAS en Morales mee mogelijk heeft gemaakt.
Nieuwe politieke ontwikkelingen
Deze nieuwe politieke ontwikkelingen worden in hoofdstuk twee Political failures and political revival geschetst. In de analyse van Artaraz vormen de vijf jaar van 1997 tot 2002 een revolutionaire periode waarin de MAS zich transformeert van sociale beweging naar politieke formatie. Artaraz onderscheidt daarin drie sleutelmomenten. Als eerste noemt hij de zogenaamde wateroorlog die rond 2000 de bewoners van Cochabamba op de been bracht en een geweldige weerklank kreeg in het hele land en zelfs in de wereld via de stem van de andersmondialisten. Een tweede sleutelmoment was de zogenaamde gasoorlog in oktober 2003 waarin de bewoners van El Alto en La Paz in opstand kwamen tegen de neoliberale maatregelen van president Sánchez de Lozada en een derde situeert zich in 2005 wanneer de sociale bewegingen van president Carlos Mesa de renationalisatie van hun natuurlijke hulpbronnen eisten.
Nieuwe grondwet
In hoofdstuk drie Revolution in democracy? schetst de auteur het moeizame tot stand komen van een volstrekt nieuwe grondwet tijdens de eerste regeringsperiode van Morales. De constituante zet de krijtlijnen uit voor een totaal nieuwe maatschappij waarvan op dit ogenblik nog niet duidelijk is welke vorm ze zal aannemen en wat het eindpunt zal worden. De auteur bespreekt niet alle 411 artikelen van deze zeer lange tekst maar beperkt zich tot vier krachtlijnen: naast de drie traditionele staatsmachten refereert de nieuwe grondwet naar de ‘vierde macht’, met name het volk en declareert dat er institutionele mechanismen moeten ontwikkeld worden waardoor het volk controle kan uitoefenen op de drie staatsmachten. Een tweede set van artikels heeft betrekking op het plurinationale karakter van de nieuwe Boliviaanse staat waaronder de erkenning van 36 inheemse naties en met respecteren van het eenheid in verscheidenheid-principe. Een derde set van artikels omschrijft de economische structuur en de organisatie van het land: er wordt geopteerd voor een gemengde economie waarin een zeer belangrijke rol voor de staat is weggelegd.
Sociale beweging en regering
In het vierde hoofdstuk New Politics: in search of a working relationship between the state and civil society ontwikkelt de auteur drie thema’s. Ten eerste de opkomst van de civil society in de Boliviaanse politiek die geleid heeft tot een veranderde machtsverhouding tussen het maatschappelijk middenveld, de staat en de markt. In de tweede plaats onderzoekt Artaraz in hoeverre de regering, zoals Morales beweert, een regering is van de sociale bewegingen en ten derde hoe de overgang verloopt van een liberaal model van representatieve naar een participatieve democratie. Hoewel het boek geschreven is voordat Morales zeer zwaar onder vuur kwam te liggen van een deel van de inheemse beweging door de geplande aanleg van een autoweg door een gedeelte van een belangrijk natuur- en inheems gebied, afgekort TIPNIS, voelt Artaraz de bui toch al hangen. Kan de civil society, zoals in de grondwet gestipuleerd staat, inderdaad effectief controle uitoefenen over activiteiten van de overheid? In die relatie regering-sociale beweging heeft volgens Artaraz ook de civil society zelf een belangrijke rol te spelen. Wil Bolivia een post-neoliberaal alternatief creëren dat meer diepgang geeft aan de democratie en spoort met ecologische principes dan wordt er ook een positieve bijdrage verwacht van die sociale bewegingen. Dat kan alleen, dixit de auteur, wanneer er een cultuur van vertrouwen aanwezig is en geen halsstarrige houding van beide zijden om het laken naar zich toe te halen.
Het ‘goede leven’
In hoofdstuk vijf Newcitizens, welfare and well-beingstaat ‘het goede leven’, het ‘buen vivir’, één van de kernbegrippen uit de nieuwe grondwet, waarin de nadruk ligt op gelijkwaardigheid, wederkerigheid en complementariteit ligt, centraal. Artaraz bespreekt de kwalitatieve transitie die zich de laatste jaren heeft voorgedaan in het inclusieproces van de indiaanse meerderheid in het land. Bolivia, zo schrijft hij, is nu het land van alle Bolivianen en niet langer van een minderheid. Verder ontwikkelt hij de betekenis van het ‘suma qamaña’, het goede leven in het Aymara dat als een concept gelanceerd wordt om een kwalitatief beter leven te kunnen leiden dan onder het heersende paradigma van het vrije-marktdenken.
In een derde deel van dit hoofdstuk presenteert hij de regeringsstrategie, samengebracht in een nationaal ontwikkelingsplan, om tot een herverdeling van de rijkdom in het land te komen. Bolivia is trouwens niet het eerste land in Latijns Amerika om een sociale cash transfer in te voeren: Mexico, Nicaragua en Brazilië ging Morales voor door het uitreiken van bonos.In tegenstelling tot vroeger krijgen de gezinnen vandaag een kinderbijslag (de zogenaamde bono Juancito Pinto voor lagere schoolleerlingen) van ongeveer 45 US dollar, een pensioentje voor de ouderen (de renta dignidad). De overheid betaalt per jaar 2400 bolivianos (ongeveer 340 US dollar) aan 58-plussers die geen pensioen hebben en 1800 bolivianos (ongeveer 257 US dollar) voor hen die wel een pensioentje hebben. Alleenstaande moeders (de zogenaamde bono Juanita Azurday) ontvangen een bedrag dat kan oplopen tot 260 US dollar voor vrouwen die in het ziekenhuis bevallen en geregeld op dokterscontrole komen. Alleen al om de renta dignidad te kunnen bekostigen moet de Boliviaanse staat jaarlijks 190 miljoen US dollar uittrekken die afkomstig zijn van de hogere royalty-inkomsten. Ook het minimumloon is sinds het aantreden van Evo Morales met 127 procent gestegen van 440 naar 815 bolivianos en wordt nu opgetrokken tot 1000 bolivianos of ongeveer 145 US dollar.
Post-neoliberale ontwikkelingen
In hoofdstuk zes New economics: the promise and the limits of post-neoliberal development onderzoekt Artaraz in hoeverre de Boliviaanse economie evolueert naar een post-neoliberaal paradigma waarin nadruk gelegd wordt op de positieve bijdrage van de staat in het creëren van een vruchtbare omgeving voor een productieve economie. Samengevat komt volgens hem ongeveer volgend macro-economisch prentje uit de bus: in de voorbije zes jaar is Bolivia erin geslaagd om de levensstandaard van de bevolking behoorlijk op te krikken. Het nationaal inkomen per persoon in Bolivia is in die periode verdubbeld: van 894 $ in 2003 naar 1849 $ in 2010. Zeven jaar eerder (in 1996) was het 953 $ en nog zeven jaar vroeger (1989) 714 $.In 2003 was de schuldenlast van Bolivia 64 procent van het bnp en in 2010 nog slechts 15 procent. (Ter vergelijking: België zit met een schuldenlast van 99 procent van het bnp opgezadeld.) Economische indicatoren wijzen op een verlaging van de werkloosheid en een vermindering van de armoede, maar ook op een verbetering van de gezondheidzorg en het onderwijs. Tussen 2005 en 2010 is de extreme armoede teruggevallen van 38 op 25 procent en de werkloosheidscijfers van 8,5 op 4 procent. De UNDP berekende dat Bolivia het topland in Latijns-Amerika is om middelen over te hevelen naar het armste deel van zijn bevolking, met name 2, 25 procent van het bbp.
Artaraz wijst in dit hoofdstuk ook op de limieten van die post-neoliberale ontwikkeling, die door linkse critici van het regime vaak als een zwaktebod wordt beschouwd. Volgens hen zou het Morales-regime niet radicaal genoeg zijn. Artaraz wijst er op dat Bolivia niet gekozen heeft voor een confronterende weg naar een andere, meer rechtvaardiger maatschappij. In de grondwet werd uitdrukkelijk opgenomen dat Bolivia kiest voor een gemengde economie met respect voor het privé-kapitaal. Hij wijst er ook op dat in verband met de nationalisaties Bolivia lang niet zo drastisch is te werk gegaan als de weg die vanaf 1960 in Cuba onder Fidel Castro is ingeslagen. In de meeste gevallen betekende ‘nationalisatie’ in Bolivia dat de staat een meerderheidsparticipatie verwierf ; in andere gevallen ging het alleen maar om het heronderhandelen van de royalty’s met buitenlandse bedrijven om op die manier een economisch surplus te kunnen genereren dat herverdeeld kon worden onder de bevolking.
Bolivia en het buitenland
In hoofdstuk zeven en acht bespreekt de auteur de veranderde houding van Bolivia ten opzichte van de Verenigde Staten en de positie van dat Andesland in het Latijns Amerika van vandaag. Artaraz bespreekt uitvoerig de rol die de ALBA (Bolivariaanse Alliantie voor de Amerika’s) kan spelen in een toekomstige Zuid-Zuid samenwerking. Het netwerk van ALBA-landen (Venezuela, Cuba, Bolivia, Nicaragua, Dominica, Ecuador, St Vincent and the Grenadines, Antigua en Barbuda en Paraguay, Suriname en Saint Lucia als special guests). ALBA vertegenwoordigt volgens hem in de eerste plaats een zeer gevarieerd netwerk van derdewereldnationalisme en ideologische perspectieven die tot doel hebben een post- Washington consensus te ontwikkelen waarin het accent komt te liggen op waarden als solidariteit, samenwerking en sociale verantwoordelijkheid.
Pachakuti
In een afsluitend laatste hoofdstuk Promise and limits of a revolution vat Artaraz nog eens samen: via het menselijke lijden dat is voortgekomen uit de neoliberale politiek die Bolivia in de jaren voerde is een bottom-up proces gegroeid dat geleid heeft tot het huidige proceso de cambio in het land. Eens de bevolking besefte dat de politieke partijen die tot toe aan de macht waren het werkelijke probleem vormde, is de politieke ommekeer begonnen. Er traden nieuwe sociale bewegingen in het politieke vacuüm en dat heeft geleid tot de verkiezing van Morales en het proces van refounding the nation. De tijd van Pachakuti, van een radicale ommekeer in het Aymara was aangebroken. Artaraz is er zich van bewust dat die Pachakuti niet van zelf plaats vindt maar met veel pijnen gepaard gaat. De auteur waarschuwt dat het met die groeipijnen nog alle richtingen kan uitgaan. Einde 2015 zijn de volgende presidentsverkiezingen en de rijzende ster die Evo Morales eens was, is aan het tanen. Ik laat de auteur hierover in het Engels aan het woord:
Since the electoral victory of December 2009 which delivered MAS its biggest majority yet, the population have been growing restless. From the conflicts in Caravani to the siege of Potosí, to the gasolinazo events of December 2010 and indigenous protest in July to October 2011 against a road through TIPNIS, it is clear that social unrest since 2010 has taken place in MAS heartlands, and that it had its root economic demands. It could be argued that the government must meet these demands during the current legislative session if it does not want to find itself on the wrong side of history. (p. 138)
Bolivia en het Westen
Bolivia, refounding the nation is een belangrijk boek in een voor vele lezers toegankelijke taal. Belangrijk omdat de auteur zeer goed geïnformeerd is over het land – ook van binnenuit – en op een zeer genuanceerde manier over zeer ingewikkelde processen van maatschappelijke veranderingen weet te schrijven. Zijn wetenschappelijke belangstelling voor thema’s die met revolutionaire ideologieën en radicale vormen van democratie te maken hebben, zal hieraan wel niet vreemd zijn. Voor een westerse lezer krijgt dit boek mijns inziens nog een meerwaarde omdat Kepa Artaraz er uitstekend in slaagt een ‘vertaling’ te maken naar de eigen situatie. Bolivia blijft daardoor geen ver-van-mijn-bed-show. Met de woorden van de auteur:
This book describes some of the political, social and economic events in Bolivia’s current process of change, and attempts to make sense of them for readers of the global north by politically ‘translating’ them, taking as its starting point what has been a southern epistemology to build a bridge of understanding with northern audiences. (p. 11)
Kepa Artaraz is uitstekend in zijn opzet geslaagd.